hij was niet de enige; van latere plannen en experimenten gewagen wij hier maar alleen van Leonardo da Vinci, hiervoor al genoemd.
Talloze afbeeldingen zouden ter illustratie kunnen dienen; wij kozen ietwat te hooi en te gras het prospectus voor een spoorweg Amsterdam-Keulen [1832; de eerste hier te lande, Amsterdam-Haarlem, men weet het, is van 1839] en verder het houten raderstoomschip Prins Willem I [1826], dat in 1835 naar Oost-Indië vertrok, voor welke reis men zolang maar raderen en schoorsteen aftuigde, omdat men het bij gebrek aan kolen onderweg weer liet zeilen.
Door deze verkeers- [èn transport]-revolutie werd eigenlijk pas voorgoed iets mogelijk als een wereldmarkt, een wereldeconomie; wat als oorzaken en gevolgen hierbij genoemd kan worden aan verder toegepaste communicatiemiddelen bedenkt de lezer er wel zelf bij.
Velen begroetten de nieuwe mogelijkheden met optimisme; nù zouden alle Menschen inderdaad Brüder worden. Anderen waren minder blijmoedig. En ook thans staan velen nog wel met vraagtekens tegenover de opgewekte opvatting, dat de toegenomen verbindingen de innerlijke toenadering binnen de mensheid bevorderen. Het lijkt ons niet onaardig, in dit verband een uitspraak van Prof. De Vries Reilingh aan te halen: ‘Nergens zijn de mensen elkaar innerlijk meer vreemd dan in een gedrang, het meest intensieve contact’. Beide visies in combinatie zouden op zichzelf weer een bruikbaar voorbeeld kunnen vormen van de al zo vaak geconstateerde tweezijdigheid van alle vooruitgang.