Zosia had ook de ogen dichtgedaan en toen ze weer rondkeek, was het zo feestelijk in de warme stal. De dieren aten langzaam en tevreden en Mania stak boven iedere ruif een dennetak. Dat geurde door de hele ruimte.
Maar toen liep Zosia toch gauw weer naar de keuken, want je kon immers niet weten...
Nee, er was nog niemand binnengekomen.
Ze ging weer op haar oude plaatsje zitten en hield haar ogen strak op de deur.
Waren Vader en de anderen nu maar thuis! Je zou zien, als ze maar eenmaal aan tafel zaten, dan kwam de Kerstgast.
Door de warmte doezelde ze haast een beetje in, maar ze vloog op, toen de deur weer klikte.
Weer geen gast, maar Vader en Joseph en Iwan. Moe en koud kwamen ze binnen, de sneeuw stoof van hun bontmutsen.
De mannen warmden zich eerst een poosje, toen schoven ze aan om de tafel.
Met kloppend hartje klom Zosia op haar plaatsje van de bank naast Mania, maar ze zorgde er voor, dat er een flinke ruimte overbleef, het kon immers nog, al werd het wat laat...
Iedereen zat nu aan tafel en Vader begon te bidden, de mannen en vrouwen bogen het hoofd.
Ook Zosia vouwde de handen, maar juist toen Vader sprak, kraakte de deur.
Het bloed vloog naar Zosia's wangen, ze wilde wel naar Vader luisteren, maar kon het niet helpen, dat ze zo vreselijk verlangde naar den Kerstgast.
Eindelijk zei Vader: ‘Amen’.
‘Amen’, klonk het ook bij de deur met een zware basstem.
Zosia schrok zo, dat ze eerst haast niet durfde kijken, want leek die stem niet op die van doven Leo, waar alle kinderen van het dorp bang voor waren? Hij had hen wel nooit wat gedaan, maar bang waren ze toch.
En nu stond daar een oude man op de deurmat, die precies op Leo leek, maar het toch niet was, o nee.