‘Goed geraden,’ lachte het ventje vriendelijk. ‘'k Mag natuurlijk niet verklappen, wat erin zat, maar 't had een grijze kaft, jammer, om dat mooie grijs in te pakken. Vin jij ook niet?’
‘Zou het een foto-album zijn?’ dacht Toos verheugd, maar meteen haalde ze boos haar schouders op. Toch moest ze wel lachen, toen het ventje zijn ene oog wijd opensperde en met het andere al maar korte knipoogjes gaf.
‘Ja, ik heb pret,’ ging het mannetje voort. ‘En waarom zou ik niet? Willen we wedden, dat ik in een ommezien een keurig pakje heb en zelfs gras, om op te staan? 'k Zie er nu al heel wat vrolijker uit.’
Hij zette de puntmuts op één oor en spiegelde zich in de ruit.
Toen ineens sloeg hij zijn linkerbeen over zijn rechterschouder en draaide op de tenen van zijn andere voet als een tol rond.
Toos keek heus al wat vriendelijker.
‘Ja,’ ging de kabouter voort, toen hij uitgetold was en zijn stemmetje klonk veel ernstiger:
‘Morgen is het Kerstmis. En dan vieren we de geboortedag van Hem, Die al wat Hij deed voor anderen, altijd zo goed mogelijk deed. Ja, dat doe jij ook wel hoor,’ suste hij, toen Toos wat zeggen wou. Maar hij liet haar toch niet aan het woord komen en ging voort:
‘Daarom wil ik er morgen ook zo aardig mogelijk uitzien.’
Hij lachte alweer opgeruimd.
‘Daar gaan we dan, Toosje,’ en hij tikte met een vingertje op de ruit.
Over zijn schouder heen keek hij nog even om:
‘Je hebt me wel netjes in elkaar gezet, anders kon ik nu niet zo hard kloppen.’
Een roodborstje kwam aanvliegen en zette zich op de vensterbank buiten.
‘Riep je me, Kerstman?’ piepte hij en zijn kopje ging vol verwachting op en neer.
De kabouter opende het raam en de vogel hipte naar binnen.
‘Ja, Toos heeft me gemaakt voor Jaantje, maar ze heeft - eh - eh -