Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk proza
(1950)–J.A.M. Pulles– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk III
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarin het elementaire schema voorop staat en de partiële schema's volgen. Een algemeen vormkenmerk, dat boven de bijzondere vormeigenaardigheden der afzonderlijke elementen uitgaat, vinden wij in het aantal der partiële schema's, dat per samengetrokken zin voorkomt. Daarop baseren wij dan ook de hoofdindeling van dit hoofdstuk. Vervolgens rangschikken wij de zinnen naar de vorm van het elementaire schema, juist zoals wij dat in het voorgaande hoofdstuk gedaan hebben. Daar het elementaire schema bij de samengetrokken zinnen het uitgangspunt vormt waarop de gehele constructie voortbouwt, noemen wij het in dit geval liever het basisschema. Tenslotte ordenen wij dan de zinnen die van hetzelfde basisschema uitgaan, naar de verschillende vormen van de partiële schema's. Omdat deze partiële schema's niet, zoals de elementaire schema's, autonoom zijn maar defectieve vormen van die elementaire schema's, hebben wij voor hun vormen geen van te voren opgesteld systeem ontworpen; wij stellen die eenvoudig a posteriori vast. Bij de nu volgende exposé's en samenvattingen houden wij weer rekening met het secundaire vormkenmerk (enkelvoudig/samengesteld). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. Zinnen met één partieel schema. Exposé van het materiaal
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de laatste twee voorbeelden enige toelichting. In 709 begint de partiële zin met het partikel en, zodat deze ook te formuleren zou zijn met A.Vf.R. Maar op de in Hfst. II, § 11 (bij het schema S.M.Vf.R.) vermelde gronden beschouwen wij deze constructie als een variant van de vorm Vf.R. en plaatsen haar derhalve onder de voorbeelden van dit schema. In 1887 komt een zin voor, ingeleid door want. Deze zin hebben wij hier, op grond van de uiteenzettingen omtrent de vorm als criterium voor afhankelijkheid (vgl. Hfst. II § 10), als bijzin opgevat.
Evenals bij bijna alle voorbeelden van elementaire zinnen van de vorm A.S.Vf.R. (vgl. Hfst. II, § 15), blijkt ook hier weer een concessieve bijzin onmiddellijk aan de zinskern-in-rechte-woordorde vooraf te gaan.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook bij deze zin treedt het schema A.S.M.Vf., evenals in § 15 van Hfst. II, weer op onder de omstandigheid, dat in de Aanloop een ‘bijzin van verhouding’ voorkomt.
Bij één voorbeeld (558 M) begint de partiële groep weer met het partikel en.
De component A is hier weer het partikel en, zodat wij dit voorbeeld liever formuleren als (p) (Vf.S.R.-S.R. en het daarmede rangschikken onder de zinnen die uitgaan van het schema Vf.S.R. (7).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij 1595 merken wij op, dat de woorden alse wel, die de component M vormen, tezamen met het volgende alse dienen om de twee delen waaruit het Subject bestaat, nevenschikkend te verbinden. Daarom lijkt het ons beter de gehele passage: alse wel....volmaecte als Subject te beschouwen en de elementaire zin te formuleren als A.Vf.S. (6). Bij 732 en 842 is het mogelijk aan de partiële zin het karakter van een relatieve bepaling (ingeleid door ende) bij het Subject uit de elementaire zin toe te kennenGa naar voetnoot3). Op grond van de gang der gedachte, zoals die in de woordenkeus tot uitdrukking komt, en vooral op grond van de woordorde in de partiële zin, (het Vf. staat geheel vooraan, d.i. op een plaats, die onmiddellijk aansluit aan de plaats waar het Subject zou hebben gestaan indien het uitgedrukt ware) menen wij echter te moeten besluiten, dat wij hier wel degelijk met nevengeschikte partiële zinnen te doen hebben.