| |
Letterkundige in Parijs
1876, 1 mei |
Ze vestigen zich in Parish, 13 rue de Valois. |
31 juli |
Hij sluit een overeenkomst met G.L. Funke, die in de komende vier jaar een twintigtal werken van hem zal uitgeven. |
oktober |
Verschijning van Nationale vertoogen. Amsterdam, G.L. Funke, 1876. 2 dln. |
oktober |
Ze verhuizen naar St. Cloud bij Parijs, 15 rue du Calvaire. Gideon blijft in Parijs en pension wonen, waar hij onderwijs volgt aan het lycée. |
december |
Verschijning van Nederlandsche bellettrie, 1857-1876, kritieken. Amsterdam, G.L. Funke, 1876. 3 dln. |
| |
| |
178
De kamers van het huis 13 rue de Valois keken uit op de binnenplaats van het Palais Royal. Foto omstreeks 1900.
179
Spotprent op Huet in de Uilenspiegel van 7 april 1877.
180
Nationale verloogen, dl. 1 (1876).
181
Nederlandsche bellettrie, dl. 1 (1876).
182
Gezicht op St. Cloud. Foto omstreeks 1900.
183
G.L. Funke.
184
Gideon.
[Over Funke] Hij was de eerste die, door het bezorgen eener goedkoope uitgaaf mijner Litterarische Fantasien, mij een ruimen kring van lezers opende; ruimer dan ik zonder hem toen gevonden zou hebben.
LFK, xxv, 214
| |
| |
185
George Sand.
186
George Sand (1877).
De jonge en bevallige vrouw die gescheiden leefde van haar man, die naar Parijs kwam en zich een naam zocht te maken met hare pen, die manskleederen droeg, cigarettes rookte en met de parijsche bohème littéraire et artistique verkeerde, die optrad tegen de wetgeving op het huwlijk, in de bres sprong voor de regten der vrouw, de echtbreuk verheerlijkte en zelf de leer der vrije liefde in praktijk scheen te brengen, gaf van alle zijden tegelijk vat op zich.
LFK, xiii, 98
In brieven heb ik hem nooit ‘amice’, altijd ‘waarde vriend’, in gesprekken nooit ‘Potgieter’, altijd ‘meneer’ genoemd, en hij mij wederkeerig. Jonge tijdgenooten tutoyeren elkander; leermeesters tutoyeren hunne discipelen; discipelen; doen het hunne leermeesters niet terug. Ik was noch Potgieter's leerling noch zijn tijdgenoot. Zich als mijn meerdere voor te doen, streed met zijne beleefdheid. In mij kwam het niet op, mij als zijn gelijke te beschouwen. En zoo zijn wij gedurende vele jaren intieme vrienden geweest, zonder ooit tot zekere gemeenzaamheid te vervallen welke aan de hoogere vriendschap dikwijls afbreuk doet.
LFK, xiii, 6
187
J.H. Scholten.
188
Potgieter, 1860-1875, persoonlijke herinneringen (1877).
Geef ik ooit mijne mémoires uit, dan zal daarin te lezen staan, dat Scholten en Potgieter de twee Nederlanders zijn, aan wie ik voor mijne vorming het meest te danken heb gehad.
Brieven, 11, 13
189
Oude romans, dl. 1 (1877).
190
Jan ten Brink.
Wij Nederlanders worden niet gelezen, maar des te meer lezen wij.
LFK, x, 115
191
Het begin van een artikel over Sarah Bernhardt in Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 8 maart 1877.
192
Sarah Bernhardt.
| |
| |
Een nederlandsch auteur van gemiddelde vruchtbaarheid kan, van hetgeen hij in tien jaar voortbrengt, één jaar, in twintig, twee jaren, in dertig, drie jaren leven, en zo voorts: cijfers die [...] verklaren hoe het komt dat in Nederland geen stand van letterkundigen aangetroffen wordt.
LFK, x, 119
193
Kwitantie voor een artikel door Huet gepubliceerd in Nederland.
194
Het tijdschrift Nederland in 1878.
195
Parijs en omstreken (1878).
Het Huis van Oranje (ik zeg dit met den eerbied en de vrijmoedigheid die een legitimist betamen: alle goede Nederlanders zijn legitimisten) heeft uitstekende veldheeren en nog voortreffelijker staatslieden voortgebragt, maar was in het bevorderen van wetenschappen, kunsten, of letteren, niet de evenknie der Medici, der Valois, der Tudors, der Bourbons. Geen vorst of vorstin uit dit Huis heeft, voor zoover bekend is, in de landstaal ooit bijzonderen smaak gevonden. Aan het nederlandsch hof worden de vreemde talen het best en het gemakkelijkst gesproken. Onze groote wereld staat buiten de nationale letteren, en de nationale letteren buiten haar.
