‘Vertel het ons dan eerst maar van die sneeuw,’ zei de oude heer. ‘Wij kunnen je misschien wel helpen.’
Bij kleine stukjes kwam het verhaal van Willemijntje voor de dag. ‘En zie U, tweemaal had ik heus sneeuw en ineens was het weer alleen maar water.’
‘Och, och,’ knikten de vriendelijke mensen, maar ineens zei het oude vrouwtje:
‘Sneeuw? Je zegt toch sneeuw? Nou, ik geloof, dat ik je helpen kan. Meteen liep ze naar een hoge kast en pakte er iets uit, dat ze helemaal in haar beide handen verstopt hield.
Met verwonderde ogen keek Willemijntje naar de tafel, waar de vrouw een heel grote glazen bal op neerzette met een leuk wit beertje er middenin. Zij zelf had bijna net zo'n knikker, maar dan veel en veel kleiner.
‘Hier is sneeuw,’ riep het oude dametje vrolijk.
‘Nee toch,’ wou Willemijntje net zeggen, maar toen werd de bol even heen en weer geschud en daar dwarrelden binnen in het glas, rondom het beertje allemaal kleine witte vlokjes.
Na een poosje lagen alle vlokjes weer op elkaar en naast elkaar onder in de bal, maar Willemijntje had hem al gepakt en weer sneeuwde het vrolijk achter het glas.
Willemijntje kon de sneeuwbol niet meer neerzetten, ze hield hem vast met beide handen en toen keek ze smekend in de gezichten tegenover haar.
‘Ja zeker, hoor,’ knikte het oude vrouwtje hartelijk. ‘Die sneeuw is voor Willemientje.’
Willemijntje vergat bijna te bedanken, ze dacht helemaal niet meer aan haar wafel en aan de kroes anijsmelk, maar ze liep al naar de deur.
‘We gaan gauw terug naar de kerk, hoor,’ zei de man goedig. ‘Daar is wel iemand, die weet, waar je woont.’
‘Ja, ja,’ riep Willemijntje. ‘Want nou wordt Willemientje vast weer beter. Maar mijn Kerstkaarsje is voor U, dat mag U vanavond nog aansteken.’
En toen huppelde ze naast haar nieuwen vriend voort, terwijl ze