| |
| |
| |
De Kerstauto
*
Het was Kerstvacantie.
Gert zat naast Vader in de auto van de posterijen. Vader was besteller bij de pakketpost en kon in de drukke dagen voor Kerstmis best een hulpje gebruiken. En Gert vond het fijn in de helrode wagen.
‘'t Lijkt wel een Kerst-auto,’ zei Vader.
‘Nee, 't ìs er een,’ vond Gert, ‘want wat een pakken hebt u vandaag te bezorgen! Allemaal Kerstcadeautjes natuurlijk.’
‘We moeten eerst de stadswijken maar nemen, jong, dan gaan we daarna naar buiten. Hou jij dat kistje maar zolang op je schoot. Dat is voor den banketbakker.’
‘Hmmm,’ deed Gert en las: ‘Kerstkransjes van fondant.’
En nog wel voor die fijne winkel op de markt.
Vader hield precies voor de deur stil. Reuze, zoals hij dat kon!
De jongen wipte er meteen uit.
‘Blijft u maar zitten. Ik laat de kaart wel even aftekenen.’
Leuk was het binnen. Allemaal rode en zilveren Kerstkransen en op de glasvitrines stond een hele rij Kerstmannetjes met rode mutsen en een dennetakje in de arm.
Vlug voelde Gert in zijn blousezakje naar zijn opgespaard kwartje. Daarvoor kon hij net zo'n mannetje kopen.
‘Voor Moeder,’ dacht hij meteen. ‘Die breng ik vanavond mee uit onze Kerstwagen.’
De juffrouw maakte er een leuk pakje van met Kerstpapier en een gouden touwtje. Toen nog de kaart aftekenen. Het cadeautje deed hij in de binnenzak van zijn overjas.
| |
| |
Meteen kreeg Gert weer een nieuw pakje op schoot met stevig papier en dikke lakken.
Hij las het adres van zijn onderwijzer op. Fijn, om daarheen te moeten! Zag hij meneer nog even in de vacantie. Overmoedig sloeg hij met de hand op de claxon, toen ze voor het huis stopten.
Meneer zelf deed open. Met een blij gezicht nam hij het pakje aan. ‘Natuurlijk van Moeder,’ mompelde hij en toen tegen Vader:
‘Een mens blijft, wat dat betreft, toch altijd nog een kind, hè? Elk jaar stuurt de oude vrouw ons een Kerstpakket. Ze woont in Friesland en elk jaar weer zorgt ze ervoor, dat wij hier in Gelderland Friese koek en sukerbolle eten.’
‘Sukerbolle?’ vroeg Gert.
‘Kèn je dat niet eens? Kom mee, jong!’
Meneer trok hem naar binnen. ‘Dan zal mijn vrouw er een stuk voor je afsnijden.’
‘Een ogenblikje dan,’ zei Vader met een knipoogje naar den meester, ‘want Gert heeft dienst.’
Even later stond de jongen alweer buiten met twee stukken van het gebak.
‘Aardige man, hè Vader?’ En Gert hapte in zijn lekkere boterham. Stel je voor, dat hij later ook ver van huis woonde. Dan stuurde Moeder ook vast wel een pakje. Wat zou zij er dan in doen? O ja, zelfgebakken wafeltjes natuurlijk.
‘Natuurlijk,’ zei hij nog eens hardop.
‘Wat is er, jong?’ vroeg Vader plagend.
‘Och nee, niks.’ Gert bloosde ervan. Vader glimlachte en daar stonden ze alweer stil voor het hofje van oude juffrouwtjes.
Met een arm vol pakjes stapte Gert vrolijk de poort onderdoor.
Leuk stil was het hier ineens. Hij liep over een pleintje, rondom ingesloten door kleine huisjes: raampje - deurtje, deurtje - raampje.
Bijna overal met een varentje of een bloempot achter de ruit. En ook keek bijna om elk gordijn een oude-vrouwengezicht, dat nieuwsgierig was naar de stevige voetstappen, die de stilte verstoorden.
| |
| |
In het midden hief een kleine kerk zijn klokketoren boven de daken uit. Een helder klinkerpaadje leidde naar het voorportaal. Aan weerskanten stonden hoge sparren, net echte Kerstbomen.
