[XLVI]
de geschiedschrijver van Europa kan onmogelijk voorbijgaan aan het feit, dat, althans enige eeuwen lang, de meeste bewoners van dit werelddeel zelden twijfel aan de dag hebben gelegd aan de gedachte van hun aangeboren en onbetwistbare meerderheid boven die van de andere. Die andere waren er dan ook voor ons - in een fraaie beeldengroep op het Amsterdamse stadhuis [thans koninklijk paleis] vindt men deze overtuiging even naïef als kunstzinnig in steen uitgedrukt. Een waarborg voor deze positie leek het monopolie - ook wel ‘rechtens’ gehandhaafd - ener Europese militaire superioriteit te land en ter zee.
Veel is daarvan anno 1963 niet over; maar al te veel geschiedt thans op onze planeet ‘sur nous et sans nous’ en bitter weinig, vergeleken bij vroeger, ‘chez nous’. Waar moeten wij nu de kentering plaatsen? Een van de versnellingen in dit proces was ongetwijfeld het verloop van de Russisch-Japanse oorlog van 1904/1905, waarvan deze Japanse houtsnede, voorstellend de beschieting van het door de Russen verdedigde Port-Arthur, een illustratie wil zijn. De nederlaag van de Russen, van een Europees blank volk, geleden tegen een niet-Europees, niet-blank, trilde na in de hele wereld, het heet dat het gerucht zelfs met trommen werd ‘doorgeseind’ tot in de donkerste wildernissen van Afrika.