[XXXIV]
dit ‘is’, wil althans voorstellen, de Spaanse mystica en kloosterhervormster Teresa de Jesús, Theresia van Ávila [1515-1582] veertig jaar na haar dood, dus in 1622, heilig verklaard. Deze Santa Teresa geldt na Ignatius van Loyola, de stichter der Jezuïeten-orde, als de indrukwekkendste gestalte der Contra-Reformatie, een woord, dat misschien niet alleszins recht doet wedervaren aan de machtige geestelijke beweging, die erachter schuilgaat, omdat zij die te eenzijdig lijkt te waarderen als reactie op de Reformatie. De geschriften van deze merkwaardige vrouw, op bevel van haar biechtvader samengesteld, staan aangeschreven als klassieke getuigenissen van Christelijke mystiek.
Dit beeld wil ons deze mystica in opperste vervoering voor ogen stellen. Het geldt als het beroemdste, dat van haar bestaat en het bevindt zich in de betrekkelijk weinig bekende kerk Santa Maria della Vittoria in Rome, alwaar wij het diep bewonderend, om niet te zeggen verbluft, mochten aanschouwen als een van de meest grandioze werken van Lorenzo Bernini [1598-1660], grootmeester der barokkunst en als bouwmeester schepper van de colonnade op het Sint-Pietersplein. Een kunstenaar van ongetwijfeld weergaloze technische begaafdheid en meeslepende fantasie.
Zou Santa Teresa zich in dit beeld hebben herkend [wij bedoelen natuurlijk de psychologische, niet de lichamelijke gelijkenis]? Of toch eerder in het door haar veramerikaanste landgenoot, de wijsgeer Santayana [1863-1952], zo aardig beschreven houten beeld, dat in de processie in Ávila wordt meegedragen, het beeld van ‘een in vervoering geraakte non, bleek en heroïsch, van de aarde omhoog getild door de kracht van geloof en liefde’? Wij zouden ons niet gaarne hierover enige uitspraak veroorloven, maar toch ook weer niet onverzwegen laten, dat wij, voor Bernini's machtige schepping staande, ons ook enigszins getroffen voelden door wat een Italiaanse kunsthistoricus noemt de ‘malizioso sorriso’ van de engel, de ‘ondeugende glimlach’ waarmee hij zijn pijl op de heilige richt.