Gert was al gauw zijn pakjes kwijt en stak het hofje weer over naar Vader.
Een sneeuwvlok dwarrelde naar beneden en nog een en nog een. Even bleef hij staan kijken. Stel je voor: een witte Kerstmis.
Dichter vielen de vlokken.
‘Kom jong!’ riep Vader, ‘niet treuzelen, want als we een pak sneeuw krijgen, zijn we vanavond nog niet gelukkig en hebben we misschien geen tijd meer, om ons boompje aan te steken.’
‘O, ja,’ riep Gert, ‘dat is waar ook. 't Is Kerstavond en dan mogen de kaarsjes voor het eerst branden. En Moeder heeft warme chocola en Kerstbrood. Fijn, hè Vader?’
Maar Vader zette de vaart erin en luisterde al niet meer.
In de stad zelf waren ze vóór twaalf uur klaar. Dat trof: ze konden net nog bij Moeder eten.
Hm! Gert rook het al in de gang. Fijn, erwtensoep! Hij at er wel drie borden vol van. En toen hij klaar was, liep hij nog even om de kachel heen en haalde eens diep zijn neus op.
‘Ik ruik toch vast en zeker dennegroen, maar waar hebt u 'm zo gauw verstopt? En mijn neus wordt ook nog gestreeld door iets, dat tussen twee ijzers wordt gebakken. Knijpertjes? Of heb ik het mis?’
‘Maak, dat je wegkomt, kwajong,’ bromde Moeder en duwde hem de gang in.
Vader zat al in de wagen.
‘Gert helpt me fijn,’ zei hij. ‘Hij geeft de pakken af en intussen sorteer ik de andere. 't Kon wel eens laat worden vandaag.’
En Vader keek bedenkelijk naar de sneeuwvlokken, die al een witte deken over de auto hadden gespreid.
‘Maar we steken toch nog wel ons boompje aan, hè Moeder?’ Vragend keek Gert nog even om het portier.
‘Wie boompje, wat boompje?’ plaagde Moeder, maar meer hoorde Gert niet, want ze stoven vooruit.
| |
| |
Al gauw waren ze buiten de stad op een lange rechte weg naar het naaste dorp.
De velden met winterrogge waren heel luchtig bepoeierd met witte sneeuw, waar de groene sprieten fris bovenuit piepten. Een eenzame boerderij keek uit over de witte landerijen.
Vader tuurde bezorgd naar de lucht, maar Gert wreef zich in de handen.
‘Sneeuw hoort eigenlijk bij Kerstmis,’ dacht hij.
Op een erf in de verte ging de hofhond als een dolleman te keer. De boerin kwam even in de deur staan en riep goeiendag.
Ze moesten bij den bakker een kistje gist afgeven.
‘Kom d'r effen in,’ noodde de bakkersvrouw. ‘'k Heb de thee net bruin.’
‘Vooruit dan maar een ogenblikje,’ zei Vader, want ze waren een beetje koud geworden voorin de wagen.
Behaaglijk was het in de winkel en het rook er zalig naar vers krentenbrood.
Met een schuin oog keek Gert naar de grote Kerstbroden op de rekken.
De bakkersvrouw lachte en gaf hem een warme krentenbol.
‘Jong’ riep Vader uit. ‘Hoe kun je, na al die erwtensoep?’
Maar hij kon best hoor, en in een ommezien was het broodje verdwenen.
‘Geef mij maar zo'n groot Kerstbrood mee voor moeder, de vrouw,’ vroeg Vader nog.
Gert kneep hem in zijn arm, maar toen moesten ze ook weer voort maken.
De sneeuw dwarrelde dichter en dichter. De auto zag wit bestoven. ‘Is het nou geen echte Kerstauto, Vader?’ vroeg de jongen.
‘Ja hoor en jij lijkt wel de Kerstman met allemaal cadeaux op je schoot.’
