De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd35Luxembourg Belge
Waarde Heer, Ik dank U zeer voor Uw brief. Uw brief heeft mij zooveel genoegen gedaan, dat ik hem zoo graâg dadelijk had beändwoord, maar ik ben, hoe rustig ik het hier ook heb, in den laatsten tijd letterlijk overstelpt met literaire en huishoudelijke druktes. Deze maand nog moet er een roman van mij verschijnen, getiteld: De Kleine Republiek, twee deelen, ik krijg meerdere proeven en revizies per dag en moet de allerlaatste bladzijden zelfs nog schrijven. Het is moeyelijk voor mij om in de ‘stemming’ te komen. Daar breng ik telkens een paar uur meê zoek, zoo dat U begrijpt, dat 'et een tobben is van belang. Buiten-dien moet mijn vrouw bevallen, en dit entraineert ook allerlei druktes. Deze, voor U onbelangrijke, bizonderheden, om mij te verontschuldigen, dat ik mij zelf displezier moest doen met U niet eerder te andwoorden. U schrijft mij al te vleyend over mijn roman Een Liefde. Het oordeel van U, die geen reden kunt hebben om niet geheel oprecht tegen mij te zijn, is mij daarom dubbel waard. Toch geloof ik dat er eenige hoffelijkheid onder door loopt, want de niet geringe aanmerkingen, die ik mij zelf zeer goed bewust ben dat er op het werk te maken zijn, zult gij, al lezende, stellig ook wel gemaakt hebben. Ik heb over Een Liefde vier jaar geschreven, dat wil zeggen, met groote tusschen-poozen van luiheid, de korrektie heeft nog twee jaar in beslag genomen.Ga naar voetnoot180 Mijn heele literaire ontwikkeling heeft plaats gehad terwijl ik dat werk | |
[pagina 81]
| |
schreef, en het eerste deel, dat de meeste journalisten het best gevonden hebben, heb ik in 1881-82 geschreven, toen ik nog lang niet half literair ontwikkeld was. De ongelijkmatigheid van het werk is dan ook, dunkt mij, de groote algemeene fout. Ik heb er overigens veel meer plezier van en succes meê gehad, dan ik verwachtte.
U is zoo vriendelijk U ook Menschen en Bergen te herinneren, een roman, waar ik ook al lang meê bezig ben. Als de Redaktie van den Nieuwen Gids bij haar voornemen blijft, zullen de eerste hoofdstukken van Menschen en Bergen waarschijnlijk in de a.st. februari-aflevering verschijnen.Ga naar voetnoot181 Mag ik U nu ook eens herinneren, dat U mij in der tijd schreeft Een Liefde in de Revue Indépendante te zullen beöordeelen? Ik moet U nog wel mijn exkuzes maken, dat ik U geen prezent-ex. van Een Liefde heb doen toekomen,Ga naar voetnoot182 maar het aantal ex., dat ik tot mijn beschikking had, was zoo gering, dat ik mijn beste literaire vrienden heb moeten overslaan.
U schrijft, dat U U met mijn meening over La Terre niet vereenigen kunt en b.v. l'Assommoir veel hooger stelt. U zoû mij veel plezier doen als U mij nog eens schreef en dan die voorkeur motiveerde. Want ik herinner mij, dat Uw motiveering, waarom U Germinal beter vond dan Happe-Chair van Camille Lemonnier, eens op een avond ten huize van Willem PaapGa naar voetnoot183 uitgesproken, dadelijk in stilte door mij is begrepen en aanvaard.
Het werk van Rosny, waarover U schrijft, ken ik niet, maar ik zal zien het te lezen te krijgen. Ik ben ook aan het voorbereiden van een uitvoerige studie over al die jongere fransche prozaïsten, maar ik moet U eerlijk bekennen, dat ik den indruk krijg, dat er zoo veel ‘talentvolle’ jongere fransche schrijvers zijn, | |
[pagina 82]
| |
en dat de literaire ‘evoluties’ elkaâr met zulk een snelheid opvolgen, dat het ten eerste moeilijk bij te houden is, en dat het ten tweede eenigszins ontmoedigend werkt als men zelf iets in zijn eigen land wil doen. Wat is Uw meening over KahnGa naar voetnoot184 en Barrès?Ga naar voetnoot185 Kent U Camille de Saint-Croix?Ga naar voetnoot186 Van dien laatsten schrijver heb ik gelezen: ‘Une mauvaise aventure’, dat ik een heel interessant boek vind, heel anders dan de naturalisten en ook heel anders dan de suggestivisten of hoe moet men ze noemen? Iets kouds en hards, maar met den ijzer- en houtklank van het proza van Saint-SimonGa naar voetnoot187 en Stendhal.Ga naar voetnoot188 Om heel oprecht te zijn, moet ik U zeggen, dat ik Uw schets van het roode huis en de roode baardGa naar voetnoot189 niet begrijp. Ik merk en begrijp dat 't iets anders is dan een zuiver-wetenschappelijke psychologische bijdrage, maar voelen, de emotie er van namelijk, doe ik niet. Wel de schets van den droom met stoomboot-gefluit en paardengetrappel,Ga naar voetnoot190 ook de schets van het Commercial-hotel,Ga naar voetnoot191 - die hebben | |
[pagina 83]
| |
mij veel genot gegeven, maar die van het roode huis kan ik niet begrijpen. Kan U mij niet op den weg helpen?
Maar ik zoû al te uitvoerig worden, en wil mij liever, als U 't vergunt, het plezier voorbehouden U later nog eens te schrijven. Hoor ik spoedig ook weêr eens iets van U. Ik beveel mij daarvoor zeer aan, want nu, hier, is het ontvangen van brieven van literaire vrienden mij dubbel aangenaam. Met bekende gevoelens verblijf ik Uw toegenegen
|
|