De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 241]
| |
of the 17 th Oct. was duly received, - en ik zag dag aan dag, maar iederen keer even te vergeefs, het bezoek van iemand uit Delft te gemoet. Is het een goed teeken? Ik vlei er mij voor U mede, Beets nam waarschijnlijk Uw voorslag aan, maar had nog geen tijd in bijzonderheden mijwaarts te treden. Immers Uw schrijven aan hem is ‘mij niet op het dak gestuurd,’ en ik heb dus geen aanleiding gehad met Van Kampen te spreken. Te beter misschien, daar mij Noordendorp geschikter zou voorkomen. Hij is volstrekt niet ingenomen met de tegenwoordige Van Dorpen. Ontveinst hij zich daarom de vele zwarigheden, welke Gij met Uw nieuw blad zult hebben te overwinnen? Toch niet, maar wat zou de mededeeling U baten? Ge zijt reeds met de bestrijding bezig - aan bespiegelingen daarover op dezen afstand zoudt Gij niets hebben. Ik wacht nu, daar Ge bij de ontvangst dezes wel zult hebben opgehouden, voor den Java-Bode te werken en de verschijning van het Algemeen Dagblad nog lang niet ophanden is, ik wacht nu practisch het bezoek van Beets af, om te hooren welke boeken hij U toegezonden heeft. Mogten daaraan die, welke Ge in Uw laatsten brief opgaaft, ontbreken, dan beveel ik hem de aanvulling aan. Ge hebt uit mijnen vorigen gezien, dat wij Uwe wenken ten opzigte van Dijon zijn voorgekomen, - sinds we thuis kwamen, las ik den Capitaine Fracasse. Met ongelijken uitslag. Voor Claus Sluter allen lof, voor Th. Gautier - een getemperde. Zeker, het boek leest prettig, de auteur heeft partij getrokken van zijne kennis, of liever, studie des tooneels onder Lodewijk den XIIIden, maar wat zijne personen betreft, geef ik de voorkeur aan de acteurs uit den Wilh. Meister boven die de la troupe d'Hérode. De herschepping van Sigognac in Fracasse is fraai, Lampourde een allerdelicaatst bretteur, maar Zerbine is geen Philine en die bleeke, blonde, beschei- | |
[pagina 242]
| |
dene Isabelle, - die van den beginne af naar eene fantaisie zweemt..... Och kom, Gij hebt Goethe in Uwe jeugd gelezen, - om den naam zaagt Ge naar Fracasse om! En zult het zeker, al hebben Gaethe's edellui iets wigtigs, overfatsoenlijks, 't geen ze ondragelijk maakt, nimmer meer naar dien onnatuurlijken Vallombreuse doen, eerst noir comme le diable van binnen, en daarna - door een flinken degenstoot tout à coup changé en ange de lumière. Ondanks the wide, wide world die ons scheidt, zie ik U glimlagchen bij onze vraag: hebt Gij het Dec.-nommer der Stemmen voor Waarheid en Vrede gelezen? zie ik U groote oogen opzetten, als ik bij Uwe ontkenning U aanraadt, het te doen. Er is een onverwachte overeenkomst tusschen den wensch, waartoe Gij beide gekomen zijt, tusschen U en Bronsveld, beide roept Gij uit: Een man! - Bronsveld gaat zelfs verder en voegt er bij: Een man, mannen! Of hij begon met het zichzelven te toonen, op elk gebied, zult Gij zeggen et vous prêchez un converti, dat dit voor ieder onzer beter zou zijn dan elke ijdele verzuchting. Aan zijn beginsel geloovende, dit in beoefening te brengen - indien elk het deed, zou er geen einde zijn aan het zuchten? Maar dan ook geen plooijen, geen halfheid, desnoods met Bismarck Macht boven Recht gesteld, als zoo iets onzedelijks overtuiging worden kan, - doch dan niet als Bismarck nu, na een wereldstrijd te hebben gewaagd, maar vijf en twintig nieuwe leden van het Heerenhuis benoemd. Flaauwe transactie! In het kleine als in het groote, Thorbecke is nog niet koud of wij hebben de volgziekste, de gedweeste Kamer. Kunst was geen regeeringszaak, kunst zal het worden. | |
[pagina 243]
| |
Hat der alte Hexenmeister
Sich doch einmal wegbegeben!
