De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
82Baarn, 13 November 1893 Amice, Met veel genoegen je brief ontvangen. Ik hoop nu dat je werkelijk over een vijf weken mij zult komen bezoeken. De hoop je nú nog te zien had ik eigenlijk al opgegeven, wel veronderstellende, dat je weder naar Hamburg waart teruggekeerd. Het is bizonder aangenaam voor mij geweest in Den Haag kennis te makenGa naar voetnoot408 met je aanstaande vrouw en je ouders. Ik heb zeer de hartelijkheid van den ontvangst ten hunnent op prijs gesteld. - Dat je nu niet bijster werken kunt, kan ik mij goed begrijpen. Dat zal na deze overgangsperiode weêr beter gaan. Met genoegen las ik je bijdrage in het laatste nummer van den Nieuwen Gids.Ga naar voetnoot409 Dit is, niet waar, waar je later het onbewust er binnengeslopen rhythme hebt uitgehaald. Op een enkele plaats is het er nog in gebleven maar mijns inziens in 't geheel niet verstorend de generale stijl-impressie. Op talrijke plaatsen worden rijmen gevonden. Toch is dit, dunkt mij, zeker: dat de plastiek wèl vaart bij de afwezigheid van rhythme en rijmen. Daar waar geen rijmen zijn is de plastiek beter. - Ik begrijp eigenlijk niet goed hoe het in elkaâr zit: want ik meen mij ten stelligste te herinneren dat in de eerste regelen van dít gedeelte van Dragamosus eerst ook rijm en rhythme was, en dat je het later veranderd hebt. - Ofschoon ik niet langer dan enkele uren per dag kan werken, schiet mijn vertaling van Akëdysséril goed op en als het een beetje meê loopt zal alles voor 1 December klaar zijn. Ook ben ik aan het omwerken van een soort gedicht in proza,Ga naar voetnoot410 even vóor mijn ziekte gemaakt, en dat ik nu ook weldra denk te doen verschijnen. - De opwinding over den N.G. is hier ten top gestegen. De heele journalistiek bemoeit er zich meê. Het Handelsblad gaf er twee hoofdartikelen overGa naar voetnoot410a en het Weekblad deze week een buiten-text-plaat en een dramatische parodie. - Daar Kloos een van mijn oudste en beste vrienden is, daar ik hem den grootsten dichter vind (wat helaas, ook naar mijne meening, niet blijkt uit de gedichten | |
[pagina 176]
| |
der laatste aflev.), daar buiten-dien zulk gekijf afhoudt van de seriëuze beschouwing der internationale literatuur, - zoo houd ik mij er buiten en vind dat het eenige wat ik doen kan is: dat alles vreeselijk jammer vinden èn: zwijgen. Het allerbedenkelijkste is wel de uitval tegen Gorter om dat m.i. een leider der literatuur niet zoo essentiëel en principiëel het tegenovergestelde kan zeggen van wat hij pas beweerd heeft zonder duidelijk te laten blijken dat hij zelf zeer goed weet dat hij veranderd is en zonder die verandering breed te motiveeren. Gebeurd is er, voor zoover ik weet, in de laatste maanden niets. Ik vermoed dat Kloos het ongepast vond deze hevige dingen te uiten zoo lang v. Eeden in de redaktie was. Pet is Tideman, Van Peutem is Van Eeden, Sterke Joris is vermoedelijk Gorter. Vers IX van Kloos is, - naar ik, maar niet van hem zelf, hoor, - gemaakt op een kommissaris van politie in een provinciestad, die hem en Boeken eens heeft gearresteerd.Ga naar voetnoot411 - Ik ben er zeer benieuwd naar hoe het nu gaan zal. Veth, v. Deventer, en, naar ik hoor, ook v. Looy zijn er uit, behalve de door jou opgenoemden. Blijven over: Diepenbrock, Delang, Boeken, Stella Violantilla,Ga naar voetnoot412 Henriette v. d. Schalk, Roosdorp,Ga naar voetnoot413 de laatste drie zijnde de jongste generatie met Tideman. De studentikoze opschriften als: ‘Jan den Schenner Het boek der verdommenis’ en de typografische effekten in het zelfde artikel behagen mij niet zeer. Er is iets onwaardigs aan de laatste aflevering. - Nu, wij zullen wel zien. Dus tot in 't laatste van December. Vele groeten van t.t.
|
|