debuut. - Zijne latere werkenGa naar voetnoot178 zijn echter veel minder. Zooals U weet behoort Rosny tot de vijf van het domme protest tegen Zola.Ga naar voetnoot179
Na vriendschappelijke groeten, verblijf ik steeds
t.t.
Arij Prins.
|
-
voetnoot169
- Vanaf deze datum werden alle brieven tot en met Prins' brief van 28 maart 1889, geadresseerd aan Van Deyssels adres te Mont-lez-Houffalize, in de Belgische provincie Luxembourg.
-
voetnoot171
-
Lidewyde en De Goncourt, verschenen in De Nieuwe Gids, Derde jaargang II, afl. 4 (april 1888), blz. 30-60; idem aflev. 5 (juni 1888), blz. 205-228. Voor de eerste maal herdrukt in L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen, A'dam, 1894, blz. 151-185 en blz. 206-233. Op 3 april 1895 zou Edmond de Goncourt aantekenen: ‘Visite de Zilcken, l'aquafortiste hollandais, venu à Paris pour faire une pointe sèche de mon facies. Un long garçon, maigre, sec, oseux, avec l'accentuation d'une forte pomme d'Adam dans un cou d'échassier.
Il me parle d'un article fait sur moi par un littérateur de ses amis, article intraduisible en français, parce que la langue hollandaise est beaucoup plus riche que la langue française et ayant cinq ou six expressions pour rendre une chose qui n'en a qu'une chez nous, - et cet article, à son dire, serait un débordement d'épithètes, ressemblant à une éruption volcanique’. (Edmond et Jules de Goncourt, Journal/Mémoires de la vie littéraire. Tome IV, Paris, 1956, blz. 767).
-
voetnoot172
- Verschenen, onder de titel Zolaas laatste werk: ‘La terre’, in De Nieuwe Gids, Derde jaargang I, aflev. 3 (febr. 1888), blz. 434-456; voor de eerste maal herdrukt in Verzamelde Opstellen, A'dam, 1894, blz. 117-142. Een gedeelte van Van Deyssels bespreking werd door Jacques van Santen Kolff (zie noot 130) vertaald en aan Zola toegezonden. Op 5 maart 1888 reageerde Zola: ‘Combien je vous remercie de la traduction si intéressante que vous m'envoyez! M. Alberdingk Thijm m'a écrit dernièrement, en m'envoyant son étude, tirée à part, en une plaquette. Je l'en ai remercié. Mais, dans mon ignorance du hollandais, je ne me doutais guère des éloges hyperboliques que contenait cet article. Vous vous doutez bien que je ne les accepte pas tous. J'en suis pourtant profondément touché, car je sens cette exaltation sincère. Vous ne pouvez me causer une plus grande joie qu'en traduisant ces pages si débordantes de sympathie. Merci, merci encore.’ (Ontleend aan Emile Zola's Letters to J. van Santen Kolff, edited by Robert Judson Niess, Washington University Studies, New Series, Language and Literature, No. 10, St. Louis, 1940,
blz. 20-21.) Voor Zola's brief aan Van Deyssel, d.d. 2 maart 1888, zie: Harry G.M. Prick, Lodewijk van Deyssel. Dertien close-ups, A'dam, 1964, blz. 13. Intussen moest Willem Kloos op 3 maart 1888 aan Van Deyssel berichten: ‘Wij hebben overigens door je stuk drie abonné's verloren, maar omdat er steeds bijkomen (gisteren b.v. twee) hebben wij er waarschijnlijk meer dan drie voor in de plaats gekregen. Een dier verdwaasden, boekhandelaar en directeur van een leesgezelschap te Breda, schreef aan Versluys de volgende briefkaart: S.v.p. onmiddellijk bedanken voor de N.G. Tijdschriften, die ik niet rond kan zenden, heb ik niet veel aan. No. 3 van 1 Febr. ligt daar om in de snippermand te verdwijnen. Zulke kost als over Zola's La Terre is niet te genieten. - In onderdeelen zullen wij niet komen, maar ik kwets niet gaarne mijne lezers. Ik las het voor aan eenige zeer vrijzinnige heeren in de sociëteit, die niet aan de goddelijkheid van Jezus gelooven, maar men riep bah!’