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. Zinnen met één partieel schema. Samenvatting en conclusiesRekening houdend met de in de voorgaande § gemotiveerde verplaatsing van enkele voorbeelden naar een andere vormcategorie, kunnen wij voor de samengetrokken zinnen met één partiële zin de volgende frequentie-cijfers noteren. Daarbij maken wij weer een onderscheid op grond van het secundaire vormkenmerkGa naar voetnoot4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij willen hier aan deze cijfers alleen die conclusies verbinden welke betrekking hebben op de samengetrokken zin als geheel en voor zover hij uit twee elementen (elementaire en partiële zin) bestaat. Aan hetgeen er omtrent de vorm van deze elementen afzonderlijk valt op te merken, zullen wij pas onze aandacht besteden, als wij alle typen van samengetrokken zinnen, die in dit hoofdstuk aan de orde zijn, behandeld hebben. Binnen de aldus gestelde grenzen constateren wij dan vooreerst, dat het totale aantal samengetrokken zinnen met één partieel schema 6.8% van het volledige materiaal vertegenwoordigt. Dit betekent, dat dit zinstype, - tegenover de frequentie (47%) der elementaire zinnen, - betrekkelijk zeldzaam is. In verband met de algemene bouw merken wij op, dat er in de partiële zin in de regel geen vormcomponent optreedt, die niet reeds in het schema van de elementaire basis-zin voor komt. Slechts bij 17 voorbeelden, - de zinnen van de vorm (A.S.Vf.-Vf.R.) en (A.Vf.M.S.-Vf.R.), - vinden we in de partiële zin een component (i.c. de component R.) die ten opzichte van de elementen van de basis-zin ‘nieuw’ is. Dat wil dus zeggen, dat in het algemeen (87.4% van de gevallen) het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
combineren van inhoudseenheden zó geschiedt, dat in de uitdrukkingsvorm eenvoudig voortgeborduurd wordt op een eenmaal gekozen zinsschema. Slechts enkele malen (12.6%) komt het voor, dat van de aanvankelijk geconcipieerde vorm wordt afgeweken en de constructie volgens een ander patroon wordt voortgezet. En dit gebeurt blijkbaar dan nog alleen, wanneer het aanvankelijk schema niet door een R wordt afgesloten, - m.a.w. wanneer de elementaire zin niet eindigt op een wijze die wij als normaal voor deze zin hebben leren kennen. In deze omstandigheden biedt de partiële zin dan nog de - aangegrepen - gelegenheid om het geheel te beeindigen in overeenstemming met een regel, die niet alleen geldt voor de elementaire zinnen, maar op grond van het feit dat 131 (97%) van de samengetrokken zinnen eveneens sluiten met een groep Andere zinsdelen, ook voor dit zinstype van kracht blijkt te zijn. Verder zien wij uit de gegeven cijfers, dat de meest algemene vormen van de zinnen met één partiëel schema zijn: de vormen (S.Vf.R.-Vf.R.) (35.6%) en (A.Vf.S.R.-Vf.R.) (40%). Een derde figuur, die nog meetelt, is de vorm (A.Vf.S.-Vf.R.) (9.6%). Daar de structuureigenaardigheden waardoor deze en de overige vormen van dit zinstype gekenmerkt worden, gegeven zijn in de structuureigenaardigheden der beide elementen waaruit zij zijn opgebouwd, zullen wij eerstgenoemde nu niet nader bespreken. Zij komen aan de orde bij de behandeling van die afzonderlijke elementen die, - zoals gezegd, - aanstonds zal volgen als wij ook de overige typen van samengetrokken zinnen zullen hebben geanalyseerd. Voor wij daartoe overgaan willen wij nog even de cijfers uit onze tabel bezien welke betrekking hebben op het secundaire vormkenmerk. Wij onderscheiden daarin duidelijk twee frequentiegroepen; nl. e.e en e.s naast s.e en s.s, respectievelijk met 34.8% en 40.7% naast 12.6% en 11.9%. In het algemeen bestaan derhalve de samengetrokken zinnen òf uit twee enkelvoudige elementen of uit een enkelvoudige elementaire zin en een samengestelde partiële zin. En hieruit volgt weer, dat 75.5% of driekwart van deze zinnen begint met een enkelvoudige elementaire zin. Synthetiseren wij de cijfers voor de partiële zin, dan blijkt dat slechts 47.4% daarvan enkelvoudig is. De bijzinnen, die in een samengetrokken zin voorkomen, staan dus in de regel in de partiële zin. Wij wijzen er nog op, dat de afzonderlijke zinsvormen op dit punt nog al enige variatie te zien geven. Nader op deze bijzonderheden in te gaan, zou ons te ver voeren en bovendien: de geringe frequenties maken de basis voor een conclusie minder betrouwbaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij laten het dus hierbij en beginnen nu ons exposé van de overige typen der samengetrokken zinnen en hun vormen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. Overige samengetrokken zinnen. Exposé van het materiaalA. Zinnen met twee partiële schema's.
Bij 720 vinden wij in het tweede partiële schema weer niet de regelmatige vorm Vf.R., maar de variant (p) Vf.R. Bij 743 K. is dit het geval bij het eerste partiële schema.
