[XXII]
van weinig gestalten uit de Europese geschiedenis zou de afwezigheid in dit toch waarlijk niet weidse panorama onvergeeflijker schijnen dan van Dante Alighieri [1265-1321], hier weergegeven naar het miniatuur van een handschrift van zijn ‘Canzoniere’ door een onbekende meester uit de vijftiende eeuw [Bibliotheca Riccardiana, Florence]. Stellen wij de vraag, wat ons, mensen van heden, met hem verbindt, dan komen wij, langs welke weg ook, altijd weer tot zijn overweldigend groot en vrijwel onomstreden dichterschap. Een dichterschap, dat zijn hoofdwerk, de Divina Commedia, ook thans nog toegankelijk maakt voor de velen, die zich anders ontmoedigd zouden hebben afgewend van zoveel theologie en scholastiek, nu poëtisch geadeld in dit verhevenste relaas ener geestelijke pelgrimage, tevens vormgeving van het middeleeuws-chrjstelijke wereldbeeld en verwoord in de door de dichter zelf geschapen Italiaanse literatuurtaal.
Deze Divina Commedia, men weet het, is het werk van een banneling, gedoemd ‘te proeven hoe zout smaakt andermans brood en hoe harde weg is het op- en afgaan van eens ander mans trappen’ [Paradiso XVII, 58-60, vertaling H.J. Boeken]. In 1302 moest de burger Dante Alighieri voorgoed zijn door burgertwisten geteisterde vaderstad Florence verlaten. Zijn politieke denk beelden, de toestanden van zijn tijd, de problemen, niet alleen van zijn woonplaats, maar ook van het Italië van toen, brengt hij op onvergelijkelijke wijze in deze terzinen tot leven en schenkt ze daarmee een grandioze actualiteit, waarbij ons echter nimmer het besef verlaat, dat wij de dichter begeleiden op zijn tocht door een kosmos. Een kosmos, aanschouwd door een die men terecht niet alleen als dichter, maar ook als ziener betiteld heeft, ziener van hel, louteringsberg en paradijs. Op zo overtuigende wijze wist hij daarvan te spreken dat, naar verluidt, de oude vrouwen te Verona hem op straat nawezen, zeggend: ‘Men hoeft niet te vragen of deze man uit de hel komt: kijk maar naar zijn bruine kleur en zijn kroezende baard’. Maar ook ziener in de betekenis die dit woord in de gewijde verhalen der mensheid gekregen heeft: profeet, vermaner, kenner en verkondiger der waarheid.