[XVII]
zeven kruistochten tegen de Mohammedanen vermeldt de geschiedenis, van de eerste, in 1099 bekroond met de verovering van Jeruzalem tot de zevende, in 1270 voor Tunis eindigend met een deerlijke mislukking. Zeven kruistochten, een mooi, een al te mooi getal. Wij kennen er heel wat meer: zo heeft iedereen wel eens gehoord van de Hollandse graaf Willem I, die in 1219 Damiate hielp innemen - daar waren ook inwoners bij van Haarlem en Dokkum, van welke steden men maar het wapen moet bekijken. En zo heeft ook menigeen wel iets vernomen over de kinderkruistocht, waar de dichter Nijhoff een zijner mooiste verzen aan heeft gewijd.
Wat dreef die duizenden, die tienduizenden? De godsdienstige aandrift in de eerste plaats, maar zij was zeker niet de enige en zelden onvermengd: God wilde het, maar Hij kon daarginds ook belonen met krijgsmansroem en krijgsmansbuit. De wel haast ondraaglijke maatschappelijke toestanden in West-Europa hebben ongetwijfeld talloze armen, horigen, lijfeigenen, ontvankelijker gemaakt voor wat wij maar de kruistochtidee zullen noemen. En wie zal zeggen, hoe sterk de lokking is geweest van het onbekende? Wie zal begroten hoeveel kooplieden op handelsbetrekkingen uitgingen, of misdadigers op straffeloosheid? Het zegt toch ook wel iets, dat één kruistocht, de vijfde [1228-