wat ook formeel de status van Auschwitz geweest moge zijn. En toen steeds meer invaliden, zieken, krankzinnigen, ouden van dagen en kinderen werden weggevoerd, werd de voorstelling meer en meer onhoudbaar van een Joods volk, dat aan de rivieren van Babylon, in dit geval: aan de Weichsel, voor een vreemde overheerser arbeidde, desnoods zwoegde en sloofde, maar zo toch het leven behield.
In het geheel hebben acht-en-negentig deportatietreinen het land verlaten, waarvan drie-en-negentig uit Westerbork, vijf uit andere plaatsen in Nederland. Van die treinen is uit zes-en-twintig geen enkele inzittende teruggekeerd, uit sommige andere niet meer dan één. Het is niet gemakkelijk, hier met precieze cijfers te werken, omdat een aantal treinen onderweg in verschillende delen gesplitst is, zodat in Auschwitz, het voornaamste eindstation, zeven-en-zestig aankwamen, met circa 60 000 personen, waarvan 500 zijn teruggekeerd, nog eens: het kan niet precies, maar preciesheid is hier niet het allereerste vereiste.
Het Nederlandse Rode Kruis heeft tussen juni 1947 en maart 1952 in een aantal rapporten de bevindingen neergelegd van een onderzoek naar de lotgevallen van de weggevoerde Joden. In vele gevallen moest men zich wel behelpen met onvolledige gegevens; niettemin is in hoofdzaak wel het volgende komen vast te staan.
Van 15 juli tot 24 augustus 1942 vertrokken uit Westerbork dertien transporttreinen met ruim 11 000 Joden, circa 6200 mannen, 4800 vrouwen; dat was gemiddeld dus twee per week. De leeftijdsgroepen van 16 tot 32 jaar overwogen in deze transporten heel sterk doordat de Duitsers hun het karakter verleenden van een bestemming voor de arbeidsinzet, als hierboven vermeld. Hierop volgde de periode van 28 augustus tot 12 december 1942, de zogenaamde Cosel-periode, zo geheten omdat een aantal transporten, ook uit België en Frankrijk, op het station Cosel, 80 kilometer ten westen van Auschwitz, de volgens de Duitsers voor arbeid geschikte mannen uitlaadden, die in de omliggende kampen moesten werken. In die periode waren er negen-en-twintig transporten, dus ook twee per week. Hiervan werden er achttien in Cosel gesplitst; de elf andere gingen in hun geheel naar Auschwitz. Die achttien transporten omvatten ruim 16 000 gedeporteerden, waarvan er in Cosel ongeveer 3500 mannen tussen 15 en 50 jaar uitstapten. Wij kennen hiervan 181 overlevenden, waarvan 126 uit het kamp Blechhammer, dat na de overneming door de SS op 1 april 1944 relatief draaglijk was geworden. De vrouwen en kinderen