LFK, x, 118
1877, 8 maart |
In het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie schrijft hij een artikel over Sarah Bernhardt (1844-1923). Huct blijft in zijn Parijse jaren een trouw medewerker aan zijn Indisch dagblad: hij schrijft literaire bijdragen, hoofdartikelen en wekelijks Parijse en Europese brieven. In de eerste geeft hij een overzicht van het Parijse nieuws, met daarin veel aandacht voor culturele zaken; hij publiceert deze brieven ook in de Opregte Haarlemsche Courant. In de tweede geeft hij onder het pseudoniem ‘Fantasio’ commentaar op actuele zaken in binnen- en buitenland. |
april |
Verschijning van Van Napels naar Amsterdam, Italiaansche reis-aanteekeningen. Amsterdam, G.L. Funke, 1877. |
juni |
Verschijning van George Sand. Amsterdam, G.L. Funke, 1877. |
juni |
Verschijning van Potgieter, 1860-1875, persoonlijke herinneringen. Amsterdam, G.L. Funke, 1877. |
12 juli |
Hij schrijft een brief aan zijn oude leermeester J.H. Scholten, waarin hij meedeelt in aanmerking te willen komen voor de op te richten leerstoel voor esthetica en kunstgeschiedenis. Die leerstoel wordt wel opgericht, maar Huet wordt daarvoor niet gevraagd. |
oktober |
Verschijning van Oude romans. Amsterdam, G.L. Funke, 1877. 2 dln. |
oktober |
Huet en zijn vrouw verhuizen weer naar Parijs, zodat Gideon bij hen kan komen wonen. Ze betrekken een woning op de vijfde verdieping: 147 Boulevard Saint-Michel. |
18 november |
Hij treedt in een geregelde briefwisseling met Jan ten Brink (1834-1901). |
1878, 1 januari |
Vanaf nu zal Huet tot zijn overlijden in 1886 regelmatig - in sommige jaren zelfs elke maand - meewerken aan Nederland, waarin hij uitvoerige essays publiceert over o.a. Dante, Shakespeare, Milton, Byron en Chénier. |
20 maart-10 juni |
Hij publiceert de roman Jozefine als feuilleton in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie. Het is het tweede gedeelte van de roman-cyclus De Bruce's. |
mei |
Verschijning van Parijs en omstreken. Amsterdam, G.L. Funke, 1878. |
augustus-september |
De Huets reizen door België, op kosten van de uitgever J.C. Loman Jr., voor wie Huet een boek over België zal schrijven. |
oktober |
Verschijning van Europesche brieven, door Fantasio [ps. van Cd. Busken Huet], met eene voorrede van Cd. Busken Huet. Haarlem, W.C. de Graaff, [1878]. 2 dln. |
18-23 november |
Hij houdt de lezing Drie voorwaarden van kunstgenot in Den Haag, Amsterdam, Haarlem, Leiden en Dordrecht. |
196
Huis Huet 147 Boulevard Saint-Michel, Parijs. Foto Anton Korteweg, 1986.
| |
| |
197
Litterarische fantsien. Nieuwe reeks (5 dln) (1878-1879).
198
Het prospectus waarmee de Europesche brieven onder de aandacht van de boekhandelaar worden gebracht.
In Nederland is de dagbladpers niet in aanzien. Zij vertegenwoordigt er geen magt in den Staat; beheerscht de openbare meening niet; kan zoomin reputatien opbouwen als afbreken. Het nederlandsch vooroordeel, dat almanakken leugenzakken noemt, heeft zich uitgebreid tot de dagbladen. In onze Tweede Kamer wordt aan dezen òf geen aandacht geschonken, òf er wordt daar, zoo zij eene enkele maal op het tapijt komen, met weinig onderscheiding over hen gesproken. Bij openbare feestelijke gelegenheden ziet ‘de pers’, gelijk men haar glimlachend noemt, zich niet geweerd, maar, overdragtelijk en eigenlijk, aan het lager einde der tafel geplaatst.
LFK, x, 120
199
Charles Busken Huet.
200
Het land van Rubens (1879).
Dit neemt echter niet weg, dat zoo vaak ik Nederland terugzie, ik den indruk ontvang van een land, gelegen aan de kust der Doode Zee, waar de vogels niet overheen kunnen vliegen zonder te sterven. Uit alle plaatsen, alle instellingen, klinkt er mij het woord 2 Koningen iv: 40 in de ooren: ‘Man Gods, de dood is in de pot.’
Brieven, 11, 106
201
Op de sondsveiling van G.L. Funke worden de werken van Huet gekocht door de uitgever H.D. Tjeenk Willink in Haarlem. Verslag in het Nieuwsblad voor den Boekhandel van 21 december 1880.
