| |
| |
| |
Journalist in Indië
1868, 8 mei |
Hij vertrekt met vrouw en kind naar Nederlands-Indië. De reis wordt betaald door de Nederlandse regering. In de eerste maanden van 1868 is Huet met de minister van koloniën J.J. Hasselman uit het conservatieve kabinet Heemskerk-Van Zuylen (1866-1868) in het geheim overeengekomen, dat hij in ruil voor een vrije overtocht naar Batavia de regering in Nederlands-Indië van advies zal dienen hoe men de liberale pers aldaar het best in toom kan houden. Kort na Huets vertrek valt het ministerie van Heemskerk-Van Zuylen en wordt opgevolgd door het liberale kabinet Van Bosse Fock (1868-1870), waarna de geheime overeenkomst niet lang meer geheim blijft en er vooral in Indië veel rumoer rondom Huet ontstaat. Deze affaire betekent ook het einde van zijn vriendschap met Multatuli. |
8 mei-20 juni |
Het gezin Busken Huet reist over land naar Marseille. Daar schepen ze zich op 19 mei in en varen vervolgens naar Alexandrië, waar ze de trein nemen die hen via Cairo naar Suez brengt (het Suez-kanaal zou pas in 1869 voltooid worden) en vervolgen hun reis per boot naar Batavia, waar ze in de nacht van 20 op 21 juni aankomen. |
1 juli |
Hij begint zijn werk als redacteur van de Java-Bode. Na een moeizaam begin, waarin veel lezers vanwege de zaak-Hasselman hun abonnement opzeggen, weet Huet van het tot dan toe twee- à driemaal per week verschijnende blad zo'n succes te maken dat het vanaf december 1869 dagelijks uitkomt.
De Huets gaan wonen op Kramat. |
140
De minister van koloniën J.J. Hasselman.
141
Het koninklijk besluit waarbij Huet met zijn gezin een gratis overtocht naar Nederlands-Indië wordt verleend.
| |
| |
142
Spotprent n.a.v. Huets opvattingen inzake de koloniale politiek in De Nederlandsche Spectator van 23 januari 1869.
Een jaar of daaromtrent na onze komst in Indie briefde ik hem over hoe onze zoon, op zekeren dag, ons vermaakt had door, dreumes die hij destijds was, eerst zijne moeder rust noch duur te laten vóór zij hem het vrije gebruik van een stuk veterband had toegestaan; toen in zijne speelkamer zich op te sluiten, waar hij een uit Nederland medegebragt Neurenberger drukpersje aan een kleine Bloemendaalse schaafbank vastbond (het bijbehoorend timmermansgereedschap was een geschenk van Potgieter geweest); en ons ten slotte in vollen ernst met de mededeeling te komen verrassen: ‘dat de pers nu aan banden gelegd was’. Vrolijker brief heb ik in al mijne indische jaren van Potgieter niet ontvangen, dan dien, waarin hij deze kinderlijke handeling toejuichte.
LFK, xiii, 76
143
De rede van Batavia. Foto omstreeks 1870.
144
De Java-Bode.
Van zijne opinien te moeten leven, denk ik dan, is eene straf, die de Goden ons opleggen; maar opinien te hebben is een voorregt.
Briefwisseling Potgieter Huet, 1, 521
| |
| |
Waar ooit de duivel kwam liet hij iets stinkends achter, De lucht verpestend met zijn haat en hoovaardij. Hij, die zich zelf vergoodde als trouwe Priesterwachter van Nederland - trok naar de Oost en liet ons.. Lidewij.
W. Enschede, A.C. Kruseman, dl 11, Amsterdam, 1902, 79.
145
Het prospectus, waarin D.A. Thieme Huets roman Lidewyde aankondigt.
146
Anne.
147
Het handschrift van het slot van de voorrede van Lidewyde.
1868, juni |
Verschijning van Litterarische Fantasien. Arnhem, D.A. Thieme, 1868. 2 dln., een bundeling van kritieken van Huet, waarvan het merendeel eerst in De Gids is verschenen. Verschijning van Lidewyde. Arnhem, D.A. Thieme, 1868. 2 dln.; zijn eerste roman, die grote opschudding teweeg brengt door het voor Nederland ongekende realisme. |
27 oktober |
De aankondiging van het overlijden van Huet in het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage. |
148
Huet woonde in het tweede huis links, over de brug, dat op deze foto schuil gaat achter de bomen. 19de eeuwse foto.