Vlot achter elkaar gaven ze nu een viertal pakjes af. Daarna reden ze over een eenzame landweg - en toen opeens haperde de motor. ‘Nou zul je het nog hebben,’ bromde Vader en gaf gas.
Een ogenblikje ging het nog... en weer stokte de wagen.
| |
| |
Vader sprong er uit en lichtte de kap van de motor op. Gert was er meteen bij.
‘O, maar een kleinigheidje, gelukkig. En ik had ook water moeten bijvullen. Maar hoe komen we daaraan?’
Ze keken zoekend rond. Ja, in de verte zagen ze een klein huisje. Daar moesten ze maar water gaan halen.
‘We lopen maar even samen, jong, dan worden we meteen weer warm.’
Vader nam een leeg benzineblik achter uit de wagen.
Gert keek sip.
‘Komen we nu wel op tijd thuis, Vader?’ vroeg hij bedrukt.
‘Laten we het maar hopen.’
Ze moesten wel een minuut of tien lopen, vóór ze bij de hut, want een huisje kon het houten ding haast niet genoemd worden, aankwamen.
Vader stootte de deur open, en toen keken een paar verkleumde kindergezichtjes om het smoezelige gordijn van de bedstee.
Het vuur op de haardplaat was uit. Een meisje van een jaar of zes liet zich uit het bed glijden en zei:
‘Vader en Moeder zijn uit werken en het vuur is uit.’
Een ogenblik stond Vader besluiteloos. Dan overlegde hij met Gert:
‘Jij moest maar hier blijven en wat hout bij mekaar zoeken. Die kinderen bevriezen. Dan bezorg ik de rest van de pakjes en kom je straks halen.’
Maar Gerts gezicht stond donker.
‘Hè nee, Vader, toe. U moet ook nog naar het kasteel en dat vind ik juist altijd zo leuk. Ik zal die kinderen wel even instoppen. En straks komen hun ouders immers toch thuis. Als we nog langer wachten, zit Moeder vanavond alleen met haar Kerstboom.’
IJverig stopte hij het meisje weer in de bedstee en vulde toen achter het huis het lege benzineblik met water.
‘Klaar,’ zei hij zo opgewekt als hij maar kon en drong Vader naar de deur.
Vader zei niets, maar liep langzaam mee terug naar de auto.
| |
| |
| |
| |
Van opzij keek Gert eens even naar zijn gezicht.
‘Wat dacht hij nou?’
Maar Vaders gezicht stond net als altijd, alleen begon hij ineens veel vlugger aan te stappen. Gert holde haast mee.
‘Vul jij het water maar bij,’ zei Vader opgeruimd. ‘Ik kom zo terug.’
Hij nam het grote krentenbrood uit de wagen en vóór Gert precies begreep, wat Vader bedoelde, was die alweer in de vallende schemering verdwenen.
Besluiteloos bleef de jongen een ogenblik staan.
‘'n Mooie boel, en straks is het Kerstavond en zit Moeder alleen met de tractatie,’ bromde hij en vulde mopperend het water bij.
‘Die Vader ook met zijn malle plannen.’
Hij ging maar op zijn plaatsje zitten en probeerde om zich heen te zien.
Er was weinig meer over van het kwieke ventje, dat die morgen zo behulpzaam zijn pakjes had afgegeven en dat met zo'n vrolijk gezicht af- en aandraafde.
Wrevelig trok hij zijn schouders op.
‘En Moeder vanavond...’ dacht hij nog eens weer.
Hè, hoorde hij daar Moeders stem? Dat kon toch niet? Hij kleurde en keek rond in de dwarrelende sneeuw. Hij liep eens even om de auto heen.
Akelig stil was het hier. Geruisloos zweefden de vlokken om hem heen en de avond begon al te dalen.
De wind blies door de hoge dennetoppen en duwde zo nu en dan een handvol sneeuw ritselend naar beneden. Een vogel bewoog onder de bomen, een takje kraakte...
‘Nee, hier was geen mens, die gesproken had. Zeker de wind.’