B. Zinnen met drie partiële schema's.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. Overige samengetrokken zinnen. Samenvatting en conclusies.In de samenvattende tabel brengen wij weer de onderlinge plaatsing der enkelvoudige en samengestelde elementen in de afzonderlijke zinnen tot uitdrukking.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samengetrokken zinnen met meer dan een partieel schema brengen het alle tezamen tot nog geen 2% van het volledige materiaal. Zij tellen dus nauwelijks meer mee en we zullen er dan ook niet te veel woorden aan besteden. Wij willen alleen nog even wijzen op het feit, dat de frequentie-cijfers voor de afzonderlijke vormen van de zinnen met twee partiële schema's, wat het basis-schema betreft, op verkleinde schaal vrijwel hetzelfde verhoudingsbeeld te zien geven als bij de zinnen met één partieel schema. (Men vergelijke de frequentie van de basis-schema's S.Vf.R., A.Vf.S. en A.Vf.S.R. Deze zijn resp. 55, 13, 57 en 12, 3, 11). Ook met betrekking tot het invoeren van een ‘nieuwe’ factor in het partiële schema en het afsluiten van de gehele constructie met een Rest bieden de samengetrokken zinnen met meer dan een partieel schema geen nieuwe gezichtspunten. De conclusies, in § 24 op grond van deze primaire vormkenmerken getrokken omtrent de vormgeving bij de samengetrokken zinnen met één partieel schema, blijken dus voor alle typen van samengetrokken zinnen van kracht. Vervolgens vragen wij nog even aandacht voor het verschijnsel, dat bij het toevoegen van meer dan één partieel schema aan het basisschema in op een na alle gevallen steeds hetzelfde partiële schema herhaald wordt. Tenslotte nog iets omtrent het secundaire vormkenmerk. Op dit punt hebben de zinstypen met twee, drie, vier of vijf partiële schema's ieder hun typische eigenaardigheden. Bij twee partiële schema's zien wij de combinaties e.e.e, e.e.s en s.e.s op duidelijke wijze naar voren komen. Dit vestigt onze aandacht op iets wat nog wel de moeite waard lijkt om er even bij stil te staan: de verhouding enkelvoudig/samengesteld zoals die zich voordoet in het 1e, 2e en 3e element (= elementaire zin, 1e partiële zin, 2e partiële zin) van de gehele constructie. Ofschoon zij in de totaalcijfers van de zojuist genoemde combinaties reeds in hoofdzaak is vastgelegd, willen wij deze verhouding toch nog even systematisch onderzoeken. Wij vinden dan:
Als er bijzinnen in een samengetrokken zin met twee partiële schema's voorkomen, staan deze dus meestal in het laatste constructie-element. Vervolgens komt het eerste element, - de elementaire zin, - in aan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merking als plaats voor het opnemen van bijzinnen, terwijl het middelste element het minst in trek blijkt te zijn bij het aanbrengen van complicaties in de vormgeving. In zoverre het laatste element in meerdere mate samengesteld is dan het eerste, zien wij hier dezelfde neiging werkzaam als bij de samengetrokken zinnen met één partieel schema. Bij drie partiële schema's valt er niet veel meer met zekerheid vast te stellen. Misschien zouden wij kunnen zeggen, dat deze constructies bij voorkeur geheel enkelvoudig worden gehouden. Bij vier en vijf partiële schema's kunnen wij niet anders doen dan de feiten voor kennisgeving aannemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. De gezamenlijke samengetrokken zinnenAls wij nagaan van welke elementaire schema's de samengetrokken zinnen uitgaan, vinden wij de volgende cijfers (in de kolom Totaal maken wij een onderscheid tussen enkelvoudig en samengesteld):
Dat de vormen S.Vf.R. en A.S.Vf.R. tezamen weer in 144 van de 172 voorbeelden (83.8%) het uitgangspunt van de constructies vormen, is geheel in overeenstemming met onze bevindingen in hoofdstuk II; dat ieder van deze vormen in gelijke frequentie voorkomt, eveneens. Maar ten aanzien van de vorm A.Vf.S. is er een duidelijk verschil. Als basis-schema komt deze vorm in 18 of 10.5% van de voorbeelden voor de dag. Bij de elementaire zinnen vonden wij het in slechts 2.1% van de gezamenlijke voorbeelden. Dit voert ons tot de conclusie, dat er bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samentrekking een lichte tendens aanwezig schijnt om de partiële zinnen onmiddellijk te doen aansluiten aan de zinskern van de volledige zin. Om dit te bereiken worden dan de Andere zinsdelen van de volledige zin als Aanloop vooraan geplaatst. Het gevolg hiervan is een toename van constructies met het kenmerk Aanloop bij de samengetrokken zinnen, ten opzichte van de elementaire zinnen (57.6% naast 