De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd32Hamburg 8 Novr. '86 Waarde Heer, Ik bevestig mijn brief van de vorige week en schrijf U in der haast volgende letteren. De redactie van de Revue Indépendante verzocht mij heden op nieuwGa naar voetnoot165 | |
[pagina 74]
| |
[pagina 75]
| |
[pagina 76]
| |
spoedigst mijn 1ste kroniek over de holl. litteratuur te zenden. Ik moet dus aan het werk gaan, en in dit eerste stuk wil ik onze jongere prozaschrijvers, voornamelijk U en Netscher bespreken, en ook doen uitkomen of de groote fransche romanciers invloed op hun werk hebben. Voor dit artikel heb ik echter in de allereerste plaats uw roman noodig. Gaarne zal ik dus spoedig van U vernemen wanneer uw werk bepaald uitkomt, en dit ook zoo spoedig mogelijk ontvangen. - Excuseert svp. dat ik U zoo lastig val, doch uw brochure Over litteratuur doet mij zulke verwachtingen van uw roman koesteren dat een goed deel van mijn kroniek aan U zal worden gewijd. Indien het niet al te vrijpostig ware, zou ik U daarom zelfs voorstellen, mij zoo mogelijk de copie of proefdrukken ter lezing te zenden - ik kan dan opschieten. Het stuk verschijnt toch niet voor den 1en Jany in de Revue, en op mijn discretie kunt U rekenen. Het zal mij ook zeer aangenaam zijn te vernemen, wat U vroeger voor uw brochure hebt geschreven. Ik ken namelijk slechts eenige koerantenartikelen van U. - Kunt U mij ook eenige inlichtingen over uwe litteraire opinies geven, ik wil daarvan ook iets zeggen. - Vroeger waart U toch immers Naturalist? Bij voorbaat dank voor alle mededeelingen. - Na vriendschappelijke groeten Uwdwdr.
Alter Jungfernstieg 25 III |
|