De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
201D
| |
[pagina 333]
| |
De kennis der kunst-wording, voor zoo ver die kunst-wording is uitgedrukt in het kunst-werk, is dus een zeer belang-rijk, maar secundair, accessoire, en zoude aangevuld moeten worden door kennis aangaande de geestesbewegingen in den kunstenaar. In alle kunstenaars samen hebben zich dus een groot, maar beperkt, aantal geestesbewegingen voltrokken. De een was zóo geörganiseerd, dat geestes-verheffing no. 10 gedurende zes maanden zich dagelijks vier uur lang in hem kon voordoen; de ander zóo, dat extaze no. 4 zich gedurende twee dagen een kwartier lang voordeed.
Een der afdeelingen van de letterkundige kritiek, waarin ik gaarne geärbeid zoû zien, is door het volgende voorbeeld te kennen te geven. In den letterkundigen Atlas van Poelhekke vindt men de wording eener bladzijde uit het werk van Ary Prins afgebeeld, door dat deze bladzijde, in het handschrift van den auteur, in zes verschillende, bij deze wording elkaâr opvolgende, texten is weêrgegeven. Nu zoû mij gewenscht voorkomen, dat men de veranderingen, door den auteur telkens aangebracht, overdácht en trachtte uit te maken, wáaróm hij déze bepaalde woorden van text no. 1 veranderd heeft in díe bepaalde woorden van text no. 2. Op deze wijze is namelijk o.a. een natuurkundig inzicht in Prins' kunst-opvatting en kunst-idealen te verkrijgen. De moeilijkheid bij dergelijke ont-ledende text-kritiek is echter, dat het mogelijk is, die kritiek geheel valsch te doen zijn, zonder dat het mogelijk is, die valschheid aan te toonen op andere wijze dan door uitspraak tegenover uitspraak en gezag tegenover gezag te plaatsen.
Prins zal, bij voorbeeld, in text no. 1 geschreven hebben: ‘nietige boomen’. In text no. 2 heeft hij deze woorden veranderd in: ‘armelijke boomen’. Nu is de vraag: waarom? Waarom vond hij ‘armelijke boomen’ beter dan ‘nietige boomen’?.
De beöordeelaar zal deze verandering uitleggen zóo, dat een tweede beöordeelaar het daarmede geenszins eens is en een geheel andere uitlegging heeft. Bij een als aanwezig veronderstelde, groote mate van kunstkennis nu, is, door aan-houdende studie, uit te maken, het volstrekt wetenschappelijke zeer naderend uit te maken, welke der twee beöordeelaars het juiste inzicht heeft. Men zal, om te beginnen, bij Prins hebben opgemerkt, dat, in 't algemeen, het hem meer om de plastiek dan om het rhythme te doen is. Hij heeft dus, zeer waarschijnlijk, ‘nietige’ niet veranderd in ‘armelijke’ om dat dit, op de een of andere wijze, het acoustisch gehalte van de taalbeweging in waarde deed stijgen; maar om dat het ‘armelijke’, - ofschoon, in dit geval, noch ‘nietig’ noch ‘armelijk’ vol-plastische woorden zijn zoo als ‘dik’ of ‘rood’ - in de verbeelding duidelijker de plastiek-bedoeling bracht dan het ‘nietige’. Een nietig hondje kan een fijn, kostbaar, goed onderhouden, hondje zijn, | |
[pagina 334]
| |
terwijl een armelijk hondje veeleer een vuil hondje, met kale plekken, van onedel ras is. Het woord ‘armelijk’ bij de boomen deed de boomen meer de waarde van iets menschelijk-, althands zoölogisch-levends aannemen, en versterkte de dracht van treurigheid bevorderend te zijn, die zij in het landschap moesten hebben.
Zulke gedachten te hebben en aan te teekenen, reken ik tot de studie van texten, zoo als die hier bedoeld wordt. |
|