53.6%). Verder hangt hiermede samen het in § 24 besproken verschijnsel van de invoering van een nieuwe factor in de partiële zin. Ten aanzien van het secundaire vormkenmerk merken wij op, dat de gezamenlijke elementaire schema's als basis-schema's 133 maal enkelvoudig zijn naast 39 maal samengesteld, dat is dus 77.3% naast 22.7%. Ruim drie vierde van de samengetrokken zinnen wordt derhalve enkelvoudig opgezet. Als wij ons herinneren, dat de elementaire zinnen als zodanig voor 31.5% enkelvoudig en voor 68.5% samengesteld waren, dan blijkt deze verhouding bij elementaire zinnen als uitgangsconstructie voor samengetrokken zinnen wel geheel anders te zijn! Na de samengetrokken zinnen bekeken te hebben van de kant van het basis-schema, wenden wij ons thans naar de partiële schema's. Wij beginnen met het aantal partiële schema's per samengetrokken zin. In de zojuist gegeven tabel zien wij, dat er 135 zinnen zijn met één partieel schema, 27 met twee, 8 met drie, 1 met vier en 1 met vijf. Dit is een volkomen normaal verloop, dat in procenten uitgedrukt er als volgt uitziet: 78.5%, 15.7%, 4.7%, 0.5%, 0.5%. In het algemeen beperkt zich bij samentrekking de uitbreiding tot een enkele partiële zin. De cijfers voor de afzonderlijke vormen der partiële schema's zijn de volgende:
Vonden wij, bij de uitgesproken prominentie van bepaalde vormen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij de elementaire zinnen nog een tweetal constructies die de overige in aantal verre overtroffen, - bij de partiële zinnen treffen wij er slechts één aan die met een frequentie van 94.1% ver boven alle andere uitsteekt. Het is de vorm Vf.R., die ‘de’ vorm van de partiële zin blijkt te zijn. Dit betekent, dat bij uitbreiding van een gesloten volledige groep zinsdelen bijna altijd een nieuw verbaal praedicaat met een of meer bepalingen wordt toegevoegd. Ten opzichte van de zinsinhoud wil dit zeggen, dat er bij uitbreiding of voortzetting van de gedachte bijna altijd iets nieuws gezegd wordt omtrent eenzelfde onderwerp. Het enkele voorbeeld van de vorm A.Vf. en de twee voorbeelden van de vorm Vf. vormen nog een kleine accentuering van deze psychologische situatie. Uitbreiding van de zin met een nieuw Subject komt slechts 9 maal voor. Dat hetzelfde gezegd wordt over een ander onderwerp dan waarover men het zojuist gehad heeft, blijkt dus een zeldzaam verschijnsel te zijn. De vormen A.Vf., Vf. en S. komen tezamen 4 maal voor onder de constructies met één partieel schema, de vorm Vf. bovendien nog 1 maal als eerste partieel schema in een constructie met twee partiële schema's. Een constructie van de vorm Vf.R., S.R. of Vf.S.R. komt derhalve in 168 van de 172 voorbeelden (97.7%) aan het einde van de samengetrokken zin te staan, hetgeen betekent, dat 97.7% van de zinnen van dit type afgesloten worden door een Rest. In dit opzicht stemmen zij dus volkomen overeen met de elementaire zinnen, die voor 93.7% met een Rest eindigen. Verder treffen wij onder de vormen der partiële schema's er slechts één aan, die met een Aanloop begint. Dat wil dus zeggen, dat er vrijwel nooit Andere zinsdelen vóór de zinskern van de partiële zin geplaatst worden, m.a.w. in een samengetrokken zin sluit de partiële zin in de regel onmiddellijk met zijn kerngedeelte aan bij de basis-zin. Met betrekking tot het secundaire vormkenmerk vinden wij, dat van de 222 partiële zinnen er 113 enkelvoudig en 109 samengesteld zijn, d.i. resp. 50.9% en 49.1%. Naast de verhouding 77.3% tegenover 22.7%, die wij bij de basis-zinnen vonden, blijken dus de partiële zinnen ongeveer twee maal zo vaak samengesteld te zijn als de eerstgenoemde. Hoe het staat met de verhouding enkelvoudig/samengesteld in samenhang met de plaats van de partiële zinnen (2e, 3e etc. element in de samengetrokken zin) hebben wij reeds besproken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte dan constateren wij, als laatste uitkomst van deze §, dat de gezamenlijke samengetrokken zinnen 8.6% van ons volledige materiaal vertegenwoordigen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. Individuele aspectenBij het geringe aantal der samengetrokken zinnen beperken wij ons bij de behandeling van het persoonlijk taalgebruik tot een vergelijking van de percentages dezer zinnen per individuele tekst zowel onderling als met het algemene percentage. Gelijk vanzelf spreekt maken wij daarbij gebruik van dezelfde teksten als in hoofdstuk I.
Ook nu weer wijzen deze cijfers duidelijk op een sterke differentiatie in de voorkeur ten opzichte van bepaalde constructies bij de verschillende auteurs. |
|