Uit de nalatenschap van een dromer
(2003)–E.J. Potgieter– Auteursrechtelijk beschermdHet jagertjeaant.Och, arme, stram van leden,
och arme, grauw van haar,
het jagertje van heden
en van voor vijftig jaar!
Wie wenste u niet geborgen
op 't hofje zonder zorgen
in 't hoekje van de haard?
Wie deed zijn beurs niet open
om daar uw kost te kopen...
wanneer gij d'een'ge waart!
Gij d'enige!... Maar lichtte
dan reeds de schone dag
die, waar de trekschuit zwichtte,
haar geest ook wijken zag?
Ach, jagertjes op knollen,
die met het lijntje sollen,
die sukk'len vroeg en laat
| |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
langs platgetreden wegen,
waar komen ze ons niet tegen?
Wie telt ze in Kerk en Staat?
Och, type, grauw van haren,
och, type, stram van leên;
een tweetal honderd jaren
vlood sinds uw bloeitijd heen!
Nog half in 't schuim bedolven,
maar rijzende uit die golven
mocht Holland zeil en lijn
toen als bevrijders vieren,
ze om 't wapenbord doen zwieren,
er 's wereld gids mee zijn!
Bewond'rend hield ze op beide
zijn vloten 't oog gevest:
de een dreef door woud en weide,
de aêr heerste in Oost en West!
Harmonisch met bevelen,
door tal van koop'ren kelen
verkond op d' oceaan,
hief uit de ranke schuiten,
langs 't zee ontwoekerd buiten,
een eigen veldzang aan!
Helaas! De nijd ontwaakte...
en of ons 't luk verried
toen aarde en hemel blaakte:
des nabuurs staf gebiedt!
Wat baten schreiende ogen
om hoop te wreed bedrogen,
om waan te lang gevoed?
Wanneer gij in uw aad'ren
| |
[pagina 21]
| |
nog d'erfschat voelt der vaad'ren
toon krachten, ijver, moed!
Och, type, stram van leden,
och, type, grauw van haar,
u scheiden luttel schreden
ter nood meer van de baar!
En toch belooft de voren
nog andere trezoren
dan die 's lands akker dierf;
toch hangen aan de transen
nog even schone kransen
als 't voorgeslacht verwierf!
Een nieuwe strijd gestreden
op nieuw gebroken baan!
Geleên, geloofd, gebeden,
zo is 't ons voorgegaan!
Geen middelmaat ons wennend',
een hoger prikkel kennend'
dan aller weerhaan-gunst,
draag 't veld der wetenschappen
het merk van verse stappen
en strele ons frisse kunst!
Och, arme, grauw van haren,
och, arme, stram van leên,
daar rijzen onder 't staren
uw folt'raars om u heen!
De rossen die de wagen
bevleugeld voort doen jagen,
de stoomwolk in 't verschiet,
waarin wie u gelijken
met lint en lauw'ren prijken!
Versmaad mijn penning niet!
|
|