| |
| |
| |
Een edelvrouw geeft aanwijzingen aan een tuinierster. Miniatuur in een Nederlandstalige versie van Christine de Pisan, Cité des dames, omgeving van de Meester van het Gebedenboek van Dresden, 1475.
Londen, British Library, Add. Ms. 20698, fol. 17
| |
| |
| |
Hoofdstuk 2
Adellijke gedragspatronen
Privéleven en hofleven
Sommige edelen waren tevreden met hun plaatselijke macht en hun rijkdom aan gronden: edelen van bescheiden afkomst en met een bescheiden fortuin, die op hun domeinen leefden, of integendeel leden van bekende geslachten die zich aan een persoonlijke politieke ambitie wijdden zoals Frank van Borselen en de Brederodes. Frank van Borselen, ridder van het Gulden Vlies, leidde een teruggetrokken leven van 1435 tot zijn dood in 1470, misschien tengevolge van zijn huwelijk met Jacoba van Beieren en het conflict met Filips de Goede dat daaruit voortvloeide. Op de anderen, de overgrote meerderheid, oefende het hertogelijke hof een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Daar konden ze de vorst benaderen en deel hebben aan de luister die beschouwd werd als een noodzakelijk element van de machtsuitoefening. Wie bij het beheer van zijn persoonlijk fortuin en bij het uitoefenen van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheden in nauw contact bleef met de omgeving, volgde in zijn streven naar voortreffelijkheid het voorbeeld van de ridderroman; wat telde was christelijke heldenmoed, hoffelijkheid, zwerftochten en vrijgevigheid.
De geprivilegieerden die een belangrijk en regelmatig inkomen hadden dankzij een functie aan het hof en de daaraan verbonden uitkeringen, verbleven niet altijd aan het hof; hun aantal wisselde aanzienlijk, soms van dag tot dag. Sommigen, meestal de ondergeschikten, vertoefden er het hele jaar door, terwijl degenen die aan de top van de hiërarchie stonden maar gedurende drie, vier of zes maanden hun diensten ter beschikking stelden. In het systeem was ruimte en tijd voor andere bezigheden, zaken van persoonlijk of algemeen belang. De organisatie van de hofhouding verliep vrij soepel, iemand kon zich zelfs tijdelijk in de uitoefening van zijn ambt laten vervangen. Het hof van de hertogen van Valois onderhield permanente contacten met de Franse, Spaanse, Engelse en Italiaanse hoven. Samen vormden ze een weliswaar beperkte maar toch internationale en geraffineerde groep die, op enkele nuances na, door heel West-Europa dezelfde levenswijze, dezelfde denkwijze en dezelfde artistieke smaak vertoonde. Het hof bleek de ideale plek te zijn om overeenstemming te bereiken tussen de cultuur en de levenswijze van een kunstlievende ridder.
Jean Molinet was vanaf 1475 geschiedschrijver aan het Bourgondische hof. Hier biedt hij Filips van Kleef (herkenbaar aan het wapen op de tent) zijn Roman de la rose moralisé et translaté de rime en prose (1500) aan.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Ms. 128 c 5, fol. 6
| |
| |
Een pedagoog beveelt een jonge edelman een boek aan. Miniatuur in een anthologie van historische en moraliserende traktaten, 1514-27.
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 2579, fol. 1v
| |
| |
| |
Godsdienst en moraal
De bezigheden van de volwassene weerspiegelden de vorming die hij vanaf zijn kinderjaren had ontvangen. De aristocratische opvoeding van jongens en meisjes was in de eerste plaats een religieuze en morele opvoeding: de elementen van de godsdienst werden hen bijgebracht door hun moeder, en nadien, met grotere bevoegdheid, door een priester; er werden korte verhalen uit het Oude en het Nieuwe
De jonge Alexander krijgt les van Aristoteles. De scène geeft een beeld van het 15e-eeuwse privéonderwijs aan jongens van de hoge adel door een huispedagoog. Miniatuur (detail) in Jean Wauquelin, Histoire d'Alexandre, Zuidelijke Nederlanden, ca. 1460.
Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. fr. 9342, fol. 7
Testament besproken, uit heiligenlevens of uit de geschiedenis, in het bijzonder de geschiedenis van de Oudheid. De Legenda Aurea van Jacobus de Voragine of Les Faits des Romains leverden voorbeelden van moedig en vroom gedrag. De christenen leefden met de dood en het Laatste Oordeel voor ogen; bezorgd om hun zielenheil, gingen ze vaak naar de mis, ontvingen de sacramenten, stichtten vrome fundaties, beoefenden de liefdadigheid, schonken aalmoezen en gingen op bedevaart.
| |
| |
lo met haar vlijtig schrijvende leerlingen. Miniatuur in Jean Miélots bewerking van Christine de Pisan, L'Epître d'Othéa, ca. 1460.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9392, fol. 32v
| |
| |
| |
Reizen en bedevaarten
Korte bedevaarten, meestal naar heiligdommen van Onze-Lieve-Vrouw, zoals Onze-Lieve-Vrouw van Boulogne en Onze-Lieve-Vrouw van Halle in Henegouwen, werden dikwijls ondernomen naar aanleiding van een belofte, in een geest van deemoed. Verre bedevaarten genoten meer aanzien, vooral de reis naar Jeruzalem. Daar tot ridder te zijn geslagen was een
Per schip, te paard en te voet: verschillende etappes van de reis van Froissart en Espaing de Lyon naar het kasteel van Gaston Phébus, graaf van Foix en Béarn. Noordelijke Nederlanden, ca. 1460.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Ms. 130 b 21, fol. 1
bron van trots. Om de herinnering eraan levendig te houden, stichtte Pierre de Roubaix de kapel van het Heilig Graf in Roubaix. Toen de hertog van Kleef, na zijn reis naar het Heilig Graf in Jeruzalem, aan het hof van de koning van Aragon in Napels arriveerde, ontmoette hij er tot zijn vreugde Jacques de Lalaing die een bedevaart naar Rome ondernomen had. Bedevaarten en reizen vulden elkaar aan. Men profiteerde van een verblijf in Spanje om een bezoek te brengen aan Santiago de Compostela, van een verblijf in Engeland om een omweg te maken langs de grot van Saint Patrick in Ierland.
Een kruistocht werd beschouwd als de bedevaart bij uitstek, de gewapende bedevaart van de heldenlegendes. Men dacht daarbij aan de Levant, aan Spanje en Marokko, de domeinen van de koningen van Castilië en de vorsten van Portugal. De Reis naar Pruisen was in de mode. Het doel ervan was de Teutoonse ridders te helpen in hun strijd tegen de heidenen van Oost-Europa, het land van de pelsdieren. Ondanks de herinnering aan de vreselijke nederlaag tegen de Turken, bij Nicopolis in 1396, bleef een nieuw vertrek tot de mogelijkheden behoren. Talloze heren, waaronder Guillebert de Lannoy, Bertrandon de la Broquière, Geoffroy de Thoisy en Waléran de Wavrin, ondernamen de reis naar het Oosten. Chastellain vertelt dat Jean de Rebremettes, ‘povre gentilhomme, mais de grant coeur’, tijdens het banket van de Eed van de Fazant in Rijsel ‘de publieke belofte had gedaan op zoek te gaan naar een Saraceen om hem te bestrijden’ en dat hij van de koning van Castilië de toestemming kreeg om tegen de muzelmannen te vechten bij Granada. Hij vocht zo heldhaftig dat de koning van Castilië hem onmiddellijk tot ridder sloeg en hem als ‘helmteken’ op zijn wapenschild een gewapende arm gaf ‘die een
| |
| |
zwaard vasthoudt met op de punt het hoofd van een Saraceen waar het bloed afdruipt’.
Reizen was vluchten uit de dagelijkse werkelijkheid, maar ook een gelegenheid tot studie. Guillebert de Lannoy verbleef twee jaar bij de grootmeester van Pruisen om er Duits te leren. Hij bevredigde tevens zijn toeristische nieuwsgierigheid: tijdens zijn reizen vergat de vrome Guillebert nooit interessante profane gebouwen, paleizen en kastelen te bezoeken.
Reizigers naderen een stadspoort. Detail van een miniatuur (met de voorstelling van Caesar die de Rijn oversteekt) in Histoire des Douze Césars van Suetonius, Zuidelijke Nederlanden, ca. 1465.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9277, fol. 52v
Op reis kreeg de edelman de gelegenheid om na te denken en van gedachten te wisselen, want hij vertrok zelden alleen. Er werd gereisd in groep, in gezelschap van meerderen, gelijken en dienaren. De hertog zelf reisde altijd met een gevolg van variabele omvang. De oudste broer liet zich vergezellen door zijn jongere broers. Tijdens zijn eerste reis, van 1403 tot 1408, vergezelde Guillebert de Lannoy de seneschalk van Henegouwen, Jean de Werchin.