Hij trok zijn kraag op en met de handen diep in zijn zakken liep hij als vanzelf Vader achterna.
‘Kerstavond,’ suisde de wind. ‘Iedereen heeft het nu warm en gezellig in zijn huis, maar als het vuur uit is...’
‘Och, nou ja,’ bromde Gert en liep wat harder aan.
‘Kerstfeest is een feest van vrede en liefde,’ zei Moeder altijd.
| |
| |
Hij bukte zich en raapte een dorre tak op.
‘Je zou je best doen, om niet altijd meteen nijdig te worden, als het je een beetje tegenloopt,’ ruisten de dennetakken om hem heen. Hij gaf een flinke schop tegen een steentje, dat door de lucht vloog. ‘Je hebt het al zo vaak beloofd,’ meende hij weer te horen.
Opnieuw raapte hij een stevige tak op en nog een en nog een. Hij bleef maar bukken, tot hij een flinke arm vol hout had.
Hij kreeg ineens haast en zette het op een lopen naar het hutje.
Op de drempel bleef hij staan; vlak na Vader was hij binnengekomen, want Vader had zijn jas nog aan en legde ook een grote takkenbos naast de haard.
Besluiteloos keek Gert een ogenblik rond. Hij ontweek het, om Vader aan te zien, die doodgewoon zei:
‘Zo, jong, jaag jij dat grut weer eens naar bed.’
Drie kleine kinderen keken hem vol verbazing aan. Maar Gert spreidde zijn armen uit en bracht hen stoeiend in de bedstee, waar hij hen toedekte, zo goed en zo kwaad als dat ging onder de schrale dekens.
‘Nu een ogenblik alle drie je ogen dicht en je hand ophouden. Als ik “Ja” zeg, mag je weer kijken.’
Vlug sneed Vader drie dikke krentensneden en legde er in elk handje één.
‘Ja!’
Er ging een gejuich op en zonder dat Gert er erg in had, lachte hij vrolijk mee.
Vader gaf hem een por tussen zijn ribben. Gert kreeg een kleur en had het ineens vreselijk druk met vuur aanmaken.
Na een ogenblik werd het lekker warm in het vertrekje. Vader veegde intussen de vloer wat aan.
Een diepe zucht van voldaanheid klonk er ineens achter de gordijnen.
‘Ben jij de Kerstman?’ vroeg een lief stemmetje aan Gert, die de kopjes stond te wassen en een klein meisje keek hem met grote ogen aan.
Gert bukte zich diep over zijn afwaswater. Vanmorgen had Vader
| |
| |
haast hetzelfde gezegd, maar er was niets van waar: o ja, als het leuk was en hij ene snee sukerbolle kreeg, dan kon hij wel vriendelijk en opgeruimd zijn; maar o wee, als het tegenliep, dan werd hij meteen nijdig.
Was het voor Vader soms niet vervelend? Straks kreeg hij misschien nog een opmerking van zijn chef. Maar je merkte niks aan hem, alleen, dat hij er schik in had, nu het netjes werd in de kamer. Gert draaide zich om en keek naar Vader. Die zat op een stoel met een kleinen bengel tussen zijn knieën. Met een natte handdoek waste hij den jongen, zodat diens haren gingen krullen.
‘En nou je handen nog. Foei wat een vuile pootjes.’
‘'k Heb ze nog wel's vulle vuulder gehad,’ pochte het ventje en zijn bruine ogen keken ondeugend naar dien groten Kerstman, die zo maar in hun huisje rondredderde.
Toen ze alle drie klaar waren, kregen ze eerst ieder nog een boterham met warme thee, die Vader zo goed mogelijk gezet had en toen moesten ze hun muts opzetten en een das aandoen.
‘Nou mag jullie mee met me naar het Kerstboombos.’
Enig, die Vader! Kerstboombos! Wat zou hij bedoelen?
Gert was er nu helemaal in: vol verwachting liep hij met de kinderen mee achter Vader aan.
‘O,’ riepen ze alle drie, toen ze buiten kwamen, waar een witte wereld met dwarrelende sneeuwvlokken hen ontving.
