De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd36Hamburg 25 Octr. '88
Waarde Heer, Het heeft mij heel veel genoegen gedaan, weder eens van U te horen, en ik bedank U wel voor uw uitvoerig schrijven, waarop ik ook maar eens spoedig antwoord. Ik heb waarlijk niet getracht hoffelijk in mijn oordeel over Een Liefde te zijn. Hetgeen ik U heb geschreven is werkelijk mijn overtuiging, die bij herlezing van brokstukken - hetgeen ik dezer dagen heb gedaan, niet gewijzigd is geworden. Nu weet ik wel, dat er aanmerkingen op het werk zijn te maken, maar deze verdwijnen voor mij in het geheel. Daarbij ben ik van meening, dat er wel degelijk rekenschap mede moet worden gehouden, dat Een Liefde het eerstgeschr. prozawerk der jongere Nederl. litteratuur is. Hiermede bedoel ik niet, dat ik daardoor tot groote welwillendheid gestemd ben geworden, maar wel, dat ik het een groote verdienste van U vind, ‘une oeuvre de longue haleine’ in Holland te hebben geschreven, toen niemand er zelfs in de verste verte aan durfde denken zoo iets te kunnen maken. U schrijft mij over mijn kritiek van Een Liefde, zeker zou die al lang in het fransch verschenen zijn, als het groote bezwaar niet was, het manuscript vertaald te krijgen, want 't zelf in zuiver fransch te schrijven, gaat mijn krachten te boven. Bovendien komt daarbij, dat ik in den laatsten tijd wat huiverig ben geworden als kriticus optetreden. - Ik heb geen moed meer mijn oordeel te laten drukken, en daardoor komt, dat het mij, als ik een kritiek schrijf, slecht van de hand gaat. Ik voel mij precies als een Meneer, die in groot gezelschap een redevoering moet houden. Alleen, kalmpjes op zijn kamer in zijn huisjasje weet ie wat te zeggen, maar als ie in zwarte rok boven alle hoofden uitkijkt, is ie bang verkeerdheden te zeggen, en weet zich niet goed uit te drukken. - U zult misschien hierom lachen, maar 't is heusch zoo. Ik verzeker U echter, dat ik uw werk of liever werken niet zal vergeten, | |
[pagina 84]
| |
daarvoor hebben ze mij te veel pleizier gedaan. Ik heb reeds aanteekeningenGa naar voetnoot192 liggen en op een goeyen dag werk ik die bepaald eens uit. Wilt het intusschen verontschuldigen, dat ik mijn belofte nog niet gehouden heb. U vraagt mij mijn oordeel over La Terre te motiveeren. Gaarne zou ik dit mondeling doen, maar daar er vooreerst wel weinig kans is, dat wij elkaâr spreken, zal ik het schriftelijk beproeven. - Voornamelijk prefereer ik L'Assommoir boven La Terre omdat het artistieker geschreven is. - Hieruit moet U niet opmaken, dat ik een decadent wil zijn, want ik vind bijv. de beschrijvingen van Hugo in de Travailleurs de la MerGa naar voetnoot193 prachtig, alhoewel Hugo volstrekt geen verfijner is. - Legt U de beide werken maar eens naast elkaâr, dan zult U het onderscheid bemerken. Zelfgesmeede woorden, verrassende uitdrukkingen, waarvan L'Assommoir overvloeit komen veel minder in La Terre voor. - Vergelijkt U bijv. eens de taal der werklieden met die der boeren. De eerste is typig ‘echt’, de laatste in dit opzicht veel zwakker, minder scherp bestudeerd. - Verder houden de boeren redeneeringen over kapitaal, arbeid, grond, die veel te logisch in elkaâr zitten om ‘goed’ te zijn. - Zondigt Zola ook niet tegen de realiteit als hij boeren, die hij te Medan heeft bestudeerd in een andere streek plaatst, en wel in de Beauce? In hoever Zola hierdoor onjuist is geweest, kunnen wij vreemdelingen moeielijk beoordeelen, maar dat hij daardoor afbreuk aan de werkelijkheid heeft gedaan is zeker, evenzeer als bijv. een holl. artist, die Noordhollandsche boeren in het Zeeuwsche platteland wilde verplaatsen. Is ook het winden latenGa naar voetnoot194 van Jesus-Christ wel juist? - Niet alleen, dat dit opeens midden in het boek aanvangt en dan een geweldige plaats inneemt, maar is het wel waar dat boeren uit grappigheid winden laten. - Zij doen dit onver- | |