Hij was toen achttien jaar oud. De seneschalk was bekend omdat hij in 1402, op weg naar Compostela via Bordeaux, Foix en Castilië, had aangeboden een tweekamp aan te gaan met alle ridders die goed met de wapens overweg konden. De terugreis ging over Portugal, Catalonië en Avignon, zodat hij zoveel mogelijk te zien kreeg.
| |
Levenskunst: wijsheid en reflectie
Om in de hoofse gemeenschap aanvaard te worden, was een zekere wijsheid onmisbaar. Een van de meest geprezen karaktertrekken van Jacques de Lalaing was zijn gematigdheid, zijn zelfbeheersing: op banketten ‘gedroeg hij zich zo gematigd dat hij door alle vrouwen en jongedames geprezen en bemind werd’. En als de vorst hem, in het gezelschap van oudere personen, om raad vroeg, antwoordde hij ‘si modéremment’ dat zijn advies gevolgd werd.
Die wijsheid was gebaseerd op ‘levenskunst’ in de meest letterrijke zin van het woord. Wie haar bezat, leerde met gemak gedragscodes kennen en toepassen in een tijd waarin een algemene tendens bestond tot ritualisering van de meest uiteenlopende activiteiten en tot het theatraliseren van het leven. De etiquette van het hof vereiste dat men respect toonde voor gebruiken en rangorde. Voor elke situatie was er een voorgeschreven attitude: er werd gesproken, gejaagd, bemind, gedicht en gestreden volgens de regels.
Die wijsheid berustte ook op reflectie. Uiteraard moest de ridder het bewijs leveren
Drie taferelen uit het leven van een stalmeester: hij treedt op tijdens toernooien en plechtige uitvaarten en wordt in de adelstand verheven door Karel de Stoute en zijn gemalin. Miniaturen toegeschreven aan Nicolaas Spierinc en Lieven van Laethem in de Ordonnance touchant la conduite du premier escuier d'escurie de monseigneur le Duc de Bourgogne, een handschrift gemaakt in opdracht van Antoon van Bourgondië, de Grote Bastaard, in 1469.
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 2616, fol. 14, 125 en 132
| |
| |
van zijn technische vaardigheid - als beroepsstrijder beheerste hij perfect de kunst van het paardrijden, het hanteren van lans en zwaard - maar bovenal moest hij handelen naar de ethiek die het kenmerk was van zijn stand. Hij werd verondersteld zich vragen te stellen over de zin van zijn leven en de plaats van de adel in de samenleving.
In de hertogelijke bibliotheek bevonden zich Franse vertalingen van Latijnse werken, zoals het Débat d'Honneur van Giovanni Aurispa, naar een dialoog van Lucianus die werd teruggevonden in de naar Italië meegenomen Griekse manuscripten. De Controverse de Noblesse van Buonaccorso da Montemagno schetst een debat voor de Romeinse senaat. Het traktaat van Diego de Valera behandelt het probleem van de ‘ware adel’, die niet voortkomt uit rijkdom, adellijke geboorte of de macht om recht te spreken, en die zelfs zijn status niet te danken heeft aan bevestiging door een hogere autoriteit: het is door het dienstbetoon aan de mensengemeenschap dat de mens geadeld wordt. Bepaalde begrippen kregen zo een bijzonder sterke betekenis, zoals de begrippen Recht ( Justice) en Openbaar Nut
Drie taferelen uit het leven van een stalmeester: hij treedt op tijdens toernooien en plechtige uitvaarten en wordt in de adelstand verheven door Karel de Stoute en zijn gemalin. Miniaturen toegeschreven aan Nicolaas Spierinc en Lieven van Laethem in de Ordonnance touchant la conduite du premier escuier d'escurie de monseigneur le Duc de Bourgogne, een handschrift gemaakt in opdracht van Antoon van Bourgondië, de Grote Bastaard, in 1469.