Er is geld of er zal geld zijn voor: een Paleis der Staten Generaal, voor de Leidsche Academie, voor 't Museum te Amsterdam. Maar wanneer? maar hoe? Wanneer, als waarschijnlijk Geertsema met de Censuswet zal zijn gevallen; - maar hoe? Voor een halfslagtige, armzalige herschepping van het Oude Mannenhuis. Leiden levert er het bewijs voor; het gebouw op de Ruïne blijft in het verschiet, maar f 20 mille terzijde der oude Academie, ze zijn gestemd. En het Paleis der Staten-Generaal? Is het dan niet toegegeven, dat er een millioen voor mag worden besteed? Zeurt Vissering er in zijn Oudejaarsavondpraatje niet over? en zeurt het Handelsblad van gisteravond hem niet na? Een man! mannen! Wij hadden sedert mijn laatsten het genoegen het echtpaar Bosboom weder eenige dagen ten onzent te zien. Mevrouw was volmaakt wel en zeer aardig, maar zijn toestand boezemt mij voortdurend onrust in. Hij is prikkelbaar tot ziekelijkheid toe, - en de minste aanleiding doet een storm opsteken. Den laatsten avond, toen zij om acht ure zouden vertrekken, kwam Schaepman een bezoek brengen: de hemel weet, hoe in het gesprek het Ghetto te Rome op het tapijt kwam, maar er was beleid noodig om zijn anti-catholijken bliksem af te leiden. Ik moet zeggen, dat Schaepman meer tact toonde, dan soms zijne verzen verraden, door geen vuur te vatten. Ik beklaag Mevr. Bosboom uit heel mijn hart. Gij hebt U zeker vermaakt met de schermutseling waartoe het boek van Pierson over de Clercq, aan F. Muller en Ch. Boissevain tot aanleiding strekte. Het jongste artikel in de Gids van Dec. heeft mij Uwe opmerking over de onhandig- | |
[pagina 244]
| |
heid van den laatste herinnerd. Het is bijwijlen of hij den ploerten permissie vraagt, Victor Hugo te mogen bewonderen. Het is St. Nicolaas-avond! Hoe is door Uw vertrek en dat van Uw broeder en zuster onze kleine kring ingekrompen! Dagen, waarin om dezen tijd van het jaar op Bellevue of op Sorghvliet of in de Kruisstraat aan ons werd gedacht, waarin wij het aan U beide of aan Gideon deden, waar zijn ze? De Bosbooms bragten een middag met ons bij A.C. Kruseman door, de menschen waren allerhartelijkst, maar in hun oordeel over Mina Kruseman, de dochter van een gepensioneerden Generaal te Brussel, had ik U aan mijne zijde willen zien. Het meisje schijnt een excentrisch standje, maar toch niet onaardig, al kreeg zij alle handen op het hoofd. Verbeeld U, uit zucht om onafhankelijk te worden naar New-York gegaan, bezocht zij een theater-directeur en zingt voor dezen op de proef. I have no place for you, is het afwijzend antwoord aan Mina Kruseman. Een maand later ontvangt deze in plaats van de blonde Hollandsche, eene visite eener zwarte Spaansche, Donna Stella Oristorio di Frama, die hem door hare stem bevalt, die optreedt en wordt toegejuicht. Den volgenden ochtend biedt de Directeur haar een engagement aan. Zij accepteert. ‘Maar onder welken naam zal ik verder zingen, onder dien van Mina Kruseman of van Donna Stella Oristorio di Frama?’ ‘Donna Stella, of course.’ Thans heeft zij plan St. Petersburg en Weenen te bezoeken. Waar is de Mevr. Bosboom van weleer, - die Kruseman de kennismaking niet benijdde? Ik zou er om naar den Haag kunnen gaan, als de DoctorGa naar voetnoot1 den hond en het meisje niet schier op dezelfde wijze liefhad. Ondeugende ballingen! vaart wel. |
|