202
La Place Médicis. Het huis van Huet was om de hoek rechts, met het uitzicht op het park: le Jardin du Luxembourg. Foto omstreeks 1900.
| |
| |
203
Het begin van Huets geruchtmakende kritiek op Vosmaers roman Amazone op de voorpagina van De Amsterdammer van 23 januari 1881.
1878-1879 |
Verschijning van Litterarische fantasien. Nieuwe reeks. Amsterdam. G.L. Funke, 1878-1879. 5 dln. |
1879, 29 januari |
Overlijden van zijn broer Charles te Paramaribo, waar hij direkteur van de Surinaamsche Bank was. |
november |
Verschijning van Het land van Rubens, Belgische reisherinneringen. Amsterdam, J.C. Loman Jr., 1879. |
1880, maart |
Onder het pseudoniem C. Hasselaar publiceert zijn vrouw een artikel over zijn leven en werk in De Gids. Dat De Gids dit artikel opneemt is voor Huet reden om van tijd tot tijd bijdragen aan dit tijdschrift te leveren. |
september |
Gideon begint een opleiding tot bibliothecaris aan de Ecole des Chartres in Parijs. |
oktober |
Verhuizing naar 9 Rue de Médicis. |
oktober-december |
Hij publiceert in Nederland de helft van de roman Een modern predikant, herinneringen van Dr. Leopold, een roman die nooit voltooid zal worden. Het is het derde en laatste gedeelte van de roman cyclus De Bruce's. |
15 december |
Onder fondsveiling van G.L. Funke koopt de uitgever H.D. Tjeenk Willink te Haarlem alle rechten op de uitgave van de werken van Cd. Busken Huet uit het fonds van Funke. Tjeenk Willink wordt de nieuwe uitgever van Huet. |
19 december |
Huet gaat meewerken aan het nieuwe weekblad De Amsterdammer. |
1880-1888 |
Verschijing van Litterarische fantasien. Vierde reeks. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink, 1880-1888. 10 dln. Het eerste deel van deze serie verscheen in 1880 nog bij G.L. Funke. |
204
Carel Vosmaer.
| |
| |
205
Het land van Rembrand (1882-1884).
206
Frederik van Eeden.
Voortaan echter word ik een braaf nederlander, lees alleen Nederlanders, schrijf alleen over Nederlanders, en wil van niets dan Nederlanders weten.
Brieven, 11, 211-212; mbt. de voorbereidingen van Het land van Rembran...
Alleen moet gij niet uit het oog verliezen, dat mijn land van Rembrand eene stelselmatige lofrede op de Nederlanders is; eene soort van Hollandsche Natie in proza.
Brieven, 11, 277
Sommigen dier jongelui [uit de redactie van De Nieuwe Gids] zijn regt beminnelijk. Onze neef Dr. Ch. van Deventer, de jonge arts Fred. van Eeden, staan, wat karakter en kundigheden betreft, hoog bij ons aangeschreven. Met hun werk dweep ik vooralsnog niet, en de Lantaarn heeft tot heden meer geest, vind ik, dan de Nieuwe Gids. Maar wat zal ik u zeggen? Gij en ik, en de ouderen in het algemeen, wij voldoen die jongelieden blijkbaar niet.
Brieven, 11, 346
207
Uitzicht van Huets huis op 107 rue de l'Université.
208
Spotprent in De Nederlandsche Spectator van 10 april 1886 n.a.v. het publiceren van Huet in zoveel verschillende tijdschriften.
209
Gedicht van J.A. Alberdingk Thijm voor Cd. Busken Huet.
210
Gevelsteen aangebracht op het sterfhuis van Huet, 107 rue de l'Université, ter gelegenheid van de herdenking op 11 juni 1986 van zijn honderdste sterfdag. Foto Olf Praamstra, 1986.
| |
| |
211
Begin van Huets kritiek op de literatuurgeschiedenis van W.J.A. Jonckbloet in de De Lantaam van 15 augustus 1885.
212
Brief aan Albert Verwey, 11 april 1886.