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 2616, fol. 14, 125 en 132
( Bien Public). In de vijftiende eeuw, tijdens de Franse burgeroorlog, gebruikte de partij der Bourguignons de verdediging van het Openbaar Nut als motto en als rechtvaardiging in de strijd om de macht. Het openbaar nut is door God gewild; de toepassing van het recht door de vorst, die door God is aangesteld, is daarop gericht. Dat leidt tot een duidelijke scheiding tussen de Civitas Dei, het geestelijke domein, en de wereldlijke staat, het politieke en sociale domein; hierin drukt zich de secularisering van de politieke gedachte uit, een nieuwe opvatting over de staat; ware adel komt naar voren als een maatschappelijke deugd.
De doorvoelde deemoed van de zondaar tegenover zijn Schepper kon niet beletten dat de mens ook uitdrukking gaf aan zijn persoonlijke trots, zelfs tot in het graf: daarvan getuigden de pracht van begrafenisplechtigheden en de bouw van grafmonumenten, om de gedachtenis levendig te houden. De strenge opvatting over de bestemming van het menselijk leven stond evenmin de zucht naar ontspanning en genot in de weg.
| |
| |
| |
De genoegens van het leven
Spelen werden beschouwd als aangename middelen om de fysieke en intellectuele capaciteiten te ontwikkelen. Het kaatsspel werd buiten gespeeld of in een speciaal uitgeruste zaal. Ook de vorsten deden aan boogschieten en kruisboogschieten. Karel de Stoute veroverde zelfs de titel van koning van de Brusselse kruisboogschutters. De jacht was een geschikte
Worstelen, steen- en speerwerpen en lenigheidsoefeningen maakten deel uit van het dagelijkse trainingsprogramma van ridders in de Bourgondische tijd. De bovenste afbeelding is een miniatuur in een versie van de Aeneis van Vergilius (Brugge, 1488); de onderste illustreert de atletische wedstrijd in Susa waar de militaire leiders van Alexander de Grote schitterden.
Gent, Kathedraal, Ms. 9, fol. 131v Los Angeles, The J. Paul Getty Museum, Ms. Ludwig xv 8, fol. 99
oefening voor de liefhebbers van paarden en roofvogels die als enigen het recht hadden die sport volgens de regels te beoefenen. Het boek van Gaston Fébus, graaf van Foix, waarin passages over de vaardigheden van het jagersleven en de vreugden van de natuur, en beschrijvingen van de dierenwereld een tegenwicht vormen voor de moraliserende toon en inhoud, stelt dat de jacht het beste middel is tegen ledigheid. Zo misprezen als kansspelen waren
| |
| |
- het dobbelspel bijvoorbeeld, al kon dat het plezier dat men eraan beleefde niet drukken - zo gewaardeerd was het schaakspel: het werd beschouwd als een noodzakelijk onderdeel van de adellijke opvoeding. Behalve als oefening voor het denkvermogen, was het schaakspel nog om twee andere redenen geliefd: het moraliseren van het spel en het gebruik van de verschillende stukken en regels als uitgangspunt voor een reflectie van politieke aard over
‘Emilia vertrekt op valkenjacht’. De valkenjacht was een geliefd tijdverdrijf van adellijke dames. Voor de jacht op vogels waren wijfjesvalken zeer gewild vanwege hun grote doeltreffendheid.
Miniatuur toegeschreven aan de Meester van de Geneefse Boccaccio in Boccaccio's La Teseida, Noord-Frankrijk of Vlaanderen, ca. 1460.
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 2617, fol. 76v
de juiste wijze van regeren, waarbij traktaten als dat van Jacques de Cessoles als leidraad dienden. Zijn Livre des échecs amoureux is een ware encyclopedie: vertrekkend van een schaakpartij tussen een dame en haar minnaar, een traditie in de hoofse literatuur, brengt de auteur alle nodige kennis aan om de wereld te begrijpen.
Naar het voorbeeld van de hertogen lieten de edelen tal van handschriften kopiëren. Voor de ridders was er geen kloof tussen die intellectuele interesse en hun zin voor fysieke actie in de sportieve of militaire sfeer. Bovendien vertoonden ze ook een artistieke belangstelling. Naast het gewone tijdverdrijf van spel en lectuur, bood het hof dagelijks de verstrooiing van aangename conversaties, van verhalen bij het haardvuur en muziek. Het mecenaat, dat verschillende vormen aannam, schiep de omstandigheden waarin het vermaak kon gedijen. De vorsten hadden een kapel.
