[Woord vooraf]
in de volgende hoofdstukken heb ik getracht een algemene karakteristiek te geven van het ‘Nederlandse Volkslied’, zoals dit van de middeleeuwen af tot ongeveer 1600 onder ons volk leefde. Dit houdt vanzelfsprekend niet in, dat er na dit laatste tijdstip geen schone en waardevolle liederen meer zouden zijn ontstaan, of dat de aanvang van het algemene verval precies met het jaartal 1600 zou samenvallen. Ik diende echter een grens te trekken, om deze studie tot een afgerond geheel te maken. Daarom leek het mij niet onverantwoord die tijd te kiezen, die met recht als hèt bloeitijdperk van het Nederlandse Volkslied mag worden beschouwd.
Mijn bedoeling was begrip en belangstelling voor het Nederlandse Volkslied te wekken en hen, die het reeds leerden waarderen en zingen, meer uitvoerige kennis over ontstaan en groei te verschaffen.
Een diepere kennis van ons volkslied zal ongetwijfeld het zingen daarvan tot een groter genot maken.
Gaarne wil ik hier aan Dr Jop Pollmann mijn speciale dank betuigen voor de vele zorgen en moeiten, die hij zich voor mijn werk getroost heeft, om het zo waardevol mogelijk te maken.
max prick van wely