Samen gingen ze met Vader mee naar het bosje achter hun huis. Daar plukte hij een arm vol sparretakken. De kinderen kregen er ook elk een te dragen.
Gert sneed stilletjes een hele mooie tak met lange grote kegels voor Vader af.
Toen keerden ze terug, maar telkens weer moesten de sneeuwklonters onder de klompjes weggebroken worden.
In het huisje gooide Gert een dennetakje op het vuur, toen rook het er zo fijn naar Kerstmis en met de andere takken versierden ze het vertrek een beetje.
De kinderen werden er opgetogen van en toen alles klaar was, gingen ze voor het raam staan uitkijken naar Vader en Moeder.
| |
| |
Stilletjes had Gert zijn Kerstman nog op de plank in de bedstee gezet.
‘Daar zijn Vader en Moeder!’ klonk het al heel gauw.
Maar de beide Kerstmannen wachtten hen niet af.
Zonder dat de kinderen in hun opgetogenheid het merkten, glipten ze de achterdeur uit. Niet lang daarna zaten ze weer in de auto en liet Vader alle lichten uitstralen op het sneeuwdek. De motor deed het weer goed en ze reden zo vlug als Vader durfde op de gladde weg.
‘'t Is half zes, Gert, nu alleen nog maar naar de dames van het kasteel en dan naar Moeder.’
Gert zat met glinsterende ogen naast hem.
‘We hebben het er fijn klaar gespeeld, hè Vader? En nu vanavond nog feest thuis! Want 't wàs een feest, hè Vader?’ zei hij heel zachtjes.
‘Dat dacht ik toch ook,’ antwoordde Vader en sloeg hem met de vrije hand op zijn schouder.
Heel verlegen haalde de jongen zijn sparretak van onder zijn jas te voorschijn en legde hem op de bank tussen hen beiden in.
‘Om te versieren vanavond.’
Vader vroeg niet verder, maar tuurde ingespannen voor zich door de dichte vlokkenregen naar de mistpaaltjes langs de kant.
Gert volgde ook de witte pluizen, die fonkelden en glinsterden, als ze in het licht der lantaarns zweefden. Daar was de oprijlaan naar het kasteel.
Ze reden tot voor het brede bordes en toen sprong Vader uit de wagen.
‘Hier doe ik het maar liever zelf,’ zei hij en Gert bleef zitten kijken naar de hoge vensters, waardoor hij juist een Kerstboom zag, die met lange witte kaarsen stond te branden.
De sneeuw dwarrelde zoetjes langs de ramen en vlijde zich neer op de vensterbanken.
Een piano speelde; en er klonken kinderstemmen:
‘Ere zij God - Vrede op aarde.’
| |
| |
Dromerig zag Gert voor zich uit en neuriede zachtjes mee. Het was hem zo wonderlijk te moede. Zijn ogen werden vochtig.
‘Laat mij een echte Kerstman worden,’ fluisterde hij en 't was hem, of de wereld nog nooit zo mooi geweest was. De hoge coniferen in de tuin bogen de takken onder de zware sneeuwkuiven. Het fijne spoor van een vogel stond kantig afgetekend in de witte vacht, die het grote grasveld dekte.
‘En nu huis-toe,’ zei Vader even later, toen hij weer naast hem in de cabine schoof.
Al van verre zagen ze, dat het ganglicht thuis brandde en toen ze stilhielden, kwam Moeder meteen in de deur. Gert zag het dadelijk: in de Zondagse jurk met Grootmoe's gouden broche op.
Vader moest nog even naar het postkantoor, maar Gert ging gauw naar binnen en legde de sparretak naast het bord met wafeltjes op de tafel.
En toen Vader thuis kwam, brandde hun eenvoudig boompje met de rode glimmende appeltjes.
Gert kneep zijn ogen tot spleetjes; zo zag hij de stille kaarsvlammen als sterretjes glinsteren en met warme wangen zei hij:
‘Wat een dag, hè Vader, met onze Kerstauto.’
|
|