De opkomst van de polyfone muziek vereiste de aanwezigheid van beroepsmusici, omdat de polyfonie, die oorspronkelijk door solisten werd beoefend, in de tweede helft van de vijftiende eeuw uitgegroeid was tot een ingewikkelde koormuziek met veel uitvoerders. Menestrelen vormden een aparte groep. Ze bespeelden diverse instrumenten, zowel ‘edele’ als ‘volkse’: trompetten en pauken om pracht en praal te onderlijnen, harpen en lieren. Hoewel de muzikanten van de kapel waarschijnlijk meer onderlegd waren dan degenen die zich in
| |
| |
de profane muziek specialiseerden, was er geen absolute scheiding tussen beide. De menestreel Jean de la Court had de jonge Karel de Stoute harp leren spelen. Muziek diende om op te dansen: een fraai manuscript dat aan Margareta van Oostenrijk toebehoord heeft, bevat de melodieën van negenenvijftig ‘basses danses’; ze zijn voorzien van een lettercode die de passen aangeeft waarmee een gespecialiseerde dansmeester de dansers kon leiden.
Konijnenjacht met fretten.
Miniatuur in een versie van de Roman de la Rose, Frankrijk, 1487-95.
Oxford, Bodleian Library, Ms. Douce 195, fol. 108v
Ongeluk met dodelijke afloop tijdens een everjacht. Miniatuur in David Aubert, Histoire de Charles Martel, atelier van Loyset Liédet, 1468.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 7, fol. 300
Het hof stond open voor nieuwigheden. Schilders ontvingen opdrachten. Ze kregen de titel van valet de chambre van de vorst zodat ze op een regelmatig inkomen konden rekenen en tegelijk ook de mogelijkheid behielden om voor andere opdrachtgevers te werken. Zij verzorgden trouwens mee de kortstondige feestdecors, vervaardigden vaandels, panelen en verbazingwekkende objecten - zoals de automaten waarop het Bourgondische hof erg gesteld was - voor feesten of voor de vorstelijke residentie van Hesdin in Artesië. Hesdin was een zomerkasteel in een groot park vol wild. In een grote galerij bevonden zich ‘les estranges machines’, zoals apen die bewogen werden door koorden en tegengewichten te midden van fonteintjes. De leden van het hof sloten zich niet op in het paleis; ze lieten zich bewonderen ter gelegenheid van stoeten. Gehuld in kleren die hun functie en rang weerspiegelden, omringden ze de vorst die uiteraard nog rijker gekleed was in een kostuum van gezochte snit, vervaardigd uit de kostbare stoffen die de Italiaanse kooplieden in Brugge verkochten, en dat met borduursel en edelstenen bezet was.
| |
| |
Tijdens de ontvangst van Guibert, Guérin en Mauvoisin aan het hof van Pepijn van Herstal wordt in een aanpalend vertrek schaak gespeeld. Miniatuur in David Aubert, Histoire de Charles Martel, 1468.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 8, fol. 108v
| |
| |
| |
Feesten aan het hof
Zoals aan alle hoven werd het leven aan het Bourgondische hof geritmeerd door feesten: liturgische feesten of vieringen van heuglijke gebeurtenissen, huwelijken of geboortes, in de hertogelijke familie. Sommige feesten, die door Filips de Goede zelf in het leven werden geroepen, hebben zijn reputatie gevestigd tot ver buiten zijn gebieden. Geen feest is beroemder
De adellijke hofmakerij en het huwelijksaanzoek dienden volgens de Franse schrijfster Christine de Pisan met de nodige discretie te gebeuren. Miniatuur door Loyset Liédet in Jean Miélots bewerking van Christine de Pisan, L'Epître d'Othéa, ca. 1460.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9392, fol. 54v
dan het banket van de Eed van de Fazant in Rijsel, dat op aansturen van de hertog werd gehouden na de val van Constantinopel. Voor het schouwspel werd niets aan het toeval overgelaten. Na de ontvangst van een pauselijke missie en de emoties die door het tragische verhaal over de rampspoed van de christenen in het Oosten werden opgeroepen, beleefde de stad gedurende verscheidene weken een opeenvolging van banketten, stoeten en toernooien. Het geheel eindigde in het hertogelijk paleis met de gelofte een nieuwe kruistocht te ondernemen. De kruistocht kwam er nooit maar de roem van Filips de Goede was gevestigd, en de adel had plechtig beloofd zich te onderwerpen aan de plannen van de hertog.
