[XXXV]
peter de grote is voor de gemiddelde Nederlander misschien voor alles de man van het vermaarde huisje in Zaandam, een domicilie, waarvan men in het voorbijgaan wel mag opmerken, dat hij het er in 1697 veel korter heeft uitgehouden dan in Amsterdam - een dag of acht tegen vier maanden. Hetgeen een negentiende - eeuwse Russische dichter er geenszins van heeft kunnen weerhouden, ons onder 't oog te brengen, dat boven deze ‘arme hut’ heilige engelen klapwiekten, dat daar de wieg had gestaan van het keizerrijk alsook het grote Rusland was geboren. Niet zo heel veel historischer dan het libretto van de opera Zar und Zimmermann van Albert Lortzing [1837] - en bij diens muziek kan men tenminste nog eens in ongedwongen vrolijkheid lachen. Het lag overigens uiteraard bepaald niet in onze bedoeling de spot te drijven met een nog steeds door duizenden bezocht pelgrimsoord, al komen wijzelf er eens in de vijftig jaar.
De andere kant van dit alles is dat Peter de Grote Rusland ‘een venster op het Westen’ geopend heeft en wel naar West-Europa toe, een ‘europeïsatie’, die naar veler oordeel meer middel dan doel was; dit doel bleef voor hem, zijn land opgewassen te doen zijn tegen de andere staten in Europa, waaronder enkele, die in de politieke constellatie dier jaren grote mogendheden waren: Zweden, Turkije.
Zijn hervormingen binnen Rusland kan men, als vaker in de geschiedenis, op twee manieren interpreteren, als een poging, iets nieuws te scheppen met behoud van wat uit het oude bruikbaar was, of als een om de bruikbare fundamenten van het oude Rusland in een nieuwe tijd te verstevigen en uit te bouwen; in beide interpretaties ligt het accent daarop, dat hij niet zozeer een Europese, maar een moderne staat wilde verwezenlijken. Niet overal ging hij daarbij een radicale, althans als radicaal gevoelde, breuk uit de weg, zoals dit plaatje bewijst, waarin een tegenstribbelende ouderwetse Rus zijn baard moet prijsgeven - op bevel van de Tsaar.
Er ware nog veel te verhalen over Peters persoonlijkheid. In een schoolboek, waarvoor wijzelf de mede-verantwoordelijkheid dragen, staat daaromtrent, dat hij dan een geniaal hervormer was, maar toch ‘een barbaar bleef, overgegeven aan zijn hartstochten’. Tijdens onze twintigjarige leraarsloopbaan heeft nimmer een onzer leerlingen van deze tekst enige uitleg gevraagd. Was het misschien niet nodig?