[XLII]
in vrijwel elke beschouwing van de romantiek stuit men op de erkenning van de moeilijkheid, zo niet onmogelijkheid, ener begripsbepaling. Zoals altoos in gevallen als deze, waarin men van de vele bestaande definities de grootste gemene deler niet kan berekenen, lijkt het vaststellen van het kleinst gemene veelvoud minder moeilijkheden op te leveren: De Romantiek is een reactie op de Verlichting; zij laat vooral het gevoel boven het verstand, het individuele boven het algemeen-typische tot zijn recht komen; zij zoekt uitwegen voor de spanningen van onvrede, van eenzaamheid, van zwerflust, in dood, magie, mystiek, ironie; zij stoot door tot een vernieuwde waardering van de geschiedenis, van de volkspoëzie; zij koestert de verbeelding [dromen, sprookjes, mythen, macabere of bizarre fantasieën]; zij zoekt heul in een geïdealiseerd natuurleven, zij...
Hier zetten wij maar rustig enzovoorts achter, want hoe ver wij ook doorgaan, de optelsom wordt toch niet de Romantiek. Het lukt evenmin haar in plaats en tijd te omgrenzen: verschillende Europese landen vertonen hun eigen vormen; Edgar Allan Poe lijkt ons een typisch Amerikaanse romanticus. En de jaartallen? Zij laten ons in de steek: vóór en na 1800, zeker, maar hoever ervoor en hoever erna? En dan zitten wij nog opgescheept met termen als vroege, als neo-romantiek.
Ook hier bereikt de wetenschapsman tenslotte het punt, waarop hij constateert: eens wist ik het nog niet, nu weet ik het niet meer.
Tegenover dit defaitisme kan hij slechts één kleine daad stellen. Overtuigd van de onmogelijkheid in een enkele afbeelding die onderscheidene componenten tot hun recht te laten komen, neemt hij er toch maar een op, een keuze bepaald door het samenspel van toeval en persoonlijke voorkeur. Al te veel illusies omtrent deze Amor en Psyche van de Italiaan Antonio Canova [1757-1822] maakt hij zich niet: zo is hij geenszins onvoorbereid op het verwijt dat dit lyrisch-weke, sentimenteel-romantische en verfijnde groepsbeeld eigenlijk niet eens bij de Romantiek ‘hoort’ - als zoveel van de Romantiek. Ons ontbreekt de plaatsruimte voor de inhoud van dit wonderlijke sprookje ener liefde, nog steeds als primitief volksverhaal voortlevend ‘in landen zo ver uiteengelegen als Schotland en Hindostan’. Woorden van Robert Graves, die een Engelse vertaling [in een Penguinuitgave] geleverd heeft van De Gouden Ezel van de Romeinse romanschrijver Lucius Apuleius [ca 125- ca 185], waar het in voorkomt. Wijzelf mogen tenslotte enig zwak opbiechten voor de Ode to Psyche van Canova's jongere Britse tijdgenoot John Keats [1795-1821].