149
Brochure van J.L.N. Wiegman Bzn. (ps. van R. Koopmans van Boekeren) n.a.v. Lidewyde.
150
Brochure van Taco de Beer n.a.v. Lydewyde.
| |
| |
151
Spotprent in De Nederlandsche Spectator van 7 maart 1869 n.a.v. de recensie van Simon Gorter in De Gids van Lidewyde.
152
Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage van 27 okt 1868 meldt het overlijden van Huet.
Eene te vurige liefde vaar de eer der nationale letteren is de eenige zedelijke fout dezer opstellen; en aan wie de schuld, dat niet al onze letterkundigen in den gloed van dien hartstogt bestaan kunnen.
LFK, i, 111
Met den Java-Bode gaat het bij voortduring naar wensch. [...] Ik kan nog niet beoordeelen, in hoever de meer litterarische plooi, die ik in de laatste twee maanden aan den J.B. heb trachten te geven, mij goed gedaan heeft; doch Van Dorp [= H.M. van Dorp, de uitgever van de Java-Bode] is daarmede zeer ingenomen, en dat is een voornaam punt.
Briefwisseling Potgieter Huet, 11, 73
153
Litterarische fantasien, dl. 1 (1868).
154
A. de Lamartine.
De nieuwere litterarische kritiek onderscheidt zich van die der Letteroefeningen weleer, voornamelijk hierdoor dat zij in elk auteur van eenige beteekenis een belangwekkend menschelijk wezen ziet. Hare leer is, dat een schrijver juister gewaardeerd wordt, naarmate men zijne werken meer als uitvloeisel van zijn aard, en hemzelf nadrukkelijker als een kind beschouwt van den maatschappelijken toestand, te midden waarvan hij geboren is en geleefd heeft, of voortgaat te leven.
LFK, i, 1
155
Het begin van het opstel over A. de Lamartine in de Java-Bode van 15 mei 1869.
| |
| |
157
Daniel Busken Huet.
156
De paardentram in Batavia, tekening van jhr. J.C. van Rappard in H.T.M. Perelaer, Het kamerlid Van Berkenstein in Nederlandsch-Indië, Leiden, [1888].
Huet over het reizen met de Bataviase paardentram, ingevoerd in september 1869: men zit er vaak geklemd tusschen een onwelriekende Chinees en een transpirerende koelie, met niets als een vuil katoenen broekje aan het lijf; pittoresk om aan te zien op een afstand, doch van nabij zeer weinig sympathetisch, vooral voor iemand in wiens credo geene plaats is voor het geloof in den ‘armen Javaan’ [...].
Briefwisseling Potgieter Huet, 11, 137
1869, 15-19 mei |
In de Java-Bode publiceert Huet zijn eerste kritiek sinds twee jaar: een opstel over de Franse dichter A. de Lamartine (1790-1869). Het is het begin van een nieuwe reeks kritieken, die Huet tot aan zijn dood in 1886 zal publiceren in Indische dagbladen en Nederlandse tijdschriften. Na de publikatie in periodieken worden ze gebundeld in de reeksen Litterarische Fantasien. |
23 augustus |
Overlijden van zijn broer Daniel, die sinds 1852 notaris was in Soerabaja, waar het hem in financieel opzicht goed ging - ook Huet had in zijn Haarlemse jaren enkele keren van zijn geld geprofiteerd -, maar lichamelijk was hij een wrak, hij was blind geworden, leed aan ondragelijke hoofdpijnen en stierf tenslotte een ellendige dood. Hij liet de helft van zijn kapitaal na aan Huets zoon Gideon. |
1870, 11 januari |
Hij waagt zich na Lidewyde weer aan creatief werk en publiceert de eerste van een zestal Indische brieven, die dit jaar in de Java-Bode zullen verschijnen. |
15 juni |
Na een onderbreking van tien jaar schrijft hij weer eens een verhaal. Tot november 1872 zal hij negentien novellen in de krant publiceren. |
1 juli |
Hij verhuist naar Buitenzorg, waar hij en zijn vrouw met veel plezier wonen en graag mogen wandelen in 's Lands Plantentuin, de grote botanische tuin bij het paleis van de gouverneur-generaal. |
158
Het begin van een novelle van Huet in de Java-Bode van 15 juni 1870.
