De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd201CARY PRINS Korte karakteristiekGa naar voetnoot610 Het meeste van wat ik wist over Ary Prins heb ik neêrgelegd in enkele boekbeöordeelingen en in een na zijn dood geschreven biographische schets, voorkomend in mijn Gedenkschriften. Iets sterks, iets stelligs, iets fels en iets scherps kwam voor zoowel in zijne gelaatsvormen en -kleuren als in zijne werken, namelijk in de wijze van componeeren. Hij was een en al goedheid en hulpvaardigheid, maar die hoedanigheden bevonden zich ónder zijne wilskracht, voortvarendheid en alles be-treffende opmerkzaamheid. Hij had in zijn kop iets van dat precies omgrensde en diep gekleurde, dat met den middeneeuwschen stijl overeenkwam, van familiewapens en brevierboekeninitialen. Bijna altijd zeer bleek, maar soms ook met een wonderlijke blos. Ik heb geen tweeden letterkundige gekend, die dermate uitmuntte in het gewone, - namelijk niet met ethische of andere humanitaire bedoelingen door- | |
[pagina 332]
| |
vlochten - beurszakelijke èn in het op de spits gedreven exclusieve en selectieve in de kunst. Na een dag van onafgebroken kantoor-conferenties, juridisch-commercieele en organisatorische, beurs-lunchgrappen en beurs-handels-kwiekheid, kwam hij den huiselijken familiedisch praesideeren, om vervolgens, - op de avonden na, die aan het uitgaan, in Hamburg, besteed werden, - op zijn studeerkamer met al die middeneeuwsche èn modern-Parijsche kunstwerken - rookend een, sterke wakkerheid gaande houdende, zware havannah, zijn met de grootste inspanning als geestelijke calligraphieën met de pen in woorden geteekende kunst-stukken te maken, van wie hij niet scheidde eer waarlijk bereikt was het perfecte, dat hem voor den geest stond. Hij was niet een koopman, wiens liefhebberij hem daarbij zelf nog wat aan kunst deed doen; maar hij was van nature een kunstenaar, die er dat koopmanschappelijke bij deed, en omdat hij de vermogens, die hem als kunstenaar eigen waren, kon aanwenden in het koopmanschappelijke zooals het dáár behoorde, had hij niet een betrekking, maar was de stichter van een groot kantoor, begonnen met een of twee en opgevoerd tot een personeel van een twintig- of dertigtal medewerkers. L. van Deyssel. |
|