[XXXVI]
het was een zij het ook maar korte aarzeling, maar even hebben wij toch overwogen, ons bijschrift niet te wijden aan de hier afgebeelde Voltaire [1694-1778], maar aan de beeldhouwer, Jean Antoine Houdon [1741-1828], schepper van een reeks prachtige portretbustes, waarvan deze een beroemd voorbeeld is. Maar Voltaire laat zich niet zo gemakkelijk afschepen...
Een beetje telegramstijl: grootste veldheer en staatsman in de strijd voor de vrije gedachte, geestigste prozaïst van zijn land en zijn tijd, honnête homme bij uitstek bij al zijn menselijke tekortkomingen, eminent cultuurcriticus, voortreffelijk historicus, na Erasmus weer de eerste, door hem patriarchaal bij-gestyleerde, hoofdman ener eigentijdse culturele elite, symbool en krachtaandrijver van de Verlichting. Dat is het misschien wel ongeveer. Ongeveer.
Deze Verlichting [Duits: Aufklärung] is volgens een veel aangehaald woord van Immanuel Kant [1724-1804] de bevrijding van de mens uit een geestelijke onmondigheid, waar hij zelf schuld aan heeft. ‘Sapere aude!’: ‘Durf te weten’!, laat Kant daarop volgen. Zo opgevat kan men de Verlichting beschouwen als niet minder dan een geestelijke wedergeboorte van Europa onder de heerschappij van de rede. Een rede, die enerzijds bij voortduring de grenzen van haar ‘actie-radius’ indachtig blijft, anderzijds zorgvuldig haar zindelijkheid bewaart tegenover alle buiten haar om zich aandienende middelen tot inzicht in de werkelijkheid van leven en wereld. Zo iemand, dan heeft Voltaire haar gediend - en hoe! Wanneer zijn gedichten en toneelstukken ons thans niet meer aanspreken, dan vinden wij daarvoor ruimschoots vergoeding in een weergaloos lichtvoetige, fijnzinnige, sierlijke prozastijl, van een humor, die ons de raakheid doet beseffen van Schnitzlers uitspraak: ‘Der Humorist lustwandelt innerhalb der Unendlichkeit’. Voltaire is ondiep, heet het wel eens. Dr. Ph. de Vries: ‘Voltaire bezit die zo veel geprezen diepte niet, waarin alle moreel en geestelijk afval verdwijnt, en die men dan met een geheimzinnige, de massa bewondering afdwingende toverformule sluit’.
Wéér Schnitzler, nu met een ‘spreukje’:
‘Tiefsinn hat nie ein Ding erhellt;
Klarsinn schaut tiefer in die Welt’.
De historicus Voltaire: hoofdwerk Essai sur les moeurs et l'esprit des nations, de eerste grote cultuurgeschiedenis, die zonder, veelal op onkunde berustende, zelfgenoegzaamheid ook buiten-europese beschavingen, de Indische en Chinese, aandacht schonk. Haar program be-