Medenblicker scharre-zoodtje
(1650)–Hendrick Jansz. Prins– Auteursrechtvrij
[pagina 94]
| |
Stem: Yets moet ick u Laura vragen.1[regelnummer]
KOm Vriendin u vry vertoonen,
Ghy zijt schoonder dan de Schoone,
Schoon is u het aengesicht:
Als der Duyven beyd' uw' oogen,
Tusschen uwe vlechten toogen,
Kuysch en zedigh in het licht.
| |
[pagina 95]
| |
2.
Vwe hayren mogen pleyten
Teghen wel-geweyde geyten,
Op het Gileadse groen:
Vwe kennis, uw' belijden,
Fijn en suyver over-schrijden
Aller huychelaren doen.
3.
2[regelnummer]
Vwe tanden die begapen
't Ziele voedtsel, als der Schapen
Wel-geslepen tanden fijn
Wit ghewasschen, af-geschoren,
Brengen dubbel vrucht te vooren,
Nimmer jongheloos en zijn.
4.
3[regelnummer]
Vwe lippen, als Scharlake,
Maecken cierigh uwe sprake,
Datse tot het herte gaet.
Vwe schaemte-roode wanghen
Onder uwe vlechten hanghen
Als een door-gesne'en Granaet.
5.
4[regelnummer]
Vwe hals gelijck een Tooren
Tot de Wapen-tuygh verkooren,
Toont uw' onvertsaeght ghemoet.
Daer zijn Schilden, en Rondassen,
Die den Helden soo wel passen
Dat de vyandt struyckel-voet.
6.
5[regelnummer]
Uwe schoone volle borsten,
Daer gheloovige na dorsten,
Van het Oud' en Nieu Verbondt,
Zijn als Tweelinghs alle beyde,
Die d'er onder Lelys weyden
Van een Rhee, te deser stondt.
| |
[pagina 96]
| |
7.
Maer mijn schoone, mijn getrouwe,
Wacht je naer het Bruyloft houwe?
Hoor mijn seggen, sonder ergh,
6[regelnummer]
Tot de dagh sal zijn gekomen,
En de schaduw' wegh-genomen,
Gae ick tot de Mirrhen-bergh.
8.
Ick sal in den Hemel woone,
7[regelnummer]
Daer sal ick uw' schoonte toone,
Sonder sonderlijck ghebreck.
Daer sal ick u wonder nette
Voor mijn Hemels-Vader sette,
Sonder rimpel ende vleck.
9.
Van des Werelts vier ghewesten
Sal ick u vergaren, vesten,
8[regelnummer]
Van de Joodtse Grensen af,
Van de wooninghen der Leeuwen
Die u deden schreyen, schreeuwen,
Lossen met den Herdes-staf.
10.
9[regelnummer]
Mijne Suster, mijne Vrome,
My hebt ghy het hert ghenomen,
Met het ooghe van Geloof,
Met dien heyligh Geeste-keten
Om uw' witten hals gheseten:
Lieve Schoone, kom ten Hoof.
11.
10[regelnummer]
O hoe schoon is uwe minne,
Die mijn Ziele roert van binne!
Hoe veel beter dan de Wijn?
Hoe veel soeter d'Oly-salven
Die ghy hebbet mijnen 'thalven,
Dan de speceryen zijn?
| |
[pagina 97]
| |
[12.]
11[regelnummer]
Siet de woorden uwer lippen
Die van uwe tonghe slippen,
Zijn ghelijck een Heunigh-ton;
En de reuck van uwe kleeren,
Vwe wandelingh met eeren,
Als de reuck van Libanon.
13.
12[regelnummer]
Lieve Suster, uw' schaprade
Is vervullet met ghenade,
Als een af-ghesloten Hof.
Ghy zijt als een wel-Fonteyne
Toe-gezeghelt, suyver reyne,
Van der Goddeloosen stof.
14.
13[regelnummer]
Ghy zijt als een Paradijsje,
Met uw' scheuten, 't jonghe rijsje,
Van Granaten Ed'le vrucht:
14[regelnummer]
Cyprus, Nardus, Myrh, Caneelen,
Calmus, Wieroock, and're steelen,
Geven daer een soete lucht.
|
|