159
Het begin van Huets ‘Indische Brief’ in de Java-Bode van 11 januari 1870.
160
's Lands Plantentuin in Buitenzorg, met op de achtergrond het paleis van de gouverneur-generaal. 19de eeuwse foto.
Indie is het land der geüsurpeerde reputatien, en Jan Rap heeft hier bepaald den boventoon. Doch wanneer men, zooals wij, geene behoefte gevoelt aan een uitgebreiden kring van kennissen en zijne beste genoegens in huis vindt, komt er dat minder op aan.
Brieven, 1, 237
| |
| |
Huet over Indië: De onvermijdelijke gelijkheid der standen, die in Europa ten minste het talent doet bovendrijven, verzekert hier alleen de heerschappij der ongemanierdheid en doet door de geheele maatschappij een adem van ploertigheid gaan.
Briefwisseling Potgieter Huet, 11, 42-43
161
Brief van Huet aan E.J. Potgieter, 18 juni 1871.
162
Een doorsnede van de boekhandel en uitgeverij G. Kolff & Co. aan het einde van de 19de eeuw te Batavia. Zo ongeveer moet ook Huets firma Ernst & Co. er hebben uitgezien. Tekening in Door tijd en vlijt. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de N.V. Koninklijke boekhandel en drukkerij G. Kolff & Co, Batavia, 1948.
[...] zoo'n courant, waarin ik dagelijks over menschen en zaken mijne meening zeggen kan, is voor mij een kostelijk ding [...].
Brieven, 1, 264
| |
| |
163
Het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie.
1871, 1 juli |
Zijn salaris als redacteur van de Java-Bode wordt verdubbeld tot ƒ24.000 per jaar. |
1872, 1 januari |
Doordat de Java-Bode overgaat naar een nieuwe eigenaar, ziet Huet zich gedwongen weer te verhuizen van Buitenzorg naar Batavia. |
augustus |
De nieuwe eigenaar biedt Huet een contract aan, waarbij hij bijna de helft minder gaat verdienen. Hij weigert dat en krijgt met ingang van 1 februari 1873 ontslag aangezegd. Onmiddellijk daarop probeert hij een eigen dagblad op te richten en binnen enkele weken heeft hij het daarvoor nodige kapitaal van ƒ50.000,- bijeen. |
1873, 1 februari |
Huet wordt als redacteur van de Java-Bode opgevolgd door H.B. van Daalen. |
28 maart |
Hij gaat met de drukker H. Ernst een vennootschap aan en de nieuwe firma vestigt zich onder de naam Ernst & Co. in de Binnennieuwpoortstraat. |
4 april |
Het eerste nummer van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie verschijnt. |
mei |
Behalve de uitgave van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie ontwikkelt de firma Ernst & Co. ook andere activiteiten; in het gebouw aan de Binnennieuwpoortstraat zijn gevestigd een drukkerij, een boekbinderij, een boekhandel en een uitgeverij. De uitgeverij geeft ook het werk van Huet zelf uit, zoals: Novellen. Eerste zestal. Batavia, Ernst & Co., 1873. |
november |
Verschijning van Nieuwe Litterarische Fantasien. Batavia, Ernst & Co., 1873; een bundeling van zijn in Indië geschreven kritieken. In Nederland worden ze op de markt gebracht door J. Noordendorp te Amsterdam, en de tweede druk in 1874 door G.L. Funke (1836-1885), ook te Amsterdam, die zich in dat jaar opwerpt als de uitgever van Huet in Nederland. |
december |
Hij richt een eigen leesgezelschap op, waarvan hij directeur wordt, zodat hij kan bepalen welke boeken en tijdschriften er voor gezamenlijke rekening besteld zullen worden. |
december |
Verschijning van Novellen. Tweede zestal. Batavia, Ernst & Co., 1873. |
| |
| |
164
Nieuwe litterarische fantasien, dl. 11 (1873).
165
Novellen. Eerste zestal (1873).
166
De ledenlijst van het door Huet opgerichte leesgezelschap ‘Verpoozing’, waarvan hij direkteur was. Dat hield in dat hij voor rekening van de leden boeken en tijdschristen in Europa mocht bestellen.
Potgieter: Ik beweer nu, à qui veut l'entendre, en ook tegen hen die boos worden als ik het zeg, dat onze kritiek uit de Oost komt.
