[VI]
de samensteller van dit boekje moge er hier en daar in slagen, te verdoezelen, dat een Europa in een halfhonderd plaatjes-met-bij-schriften nooit méér kan opleveren dan een ontzaglijk lege ruimte met wat verspreide brokjes substantie; tegenover wat men wel eens ‘het wonder van Hellas’ genoemd heeft, valt hij onherroepelijk door de mand. Bewijze deze Plato [427-347] die in zijn eentje moet ‘staan voor’ het Griekse denken, terwijl alleen al op dat terrein zich minstens een dozijn grote namen vóór en na hem opdringt; niet weinig lezers zullen wel eens gehoord hebben van bijvoorbeeld Pythagoras, Heraclitus, Democritus, Socrates, Aristoteles, Epicurus; ziedaar al de helft van het dozijn. Maar naast het Griekse denken blijven dan nog altoos in onze verluchte tekst verwaarloosd zulke kleinigheden als de Griekse beeldende kunst, de Griekse democratie, de Griekse kolonisatie enzovoorts. Schrale, zij het weinig dappere, troost: met een héél boekje van dit formaat, gewijd aan dat Helleense wonder, schoten wij nog tekort...