nog!) zonder deviezenlevering, later bedongen de Duitsers deze wel. Zolang zulk een aanvrage liep (dan vond nog overigens geen deviezen-overdracht plaats) waren deze Joden ‘gesperrt’. In een weer volgend stadium verleende hij zijn bemiddeling bij de inlevering van sieraden e.d.; hij ging echter voort ermee, voor Joden met behulp van allerlei argumenten dergelijke Sperren te verwerven. Toen Puttkammer na de bevrijding gearresteerd werd op grond van een enkele tegen hem ingebrachte klacht, kwamen vele schriftelijke betuigingen binnen, door nog meer mondelinge bevestigd, dat deze figuur op alleszins behoorlijke wijze de belangen van zijn cliënten had behartigd en verscheidene hulpzoekenden met raad en daad geholpen had. Op een bepaald aspect van deze zaak moeten wij nog terugkomen.
Lijsten, lijsten... Was er inderdaad zo iets als de Bühlerliste, zo geheten naar dr. Albert Bühler, Beauftragte bij de Nederlandse Bank? Met Joden die op deze wijze door hem samen met Lages werden beschermd? Wij beschikken over de namen van enige onder zijn hoede staande Joden, ‘die im Wirtschaftsleben eine bedeutende Rolle spielten und über beachtliche internationale Verbindungen verfügen’. Was er een Bondylijst, zo geheten naar een uit Wenen afkomstige Jood, die samen met een SD-leider in Den Haag voor duizend gulden een ‘Sperre’ kon leveren, ‘bis auf weiteres’? Was er een Rietveld-lijst? Een Six-lijst? Een Weismann-lijst? Over deze laatste verhaalt S. de Wolff bepaald onsympathieke bijzonderheden. Het ons ter beschikking staande materiaal draagt er niet toe bij, de daardoor gewekte indruk te corrigeren. Men bedenke wat het moet zijn geweest, dat Joden zich als het ware overgeleverd hebben aan een man, die als bankrover al eens met de justitie in aanraking was gekomen, die erkende aan deze Joden zo enorm veel geld verdiend te hebben, dat hij er ‘ook een andere vrouw op na kon houden, die (hij) ruimschoots van alles kon voorzien’, naar eigen opgave een 125 000 gulden, en die niet alleen zelf was aangesloten bij de NSNAP, maar twee zoons bij de Waffen-SS had van wie één Wodan heette... Er was ook een ogenblik sprake van een ‘Indische militairen’-lijst, ‘van zeer geringe omvang’, waarvoor men zich moest opgeven bij de heer Brandon, secretaris van de Joodse Raad. ‘Vooralsnog mogen bij de betrokkenen generlei verwachtingen worden gewekt.’ Dat was 23 februari 1943; op 8 maart, dus geen twee weken later kwam reeds het bericht dat deze lijst door de Wehrmacht-befehlshaber in haar geheel was afgewezen. Een gelukkig toeval heeft de lijst (of enige lijsten)-Westerneng voor ons bewaard. Eén met 26