Brieswisseling Potgieter Huet, 11, 356
167
De Binnennieuwpoortstraat in Batavia, waar zowel het kantoor van de Java-Bode als van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie gevestigd was. Foto uit 1888.
168
Eens dichters vriendschap, een uitgave van vier dichten van E.J. Potgieter er zijn vriendschap met de familie Huet, gedrukt door Huet ter gelegenheid van de 15e verjaardag van zijn zoon Gideon.
169
E.J. Potgieter. Foto naar een krijttekening in opdracht van Huet gemaakt 1875.
| |
| |
170
Gideon.
Huet over Gideon: Kan ik hem bewaren voor de ondervinding van zijn vader, die ook als kind in ieders gunst stond, maar als man door de menschen gehaat werd, dan zal ik het niet nalaten.
Brieven, 1, 277
171
De Van Harens (1875).
172
Het begin van het feuilleton Robert Bruce's leerjaren in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 16 september 1875.
1874, 2 januari |
Overlijden van zijn broer Jan in Krawang (Nederlands-Indië), administrateur van de suikersabriek Kebon Sarie op de Pamanoekan- en Tjasemlanden. |
mei |
Verschijning van Novellen. Derde zestal. Batavia, Ernst & Co., 1874. |
1875, 3 februari |
Overlijden van E.J. Potgieter. Hij herdenkt Potgieter in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie met een bespreking van zijn laatste grote gedicht De nalatenschap van den landjonker en hij geeft Eens dichters vriendschap uit, een bundeling van een viertal gedichten van Potgieter over zijn vriendschap met de familie Busken Huet. Het was bedoeld als een verjaardagscadeau voor zijn zoon Gideon en niet bestemd voor de handel. Wel bestemd voor de handel was een gelithograseerd portret van Potgieter, dat hij tezelfdertijd in Batavia te koop aanbood. |
maart |
Verschijning van De Van Harens. Batavia, Ernst & Co., 1875; een studie over W. en O.Z. van Haren. |
augustus |
Verschijning van Verscheidenheden. 1ste gedeelte. Batavia, Ernst & Co., 1875. |
16 september-2 december |
Onder het pseudoniem ‘Majoor Frans’ publiceert hij de roman Robert Bruce's leerjaren in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie, het eerste gedeelte van zijn romancyclus De Bruce's. |
1 oktober |
Hij verhuurt zijn huis in Batavia en laat zijn inboedel veilen. |
december |
Verschijning van Verscheidenheden. 2de gedeelte. Batavia, Ernst & Co., 1875. |
31 december |
Hij ontbindt de vennootschap met H. Ernst en wordt de enige eigenaar van de firma die onder dezelfde naam blijft voortbestaan. |
1876, 8 januari |
Zijn neef Dr. J. l'Ange Huet (1840-1925) arriveert in Batavia en wordt al spoedig belast met de redactie van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie. |
10 maart |
In de ochtend van de tiende maart vertrekt het gezin Busken Huet ‘voorlopig’ met de ‘Prins van Oranje’ naar Europa. Begin april gaan ze in Napels van boord en zetten vandaar de tocht over land voort. Via Rome, Florence, Milaan, Genève en Parijs komen ze in juli in Amsterdam aan. Van deze reis brengt Huet verslag uit in het in 1877 verschijnende Van Napels naar Amsterdam. |
| |
| |
173
De inboedel van Huet wordt ter veiling gebracht; advertentie in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 28 september 1875.
174
Huet biedt zijn huis te huur aan in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 21 augustus 1875.
175
Aankondiging van het vertrek van Huet in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 10 maart 1876.
176
J. l'Ange Huet.
In gezelschappen voel ik mij altijd vreemd, en dat ligt niet alleen aan mij, want met Anne, die veel vriendelijker en spraakzamer is dan ik, gaat het even zoo. De maatschappij hier is te klein, geloof ik, om het verschil van beschaving tusschen de mannen en de vrouwen onderling en afzonderlijk te doen verdwijnen. Waar ik ook heen ga, ik moet mij altijd geweld aandoen om niet onbeleefd te schijnen. Derhalve gaan we weinig uit.
Brieven, 1, 292-293
177
Van Napels naar Amsterdam, opgedragen aan zijn vrouw en zoon (1877).
|
|