[XXVII]
ook michelangelo buonarotti [1475-1564] zou men als een uomo universale kunnen beschouwen, al bevatte zijn wezen één element, dat zoveel sterker de aandacht trekt, dat men bij hem meer aarzelt dan bij Leonardo. Het is waarlijk niet zijn veelzijdigheid, die deze twijfel oproept, evenmin als de hoogte van zijn geniale aanleg.
Beginnen wij met de beeldhouwer, dan mogen wij uitspreken dat hij als zodanig bij geen der allergrootsten in de menselijke geschiedenis in de schaduw staat. Voor de schilder is het al voldoende naar zijn werk in de Sixtijnse kapel te verwijzen, voor de bouwmeester volstaan wij met het gewagen van de ervaring, die wij iedere bezoeker van Rome zouden toewensen: in de vallende avond van de helling van de Pincio af de zon te zien ondergaan boven Michelangelo's machtige koepel boven de Sint-Pieter. En dan is daar ook nog de vestingbouwkundige Michelangelo, van wiens werk wij enig inzicht krijgen, wanneer wij ons in vergelijkbare positie op de hoogte van San Miniato boven Florence bevinden bij de resten van de door hem aangelegde versterking van de stad. Zijn wij er nu? Neen: Michelangelo was ook nog een belangrijk en oorspronkelijk dichter...
Ook in zijn nalatenschap komen leemten voor, maar gelukkig veel en veel minder dan bij Leonardo, al geraakte ook bij hem van ontzaglijke ontwerpen soms maar al te weinig tot uitvoering. Daarvan is welhaast geen enkel voorbeeld zo sprekend als het grafgewelf voor de grote Renaissance-paus Julius II [1503-1513] waarvoor van het door de kunstenaar ontworpen veertigtal figuren slechts enkele door hem, met een Socratisch beeld, uit het onbewerkte marmer zijn ‘verlost’.
Hiervan deze zeer indrukwekkende Mozes [ca. 1516], weergegeven in een houding van opperste spanning, van verschrikkelijke toorn, welke als een orkaan zal losbarsten over het volk, dat zich overgeeft aan de aanbidding van het gouden kalf. Men pleegt te spreken van de overweldigende terribilta, door de beeldhouwer verleend aan de tot goddelijke majesteit verheven en verhevigde menselijke figuur, en vandaar uit heeft men terug willen redeneren naar de ‘titan’ Michelangelo. Wij gewaagden hierboven van een aarzeling - en die voelen wij juist hier tegenover deze zo diep en diep gekwelde, feilbare, falende kunstenaar, zo bezeten van het besef van wat een veel later geslacht ‘la condition humaine’ zou noemen. In de Renaissance-periode kan men zeker de doorbraak constateren ener krachtige stroming, die met haar gerichtheid op de natuur, op de stoffelijke werkelijkheid, op al het aardse, afsteekt tegen de achtergrond der Middeleeuwen en waarin hier en daar door haar vernieuwde bezinning op de waarden