-
voetnoot173
-
Menschen om ons verscheen in 1888 bij W.A. Morel te 's-Gravenhage. Deze bundel novellen werd beoordeeld door Albert Verwey in De Nieuwe Gids, Vierde jrg. I, aflev. 2 (december 1888), blz. 251-253, die het boek wenste ‘aan te bevelen aan allen, die het harde, nuchtere en burgerlijke om zijn karakter-stevigheid verkiezen boven de karakter-looze gemakkelijkheid, gevoeligheid en losheid, die het proza van andere jonge schrijvers van onzen tijd schandvlekt.’
-
voetnoot174
- Het oordeel van Prins stemt geheel overeen met dat van Willem Kloos, in De Nieuwe Gids, Vierde jaargang II, aflev. 4 (april 1889), blz. 158: ‘Netscher heeft den sensationeelen stijl zijner geacheveerde studie's van interieurs vergeten voor een verdere, maar minder artistieke aspiratie, het droogjes soms losjesweg geschrevene zetten van figuren en familie's in een maatschappelijk milieu, ten koste van zijn leesbaarheid.’ Kloos vreesde maar al te zeer, dat de kunstenaar bij Netscher ‘een beetje aan het doodgaan’ was. ‘Maar ook hij is nog jong en het zal wel terecht-komen, als hij maar in zich blijft kweken den staal-hardscherpen schrijver van Een Incident.’
-
voetnoot175
- Op 21 oktober 1888 tekende Edmond de Goncourt aan in zijn dagboek: ‘Huysmans vient aujourd'hui. Il a passé dix-huit jours à Hambourg en pleine prostitution. Et là, une prostitution comme il n'y en a nulle part en Europe. Une prostitution pour matelots, supérieure aux bordels du Quartier Latin; une prostitution pour banquiers, recrutée parmi des Hongroises de quinze ou seize ans, et où l'on couche dans des chambres fleuries d'orchidées. Et c'est amusant de l'entendre décrire cette ville à la mer lilas, au ciel gris, une ville affairée toute la journée et se transformant le soir en une kermesse qui dure toute l'année et où l'or gagné tout le jour se répand et se déverse la nuit dans les riddecks opulents.’ (Journal, Mémoires de la vie littéraire. Tome III, Paris, 1956, blz. 843)
-
voetnoot176
- Over deze reis heeft Huysmans verslag uitgebracht in Sleeping-Car, verschenen in de Revue Indépendante van maart 1889, en nadien herdrukt in De tout (1901). Zie in dat boek ook A Hambourg.
-
voetnoot177
-
Nell Horn de l'Armée du Salut. Roman de moeurs londonniennes (1886), par J.H. Rosny. Achter deze schuilnaam verborgen zich de gebroeders Joseph Henri Boex (1856-1940) en Séraphin-Justin Boex (1859-1948).
-
voetnoot178
- Ten tijde van deze mededeling waren dat: Le Bilatéral (1887), Les Xipéhuz (1887) en Marc Fane (1888).
-
voetnoot179
- Dit slaat op Le manifeste de la terre, verschenen in de Figaro van 18 augustus 1887, en weldra bekend als Le Manifeste des Cinq in verband met het vijftal ondertekenaars die Zola ervan beschuldigden verraad gepleegd te hebben ten aanzien van het naturalisme en zijn eigen artistieke opvattingen. Ook meenden zij in La Terre onversneden obsceniteiten te onderkennen. Rosny behoorde met Paul Bonnetain (1858-1899), Lucien Descaves (1861-1949), Paul Margueritte (1860-1918) en Gustave Guiches (1860-1935) tot de vijf Fransen die van Van Deyssel, in diens bespreking van La Terre (zie noot 172) te horen kregen: ‘Het voegt kleinen volgelingen niet groote voorgangers te hoonen’, waarna een samenvatting volgde van hun bedenkingen tegen Zola, besloten door Van Deyssels repliek daarop.
|