De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendLIX
| |
[pagina 225]
| |
elastiekjens van het schoeisel werd grooter en liet een grove kous zien - de voet schoof ongeduldig heen en weer. Que diable allais-je faire dans cette galère met mijn sermoen over smaak? Waren wij niet gestoord geworden, ik zou den storm terstond hebben gehoord, die toen eerst drie dagen later uit een onoogelijk briefje, met onleesbaar schrift - onleesbaar zelfs in vergelijking van dit, zegt mijne eigenliefde - losbarstte. Van wie ook, niet van mij had hij eene opmerking van dien aard verwacht, - als behoorden aardigheden van dien aard tot mijne liefhebberij - ik kreeg een etymologische verklaring en verdediging van het woord konkelen - hij haalde zijn hart nog eens op aan die ellendelingen. ‘Incurable,’ zeide ik, maar moet hem het regt laten wedervaren, dat, toen hij eenigen tijd daarna zijn bezoek herhaalde, geen uitval over zijne lippen kwam, dat hij haperde toen hij nog eens wilde reppen van - konkelen. Trots dien kleinen triomf kan er toch met hem geen sprake zijn van kieschheid in den goeden zin des woords, - aan keurigheid hadden ook zijne Bloemlezingen mij niet gewend, schoon ik in deze meer studie, zij het ook eenzijdige, waardeer dan Gij - eisch toch niet van een man van smaak dat hij prettig over de achttiende eeuw ten onzent schrijve, als hij er eerst al hare prullen voor heeft geslikt. Zijn oordeel? dat van een fanaticus, een ketterjager, een geloofsvervolger! It may be, maar onpartijdig, maar verdraagzaam, maar erkennend, maar waardeerend, wie is het? waarin blijken wij het? Lynx envers nos prochains, taupes envers nous-mêmes.
Ik ken een conservatief, die in alle liberalen bare duivels blijkt te hebben gezien als hij, den regel door de uitzondering bewijzende, ten lange leste bij de laatsten eenige flater gewaar wordt, - ik liberaal kan mij, welke moeite ik aan | |
[pagina 226]
| |
wende, niet verklaren hoe men met iets kan ophebben dat ten onzent nog nooit een vertegenwoordiger vond, waarvoor men willig den hoed afneemt. Conservateur! nous sommes quittes! Maar nu de zaak Mosselmans! In een mijner vorigen deelde ik U mede, hoe zeer ik het met Professor Goudsmit eens ben, als hij zoowel den aanklager, als het Openbaar Ministerie, als de regters illiberaal heet, - eene enkele advertentie ware genoeg geweest om Van Vloten te beschamen. Maar de toerekenbaarheid van dezen in twijfel te stellen, lieve Vriend, het gaat niet. Ik wil er voor de eer mijner vaderstad niet minder om wenschen dat ze zich wijzer toone dan Deventer het deed, maar ik vrees dat Van Vloten in zijn pleitbezorger Knottenbelt niet den man koos, die er den regters den weg toe wijzen zal. Welk een entrèe en campagne van ons ministerie, die benoemingen in zake van Hooger Onderwijs en die Troonrede. Met volle regt heeft het in de laatste de hervorming van het eerste tot St. Jutmis uitgesteld, want na de nominatie daarvan nog eenige verwachting te willen opwekken, zou toch te groote foppage zijn geweest! Groningen te supprimeeren, - dat viel van den Groninger Geertsema niet te eischen, immers naauwelijks te vergen, maar de theologische leerstoelen op nieuw te bekleeden, à la barbe van allen vooruitgang, dat verpligt zelfs de flaauwste hoop op eene wijziging dier instellingen in den geest des tijds op te geven. Professor van Bell, de moderne, professor Chantepie, le mystique! Wat de promotiën voor Leiden betreft, men vindt algemeen dat Huet een betere betrekking verdiende dan het Binnen-Gasthuis aanbood en dat Land een gezegende afleider heeten mag voor Pierson. Maar of daarom de wetenschappen zich in de benoemingen | |
[pagina 227]
| |
hebben te verheugen, of de studeerende jeugd er door zal worden gebaat? Och, leer toch eindelijk de wereld nemen voor wat zij is, een groot poppenspel! Ta vie a trop de sève,
Mais attends: l'âge enlève
L'ivresse et le dégoût.
Non, De La Martine! non, pour l'ivresse peut-être, mais pour le dégoût, mille fois non! Vroeger......Ga naar voetnoot1 heb ik er mij in weten te voegen, in een land met zoo enge grenzen, onder een volk niet talrijker dan het onze, geen louter letterkundig leven te kunnen leiden, maar daarom toe te geven dat velerlei middelmatigheid geregtigd is de eereplaatsen te bekleeden, opdat het altijd zoo blijve, ik hoop het nooit te doen. Gij, wien de gedachte met bitterheid vervulde, die er door in opstand kwaamt, hebt het nuals een van zelf sprekende aardsche slagschaduw leeren beschouwen. ‘De mensch, denk ik, is voor het ongeluk geboren, en zijne levenstaak is de gevolgen van het ongeluk zooveel mogelijk te bestrijden en te neutraliseeren.’ Hola, zou een jaar geleden de Croesus Hacke hebben geroepen, het is maar een geldquaestie. Mag de vriendschap hare meening zeggen? tracht U onafhankelijk te maken door te ontberen. C'est raide! Mais oui, mais en même temps c'est prudent. Als Ge wist hoe velerlei lieden me vragen, of Gij inderdaad met 1 Juni aanstaande Uwe betrekking als redacteur nederlegt, Ge zoudt met mij den Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant verwenschen, welke tot het gerucht aanleiding gaf. Kon de toestand der Van Dorpen hunne crediteuren een voorgevoel geven van de een of andere verandering in hun regt op de uitgave van het blad? | |
[pagina 228]
| |
Al wat ik U te zenden heb, bepaalt zich heden tot alweder een Nederlandsche Gedachte, waarin Gij al weder geprezen wordt. Ben ik er jaloersch van? Gij gelooft het nog niet. Ik heb met genoegen Uwe opstellen over Thorbecke's populariteitGa naar voetnoot1 gelezen - maar aan het einde stond ik weder in het slop. Och, leg U toch liever op de letteren toe, en maak U voor Uw feuilleton niet met eene wat zal ik het noemen, van Barberine af.Ga naar voetnoot2 Als het niet zoo laat was, ik schreef een nachtstukje, Alfred de Musset U op Uw leger verschijnend, Alfred de Musset U vragend met welk regt Ge zijn zwakke intrigue overnaamt, terwijl Gij al wat zijne voorstelling waarde gaf, ongebruikt terzijde schooft! Die aardige liedjes en die piquante Kalékairi en de dramatische vorm, welke zoo menige onwaarschijnlijkheid deed ten goede houden! Ik weet niet of er in Carl XV een groot koning gestorven is, maar een man van talent, voor beide, poëzy en muzijk was hij zeker. Gelukkig voor Zweden volgt hem in Oscar een anders maar evenzeer begaafde persoonlijkheid op. Die Bernadottes zijn nog in hun bloeitijd. Vele groeten van Sophie aan Mevrouw en U en Gideon. Van harte. |