Een feest aan het hof bevatte steeds dezelfde elementen: een banket, een bal, wapenspelen, dat alles conventioneel georganiseerd in een afgebakende ruimte onder de verantwoordelijkheid van scheidsrechters en officieren. Het steekspel was een individueel gevecht te paard met de lans, de pas d'armes een geraffineerd tweegevecht in een romandecor.
Het toernooi was een collectief gevecht, waarin minstens twee kampen elkaar bestreden. Eerst verlieten de groepen ruiters hun verblijfplaats en trokken door de stad, terwijl ze vanuit de ramen en vanop de balkons begroet werden door adellijke dames en burgervrouwen. Vervolgens kwamen ze aan op de plaats van het gevecht, vaak het marktplein, waar de tribunes vol toeschouwers zaten. De vlaggen van de strijders waren rijkelijk met hun wapens versierd. En dan, bij de roep van de heraut, verlaten de strijders hun tent en stijgen te paard. De trompetten schallen, de ruiters rijden in galop rond het plein en gaan de strijd aan. Loopt één van hen het gevaar door zijn tegenstander te worden gedood, dan werpt de hertog of een scheidsrechter een pijl of zijn staf en stopt het gevecht. De hertog laat zijn
| |
| |
tevredenheid over hen blijken en verzoekt hen elkaar te omhelzen om alle wrok te doen verdwijnen.
Deze toernooien, de adellijke spelen bij uitstek, waren echter niet zonder gevaar. De verliezers hadden vaak hulp nodig om het strijdperk te verlaten. Zulke sportieve spelen waren in feite een oefening voor toekomstige gevechten. Aan het Bourgondische hof werden het schouwspelen die een ingewikkeld, met literaire allusies doorweven ritueel volgden. In 1449, ter gelegenheid van de ‘Pas de la Belle Pelerine’, droeg Jan van Luxemburg het legendarische wapen van Lancelot du Lac. De feesten waren de visuele uitdrukking van een literair verhaal: de symbolen die weelderig weergegeven waren op de dekkleden van de paarden, de kleding van de ruiters en hun gezellen, moesten worden begrepen.
Uiteindelijk kwam de overhandiging van de prijzen door de dames aan de beurt. Het hofleven veronderstelde de aanwezigheid van dames: zij bepaalden de toon van de conversatie en de gezelschapsspelen. De hoofse liefde was de kern van de romans die iedereen gepassioneerd las; zij leverde het thema van de steekspelen, waarvan de enscenering soms in een libretto werd uitgelegd. De dame, die zich in dramatische omstandigheden bevond, gevangen en bewaakt door een monster, was onbereikbaar zoals de gehuwde vrouw het ook in werkelijkheid was in een maatschappij waarin de meeste adellijke huwelijken geregeld werden met het oog op de familiebelangen, buiten alle gevoelens om. De ridder werd aan proeven onderworpen, hij streed voor zijn dame, om haar zijn liefde te bewijzen. Gedreven om zichzelf te overtreffen, mocht hij hopen dat ze zich ook ooit werkelijk aan hem zou geven. Deze liefde, die gevaarlijk want overspelig was, werd door de Kerk veroordeeld en een verstandige vrouw als Christine de Pisan waarschuwde de andere vrouwen voor het risico er al te vast in te geloven. Maar met haar conventies en erotische dromen maakte dit soort liefde deel uit van de cultuur. In de Cent nouvelles nouvelles vond zij haar meest sensuele en wellustige uitdrukking. Het fenomeen van de vele bastaarden en van de frequente, in genadebrieven behandelde ontvoeringen van vrouwen is in die context goed te begrijpen.
De edelman had vele en soms dwingende bezigheden aan het hof. Toch had hij ook wel vrije tijd. Dankzij de uitkeringen en de gunsten van de hertog kon hij zich de elegantie en het vertoon veroorloven dat het ideale gedrag van de ridder-estheet kenmerkte, in een culturele omgeving vol onverwachte gebeurtenissen, waarin hij zich kon ontplooien zonder geplaagd te worden door enge en onvermijdelijke dagelijkse beslommeringen.
Het aanbieden van wijn aan de vorst en zijn gevolg in de stad Gent.
Miniatuur in de Privilegiën en Statuten van Gent en Vlaanderen, na 1453.
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, Cod. 2583, fol. 120v
|
|