Der minnen loep. Derde boek
(1983)–Dirc Potter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Hoofdstuk 1
| |
LevenGa naar eind1Dirc Potter is waarschijnlijk geboren tussen 1368 en 1370. Dat is een vage mededeling. Hoe komen we aan die jaartallen en wat is er de oorzaak van dat het geboortejaar niet exact is vast te stellen? Aan het verzamelen van materiaal voor Potters biografie is een interessante theoretische kwestie verbonden. We beschikken namelijk over twee soorten gegevens. De ene soort is zuiver historisch, de andere is afkomstig uit Potters literaire werk. Die tweede soort levert problemen op. Als in een letterkundige tekst een ‘ik’ optreedt, is die ‘ik’ niet a priori gelijk te stellen met de auteur. Anderzijds kan de auteur zich natuurlijk best geheel of ten dele met die ‘ik’ identificeren. Anders gezegd: biografische gegevens over de ‘ik’ in een literair werk kùnnen mede betrekking hebben op de auteur. In archiefmateriaal dat ons is overgeleverd uit de kring van de graven van Holland komt de naam Dirc Potter vele malen voor. Het oudste stuk dienaangaande is van 12 november 1385: hem wordt dan namens de graaf, Albrecht van Beieren, geld uitbetaald, omdat hij een duplicaat van de grafelijke tresoriersrekening heeft vervaardigd. Vermoedelijk is Potter toen pas korte tijd in dienst geweest bij de graaf. De jaren door kunnen we hem als grafelijk ambtenaar dan in de stukken volgen tot zijn dood op 30 april 1428. Zijn geboortejaar echter komen we uit het archiefmateriaal niet te weten. We kunnen dat evenwel onder alle voorbehoud met behulp van gegevens uit een van zijn werken, Der minnen loep, min of meer reconstrueren. In dit werk vertelt de ‘ik’ dat hij de veertig gepasseerd is. Nu is Der minnen loep waarschijnlijk in 1411-1412 ontstaan. Betrekt men de levensfeiten van de ‘ik’ op Potter, dan zou het een en ander wijzen in de richting van 1370. Verdere gegevens uit Der minnen loep lijken ervoor te pleiten, | |
[pagina 2]
| |
dat Potter in zijn jeugd de Latijnse school heeft bezocht. Jongens die daarheen gingen, verbleven er - afhankelijk van het type Latijnse school - tot hun vijftiende à zeventiende jaar. Stellen we nu dat Potter in 1385 meteen na het verlaten van de Latijnse school in dienst is gekomen bij de graaf, dan zou hij dus tussen 1368 en 1370 geboren zijn. Maar zekerheid daarover hebben wij niet, al zal het allemaal niet ver van de waarheid zijn. Ook zijn geboorteplaats kennen we niet. Omdat zijn vader eveneens grafelijk ambtenaar is geweest gedurende vele jaren, vervolgens omdat de residentie in 's-Gravenhage gevestigd was, en ten slotte omdat we de familie Potter steeds weer in Den Haag tegenkomen, ligt het vermoeden voor de hand dat Potter daar ook ter wereld is gekomen. Over Potters ambtelijke loopbaan kunnen we uit het archiefmateriaal het een en ander te weten komen. Het blijft echter bij wat losse feiten. Zo is het ons volkomen onbekend hoe hij zich door de roerige tijden die Holland toen beleefde, heeft heengeslagen. De steeds latent aanwezige Hoekse en Kabeljauwse twisten, de politieke stormen in en om het Beierse huis, in het bijzonder rondom Jacoba van Beieren, de komst van de machtige Bourgondiërs - het gaat allemaal schuil achter de zakelijke stukken die de ambtenaar Potter vermelden of die door hem worden getekend. De regeringen wisselden, de ambtenaar bleef vast in het zadel. Die ambtelijke carrière intussen is niet gering geweest. Waarschijnlijk begonnen als jonge klerk bij de tresorie, de afdeling financiën van de grafelijkheid, klom Potter steeds hoger op de maatschappelijke ladder. In 1406 was hij ‘scriver van den bloede’, dat is: griffier bij het rechterlijk college dat met lijfstraffelijke rechtspleging was belast. In 1408 werd hij baljuw van Den Haag. Hij heeft op last van zijn heer diverse diplomatieke reizen gemaakt. Waarschijnlijk tussen februari 1411 en mei 1412 is hij voor een geheime zending naar Rome geweest. Tussen mei en juli 1413 is hij als secretaris van de graaf aan het hoofd van een diplomatieke delegatie naar Engeland gereisd om met de Engelse koning te onderhandelen. In 1416 zien wij hem te Calais. Al die jaren blijft hij ook grafelijke rekeningen en brieven signeren. Uit dit soort van gegevens kan men opmaken, dat Potter als ambtenaar een afwisselend en vrij druk bestaan zal hebben geleid. Van zijn privé-leven weten we bijna niets. Er wordt aangenomen, dat hij gehuwd is geweest met Elisabeth van der Does, maar ook hierover bestaat geen zekerheid. Wel heeft hij twee zonen gehad: Gerrit - de vertaler van een beroemde Franse kroniek van Jehan Froissart - en Jacob. Meer echter is er over zijn persoonlijk leven niet bekend. | |