[pagina 85]
| |
schillig als iets gewoons, zooals wij onze neus snuiten. - Ik verzeker U dat dit zoo is, zoowel in Holland als in Frankrijk. Is ook het einde met al die moorden en ongevallen niet vreeselijk romantisch? Neen, ik voor mij lees liever Zola's vroegere werken als La Faute de l'Abbé Mouret, L'Assommoir etc. dan Le Rêve, La Terre of L'Oeuvre. U vraagt mij hoe ik Kahn en Barrès vind - en ik moet U ronduit zeggen, dat ik met hun werk niet erg dweep, evenmin als met hetgeen Moréas,Ga naar voetnoot195 Ghil,Ga naar voetnoot196 Paul AdamGa naar voetnoot197 en anderen, die tot de ‘voorhoede’ behooren schrijven. - Ik vind bijv. dat Kahn heel weinig originaliteit heeft, een zwak artist is, en deze gebreken onder een hoogdravende duisternis en gewrongen taal tracht te verbergen. Zij imiteeren allen in hun taal Mallarmé,Ga naar voetnoot198 die niemand kan lezen. | |
[pagina 86]
| |
Het laatste werk van Barrès Sous l'oeil des BarbaresGa naar voetnoot199 ken ik echter niet, zoodat ik daarover niet kan oordeelen. - De titel is echter wel goed. Une mauvaise aventure van Camille de St. Croix vond ik ook een interessant boek. Zijn ContemplerGa naar voetnoot200 heb ik echter niet gelezen, met uitzondering van de voorrede, waarin de schrijver van zijn opgeblazenheid een hemeltroon maakt, waarop hij gaat zitten om de onder hem krioelende litteratuurrichtingen te beoordeelen. Van al de jongere franschen vind ik Rosny verreweg de knapste. - Jammer dat hij thans echter zoo knoeit. - Tous Quatre van Margueritte is ook wel een fijn boek.Ga naar voetnoot201 Hebt U in de laatste aflevering der Rev. Ind. het stukjeGa naar voetnoot202 van Maurice de Fleury gelezen. Dit vind ik wel origineel. Het doet mij plezier, dat mijn twee laatste schetsjes in de N.G. U wel bevallen. Ik hecht steeds veel aan uw oordeel, en daarom zult U mij veel genoegen doen met mij altijd maar ronduit te zeggen hoe U mijn werk vindt. - U zijt nog zoo goed mij om opheldering te vragen over de schets van het roode huis. Ik heb getracht daarin den lezer emoties te geven van het sombere, het onverwacht-geheimzinnige, enfin, datgene aanteroeren wat wetenschappelijk niet te verklaren is. - Zulk werk is natuurlijk geheel imaginatie, en het kost heel wat moeite daarvoor in de stemming te komen. - Ik heb nog zoo'n schets geschreven, die in mijn nieuwe bundel komt, waarmede ik wel opschiet. In de N.G. van decr heb ik wellicht twee schetsen, een uit Hamburg,Ga naar voetnoot203 en een uit de Middeleeuwen. Maar ik bemerk daar, dat ik over mijn eigen werk lang en breed zit uittewijden, en dat ik U nog niet eens over uw roman De Kleine Republiek heb geschreven. Ik ben zeer verlangend dit werk te lezen. Wat is het sujet, en bent U tevreden over dit boek? | |
[pagina 87]
| |
Met verlangen wacht ik weder eens een brief van U, want ook voor mij is het prettig brieven van litteraire vrienden te krijgen. - Ik wensch U en uwe vrouw veel geluk met de aanstaande freudige Ereignis in de familie, en verblijf na een hartelijken handdruk Steeds
|
|