De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 278]
| |
LXVIII
| |
[pagina 279]
| |
nooit mooi gevonden, mij boezemde het would be aardige slechts weerzin in. Intusschen, ik was maar leek. Doch legde het een gunstig getuigenis van den Dominé in U af, dat Gij U in die vaak beproefde, vaak valsch gebleken thesis, dat orthodoxie en sensualisme één zijn, zoo zeer verlustigdet? Schiept Gij in Esperanza behagen? verveelden U die proponenten niet? Dertig jaren later schrijft de zoon een werk, evenzeer tendenz-schrift als dat des vaders, maar hoe veel ruimer is de gezigtskring geworden, hoeveel billijker de waardeering, ‘kinderachtig’ - ‘oppervlakkig’ - ik buig mij voor de studie dier stelsels, welke uit Uwe beoordeeling zal blijken. Ik gun U, ondanks al de schoonheden van detail, Middlemarch, mits Ge mij Romola laat behouden. Gaarne zie ik Uw cursus tegemoet, al geloof ik niet, dat Gij de figuur van Dorothea zult kunnen redden, noch goedmaken, dat wij in Bulstrode's kwelduivel verzocht worden het gebied der Sensation novels in te gaan. Atchin! ik verdedig die annexatie politiek niet, maar voorzien heb ik haar door mijn vriendschap met den hoofdopzigter der Deli-Maatschappij op Sumatra, van het oogenblik der overdragt van de Guineesche Kust aan Engeland en onze vrije beschikking over het zustereiland, ten Uwent. Atchin, ik verdedig geene annexatie-politiek, maar wanneer wij, volgens de begrippen des nieuweren tijds, onze koloniën, Java vooral, alleen kunnen behouden, wanneer wij die den vreemde openstellen, wanneer wij allerlei krachten derwaarts lokken, dan schijnt mij de regeering voor hare taak opgewassen, die een nieuw veld ontsluit, werwaarts Hollandsch kapitaal zich bij voorkeur verplaatsen zal. Atchin, - alreeds is de Nederlandsche Handel-Maatschappij voor een aanzienlijk bedrag geinteresseerd bij de Deli Tabakcultuur mijner vrienden Janssen en Nienhuijs, - men spreekt hier van groote steenkoolvelden | |
[pagina 280]
| |
in de buurt van die stad? of dorp of huttenboel? Veth zal het ons binnen eenige dagen wel vertellen, zijn vaardige pen heeft al een vlugschrift onder dien titel aangekondigd. Atchin! - raillerie à part, hoe wenschte ik dat het U, als redacteur van het Nieuwe Blad, gelukken mogt, die gelegenheid bij de haren te grijpen, aller hoofd en hart te winnen, door de eerste mededeelingen. Het geld besteed om van dezen of genen deelnemer van den togt berigten te ontvangen, die van alle anderen vóór, - zou ik op woeker uitgezet gelooven. Versez, actionnaires! versez! Wij hebben Dingsdagavond van Klaus Groth een slecht voorgedragen taai opstel gehoord over de kleine oorzaken, over de aanleiding liever nog, waardoor het Hoogduitsch de spreek- en schrijftaal is geworden van millioenen menschen, die zich vroeger in plat-duitsch uitdrukten. De man, een vriend, een geestverwant van Heije, heeft op drie en vijftigjarigen leeftijd een uitstapje naar Oxford gemaakt; huiswaarts keerend noodigde Kneppelhout hem uit, zijn weg over Holland te nemen. Klikspaan heeft hem zeker op een zijner herhaalde togten naar het Noorden - in Kiel leeren kennen. Klaus Groth logeerde eenige dagen op den Hemelschen Berg, Kneppelhout organiseerde voor hem eene lezing in Leiden - de jongelui haalden hem af in een wagen met zes paarden bespannen, welk succès hij op het Rapenburg had, weet ik niet. Hier logeerde onze Ditmarscher bij B. - Heije bereidde zijne ontvangst hier voor, door eenige artikelen in het Nieuws van den Dag, bloemzoete opstelletjes, die zijner zaak geen goed deden. Al vangt men meer vliegen met stroop dan met azijn, Klikspaan had hem moeten leeren, dat ‘zóóveel lieflijkheên’ weinigen aantrekken. Uitgenoodigd deel der Commissie ter Organizeering der Lezing hier uit te maken, verontschuldigde ik mij, dewijl ik | |
[pagina 281]
| |
geen plat-duitsch versta en dus ook Groth's Quickborn niet gelezen had. Bien m'en prit, want de lange verhandeling verveelde mij eergister zoo, dat ik hedenavond te huis blijve - dan zal de tweede voordragt plaats vinden. Om tot het plat-duitsch der Ditmarschen te komen, hoorden wij van de Ariërs, van Indie als van de wieg der beschaving, van Darwin en van natuurkeuze op het gebied der taal. De man had geen stem, das böse Aprilwetter trug die Schuld, de man had voordragt noch manieren, hij dronk tersluik karnemelk met bruine suiker, zei Prof. van Geuns. Hij droeg na de pauze zes van zijne kleine gedichtjes voor. De twee van deze, die ik begreep, waren navolgingen, het eene van Liebe wird siegen und finden den Weg.
het andere van John Anderson, my Jo, John, van Burns. Lees nu het verslag van dien avond in het Handelsblad van eergister en verbaas er U teregt over, dat men zijn haard verlaat, om zulk gezeur aan te hooren en den volgenden avond een goed boek terzijde legt, om een krant in te zien. Oef! Te moeten aanhooren, dat zulk een keckische boonestaak met een halve maan over zijn voorhoofd, met zijn pieperige stem, bijwijle dalend tot onhoorbaarwordens toe, het aardige liedje, den schoonen regel van Goethe: Röslein, Röslein, Röslein roth
Röslein auf der Heiden
(vermoordt).Ga naar voetnoot1 En drie en vijftig jaar! Och Handelsblad, och Nieuws van den Dag! Sta mij, sta mij gunstig toe,
Dat ik al Uwe mooije dingen
| |
[pagina 282]
| |
Moge ontspringen
'k Ben ze hartlijk, hartlijk moê.
Het artikel van Pierson in het Vaderland heeft niet veel om het lijf. Zedelijkheid in de Kunst, - ik dacht dat was met Goethe's woord afgedaan. Realistisch of Idealistisch, wees een van beide, maar als kunstenaar, en men zal U beurtelings voor beide aanzien. Intusschen zal ik zorgen dat Noordendorp U iets van Belot zende. want in dat opzigt hebt Gij, ik zeg niet, le goût haut, maar stellig du haut goût. Honigh zou wel een opstel voor U willen schrijven over de Nibelungen en Terwey over Noorweegsche litteratuur, maar wat kan ik den jongelui als honorarium belooven? ‘Van het begin tot het einde een brief over zaken, over money.’ Is het mijn schuld, dat de Koningin der Aarde aan het aardsche slijk is verkleefd? Vele groeten aan U drietjes. Van harte de Uwe. |
|