[pagina 3]
| |
WerkGa naar eind2Op naam van Dirc Potter zijn drie Middelnederlandse werken overgeleverd: Der minnen loep, Blome der doechden en Van Mellibeo ende van sinre vrouwen Prudencia, meestal Mellibeus genoemd. Bij Der minnen loep zullen wij in het tweede hoofdstuk langer stilstaan. In deze paragraaf bepalen wij ons tot Blome der doechden en Mellibeus. Zij zijn samen overgeleverd in één handschrift, dat onder de signatuur A 22 berust bij de paters franciscanen in Vaalbeek (België). Blome der doechden is een verhandeling in proza over deugden en ondeugden. De ‘ik’ van het tractaat vertelt, dat hij ‘in eenre lieflijker morgenstont [...] een out simpel man’ ontmoet, die ‘vele suverlike blomen van soeten roeke ende bequamen smake’ en ‘vele onlustelijke blomen ende onreyne cruyden van bitteren sape’ in een korf verzamelt. Die bloemen en kruiden symboliseren deugden en ondeugden, welke steeds twee aan twee worden besproken. Het tractaat is een vertegenwoordiger in de volkstaal van de zogenaamde Summae virtutum ac vitiorum - ‘Overzichten van deugden en ondeugden’ zou men kunnen vertalen - waarvan de middeleeuwen er veel hebben gekend. Een van de beroemdste is de Italiaanse Fiore di virtù, waarmee Blome der doechden ongetwijfeld nauw verwant is, zonder dat tot nu toe de precieze verhouding is vastgesteld. Elk hoofdstuk van het werk heeft dezelfde opbouw: een uiteenzetting over een bepaalde deugd of ondeugd, een groot aantal citaten uit de Bijbel en uit kerkelijke en klassieke schrijvers, een vergelijking met een dier dat model kan staan voor de behandelde deugd of ondeugd, en ten slotte een exempel dat de deugd of ondeugd concreet gestalte geeft. Dat het werk van Dirc Potter is, valt op te maken uit de mededelingen die de ik-figuur over zichzelf doet: hij komt aan het begin van zijn tractaat omstandig terug op zijn vroeger werk, en er kan - ofschoon Der minnen loep niet genoemd wordt - geen enkel misverstand bestaan over het antwoord op de vraag naar welk werk hij verwijst. Bovendien wordt er in de tekst van Blome der doechden melding gemaakt van biografische gegevens van de ‘ik’ en deze stemmen overeen met wat wij uit het archiefmateriaal over de ambtenaar Dirc Potter weten. De proef op de som leveren de beginletters van de hoofdstukken. Zij vormen samen een (onvoltooid) acrostichon: ‘Diric | |
[pagina 4]
| |
Potter vander Loo vten Hage heeft mi gemaect Gods’. Dat ook Mellibeus van Potters hand is, blijkt nergens uit de tekst van dit prozatractaat, dat een dialoog tussen Mellibeus en zijn wijze vrouw Prudencia behelst. Maar het mag met een grote mate van waarschijnlijkheid worden geconcludeerd uit het feit, dat het acrostichon waarvan in de vorige alinea sprake was, zijn vervolg en voltooiing krijgt als men de beginletters van de hoofdstukken voegt achter die van Blome der doechden. Er ontstaat dan namelijk het volgende: ‘Diric Potter vander Loo vten Hage heeft mi gemaect. God sies gheloeft ende ghebenedijt van als. Amen’. In Mellibeus geeft vrouwe Prudencia haar zedelessen en oppert haar echtgenoot Mellibeus zijn bezwaren hiertegen. Uiteindelijk echter accepteert hij haar wijsheid. Ook dit werk bevat rijen citaten uit de Bijbel en uit christelijke en klassieke schrijvers, alsmede veel exempelen ter toelichting: in dit opzicht sluit het dus aan bij de werkwijze van Blome der doechden. Er zijn ook literair-historische raakpunten tussen Blome der doechden en Mellibeus: het laatste werk gaat via het Frans (waaruit het woordelijk is vertaald) terug op het Liber consolationis - het ‘Boek van vertroosting’ - van Albertanus van Brescia. De verhandelingen van Albertanus behoren tot de voornaamste bronnen van de Italiaanse Fiore di virtù. Hierboven is reeds gezegd, dat de Fiore nauwe verwantschap vertonen met de Blome der doechden. Over de ontstaansdata van Blome der doechden en Mellibeus valt weinig te zeggen. Omdat de beginletters der hoofdstukken één doorlopend acrostichon vormen, kan men opperen dat beide werken min of meer als een eenheid worden gepresenteerd. Zij zouden dan mogelijk kort na elkaar zijn geschreven. Verder wijst de toevoeging ‘vander Loo’ bij ‘Potter’ op 1415 of later, omdat Potter in 1415 beleend werd met ‘die hofstat ende woninge ter Loo’, terwijl ook enkele historische verwijzingen in Blome der doechden op zijn vroegst datzelfde jaar opleveren. |
|