1881, mei |
H.D. Tjeenk Willink begint met de uitgave van Huets verzamelde kritische werken onder de titel Litterarische fantasien en kritieken. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink, 1881-1888. 25 dln. |
16 juli |
Huwelijk van zijn zuster Charlotte met haar neef Adrien Huet (1836-1899). |
september |
Hij maakt een begin met de studie voor en het schrijven aan Het land van Rembrand, een werk dat de komende drie jaren al zijn tijd in beslag zal nemen. |
6 oktober |
Huwelijk van zijn broer Piet met Elisabeth de Zwaan (1836-1891). |
december |
Hij wordt door R. Fruin (1823-1899) gepolst over een eventuele opvolging van W.J.A. Jonckbloet (1817-1885), hoogleraar Nederlandse letterkunde te Leiden. Hij voelt er voor, maar het gaat niet door, want Jonckbloet besluit nog twee jaar aan te blijven. Als Jonckbloet in 1884 wel aftreedt, geeft de Leidse universiteit de voorkeur aan Jan ten Brink boven Huet. |
1882-1884 |
Verschijning van Het land van Rembrand, studien over de Noord-Nederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink, 1882-1884. 2 dln. |
1883, mei |
Zijn zoon Gideon, intussen opgeleid tot bibliothecaris, laat zich tot Fransman naturaliseren, omdat hij anders geen betrekking in overheidsdienst kan verwerven in Parijs. |
1884, 13 oktober |
Viering van het zilveren huwelijk met Anne. Uit Nederland komen veel gelukwensen. |
1885, april |
Het gezin Busken Huet verhuist naar 107 Rue de l'Université (vierde verdieping). |
15 augustus |
Hij werkt mee aan het nieuwe tijdschrift De Lantaarn, met een vernietigende kritiek op W.J.A. Jonckbloets literatuurgeschiedenis. |
8 november |
Frederik van Eeden (1860-1932) brengt een bezoek aan de Huets; in deze jaren krijgt Huet bezoek van een aantal jongeren als Frans Erens (1857-1935), Charles van Deventer, (1860-1931) en A. Bonger (1861-1936). |
27 november |
In het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie verschijnt een Europesche Brief van Fantasio [ps. van Cd. Busken Huet], waarin hij het koninklijk huis beledigt. Als dit begin 1886 in Nederland bekend wordt, ontstaat daar een hevige verontwaardiging over Huet, terwijl in Nederlands-Indië zijn neef J. l'Ange Huet, die als redacteur voor de inhoud van de krant verantwoordelijk is, tot drie maanden gevangenisstraf wordt veroordeeld. |
| |
| |
1886, 3-10 april |
Het laatste door Huets tijdens zijn leven gepubliceerde artikel verschijnt in De Portefeuille, kunst en letterbode: een essay over Tolstoi 1828-1910). |
1 mei |
Hij overlijdt in zijn studeerkamer, met de pen in de hand. |
4 mei |
Hij wordt begraven op het kerkhof Mont-Parnasse in Parijs; na zijn dood publiceert De nieuwe Gids het onvoltooide artikel waaraan hij werkte, toen de dood hem overviel. |
1898, 19 juli |
Overlijden van Anne. |
1921, 10 november |
Overlijden van Gideon. |
Helaas, mijn leven gaat voorbij als een droom! Iedere week moet ik twee artikelen schrijven, en liever drie dan twee, jaar in jaar uit. Van de onderwerpen zie ik het einde, maar niet van mijn verpligting.
Brieven, 11, 340
213
De ‘Europesche brief’ in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 27 november 1885, waarin Huet onder het pseudoniem ‘Fantasio’ het koningshuis beledigt.
214
Spotprent n.a.v. de bovengenoemde ‘Europesche brief’ van Fantasio [ps. van Cd. Busken Huet] in De Nederlandsche Spectator van 16 januari 1886.
| |
| |
215
Het hatste tijdens zijn leven gepubliceerde artikel: een essay over Tolstoi opde voorpagina van De Pontefeuille van 3 april 1886.
216
Na zijn dood wordt het fragment van het essay, dat Huet aan het schrijven was toen hij plotseling overleed, als eerbetoon afgedrukt in De Nieuwe Gids van juni 1886. Een aantal nummers van deze aflevering van De Nieuwe Gids worden in een luxt-uitvoering verzonden aan familieleden van Huet.
217
De overlijdensaan-kondiging van Huet.
218
Herdenkingsplaat van Huet in De Lantaarn van mei 1886. De redactie van De Lantaam maakt van de gelegenheid gebruik Huet De Nieuwe Gids in de prullebakte laten gooien.
Naber: Hij kende vele boeken doch weinig menschen en was met de jaren steeds eenzelviger geworden.
Naber, 1894, 18
| |
| |
219
Het graf van Huet op het kerkh of Mont-Parnasse in Parijs. Foto Olf Praamstra, 1986.
220
De routebeschrijving naar het graf van Huet op Mont-Parnasse.
221
De routebeschrijving naar het graf van Huet op Mont-Parnasse.
222
Foto van Huet uit 1868. Deze foto is het voorbeeld voor de zeven volgende afbeeldingen.
226
Litho door een onbekende.
| |
| |
223
Twee geretouchoerde foto's.
224
Twee geretouchoerde foto's.
225
Gra-vure door P.J. Arendzen, gemaakt voor het eerste deel van de Litterarische Fantasien en Kritieken (1881).
227
Litho door J.J.M.
228
Gra-vure door P.J. Arendzen, gemaakt voor het tweede deel van Brieven van Conrad Busken Huet (1890).
Ets, niet naar het leven, door Jan Veth uit 1887.
|
|