Medenblicker scharre-zoodtje
(1650)–Hendrick Jansz. Prins– AuteursrechtvrijStem: Ach droom! Hoe quelt ghy mijn gedachten.
O Vriendt! Hoe roer je my de sinnen:
Ben ick soo schoon? Het is van
| |
[pagina 98]
| |
u beminnen
15[regelnummer]
't Is uw' gloedt, Die het doet,
Dat ick u behaghe. Vw' gemoedt,
Is de vloedt Van het goedt,
Dat ick u kan immermeer op-drage.
Des ick u begroete moet, Als een Hof-fonteyne soet:
Want sonder uwe vocht al d'Hoven klaghen.
2.
O Put van 't levendige Water,
Wat voor gewas in u Gemeynte stater?
Dat uw' nat niet bespat ende vruchtbaer maket?
Vw' gevloeyt 't Hof besproeyt Dat het groeyt,
| |
[pagina 99]
| |
Dat het na het soete bloeysel haket.
Ghy zijt als de Libanon,
Die met uwe versche bron
Het Godes Israël geheel beraket.
3.
16[regelnummer]
Ontwaeckt ghy Noorde-windt en swaeyet;
Kom Zuyde-wint, en mijnen Hof doorwaeyet,
Dat de plant Sijner hant Hebbe goede luchten:
Dat mijn Hof, Hebbe stof, Ende lof
Van de schoone lieffelijcke vruchten:
Die mijn alderliefste Lief
Moghen geven sulck gerief,
Dat hy eet sijne vrucht al sonder suchten.
|
|