De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendLV
| |
[pagina 208]
| |
Nous avons beau nous croire des démocrates, nous sommes tous aristos, s'il s'agit du domaine de l'esprit. Arm publiek! hoe Ge U bedriegt wanneer Ge gelooft, dat de besten onzer voor U schrijven! Eerst voor ons eigen genoegen, en dan voor dat der vrienden, op wier oordeel wij prijs stellen, à la suite komt Gij om den wille der uitgevers! Jufvrouw A., op wieGa naar voetnoot1 Gij, getrouwde Heer! zoo laag nêerziet als op eene ongehuwde, niet meer jonge jufvrouw, Sytske A., Mijnheer! is in den wettigen huwelijken staat opgenomen, met een gepensioneerd officier. In ernst, wat ik van haar hoor, strekt zoowel haar karakter, als haar verstand tot lof, zij moet de prototype der Fancy zijn uit Multatuli's arbeid. Ik ben nieuwsgierig wat Gij van haar oordeel over Lidewyde zult zeggen, nu zij niet meer, ‘eene oude jonge jufvrouw is.’ Maar bewijst het dan in der daad tegen haren geest of haar gemoed, dat zij niet mal genoeg is geweest, om dezen of genen gek aan te halen, daar ze niet mooi genoeg was om het door dezen te worden gedaan? Als Gij, zooals ik, voor veertien dagen gedwongen waart geweest, de kennis der getrouwde Elise te maken, Ge zoudt van gevoelen zijn, dat Jufvr. Schiotling meer verdiende te gelden dan Mevr. v. Calcar. Maar het schort hem niet aan wie U verdedigt, Gij vindt en teregt dat Uw boek zich zelf verdedigen moest. Het genre boekverkooper wordt stellig door de nieuwste conquêtes, Schadd en consorten, niet veredeld, maar te beweren, dat het door deze ontaardt - och, de vorige generatie leverde ook al curieuse exemplaartjes op. Les grands ecrivains du grand siècle, hoeden af, mijne heeren landgenooten en naburen! die pruiken wisten wat stijl is, en die pruiken zullen er door leven als niemand onze natuurlijkheid, onze ongezochtheid meer zal gedenken, als het | |
[pagina 209]
| |
van onze beweeglijkheid heeten zal: beaucoup de bruit et peu de besogne. Hebt Gij in een der laatste exemplaren van het Journal des Débats het zonderling opstel van Jules Janin gelezen, dat Lamennais opvoert, eene voorstelling van Bajazet in het Théâtre Francais bijwonende? Zoo neen, lees het dan, - lees Bajazet en lees les Paroles d'un Croyant nog eens over, en onvoldaan met Janin grijpt gij zelf het onderwerp aan. ‘Maar mijne lezers zullen het evenmin waardeeren, als zij het de Turksche Zeden en de Kijkjes in den Harem deden!’ Doch Gij zelf zult het met meer plezier bewerken en er meer partij van trekken dan van die vertalingen van het schier onvertaalbare. Ik dacht dat de Javaansch-Hollandsche Maatschappij te goed Fransch verstond dan dat dit nog werd vereischt. Ik heb er mij nooit over verbaasd dat N. op de verkooping van ons Leesgezelschap altijd hooge prijzen besteedde voor de werken van Dixon, maar dat Gij dien taaijen auteur bewondert, dat verbaast me.Ga naar voetnoot1 Hij moest ophebben met die aanteekeningen van George - voor mij ik had liever in de harten van Abraham, van May vooral, gelezen. ‘Hartstogt is wel geene olie in de lamp der deugd’ maar eene resignatie als die van George boezemt toch bitter weinig belang in. En ik ben zeker, dat al predikt Gij die in de Oost, Ge weinigen bekeeren zult - mag ik er bijvoegen, dat Ge ook slechts verdienen zoudt dit te doen, als Gij Uwe eischen wat hooger steldet en het verlorene vergoeddet? De benoeming tot Leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes is aan vriend Honigh hier ontgaan. Voor hem acht ik het geen ongeluk, - ik zou het slechts billijk achten dat men eener vrouw de voorkeur gaf, sints men voor deze dien werkkring opende, maar volgens Doorenbos was de benoemde de minste der geëxamineerden en kwam zij er slechts met | |
[pagina 210]
| |
moeite door. Ik stel mij er veel genoegen van voor, als hij uit Laren, waar hij de vacantie doorbrengt, terugkomt, hem Uw Artikel over Vosmaer's Vogels eens voor te lezen. De hartstogtelijke Graecus zal stampen, zooals hij het deed, toen ik de vrijheid nam de metrische verzen niet mooi te vinden, en er hem een paar van Schiller en Goethe voorlas, even voortreffelijk van inhoud als van vorm. Gij hebt slechts de waarheid gezegd, maar of het U daarom gelukt is; volgens Staring: Zich buiten 's vijands scheut te hoûen
Is raadzaam, raadzaam ook dat Gij geen vriend verstoort.
Qui vivra, verra. Op het veld der Letterkunde is er nog geen sprake van oogst. Heden ontvangt Gij slechts een exemplaar van Onze Tolk en een dito van de Nederlandsche Gedachten. Wat Groen gelukkig is dien Kuyper te hebben gevonden. Ik lees tegenwoordig in Grillparzer, in zijne trilogie Das goldene Vliesz. Medea is mij nooit zoo duidelijk geworden, ik heb haar nooit zoo deerniswaardig gevonden als in zijn dicht. Ristori moet die treurspelen, zij het ook uit vertalingen, hebben gekend, anders had zij in het middelmatige stuk dat ze gaf, niet dien diepen zin kunnen leggen. En toch, hoeveel liever zou ik Grillparzers stuk hebben gezien met zijne scherpe tegenstelling van Grieken en Barbaren, Korinthe en Kolchis, Creüsa en Medea. Wat spreken wij toch nog van eene wereld-letterkunde? de man is tachtig jaren oud geworden, en hoe weinigen buiten zijn vaderland kennen hem, hoe weinigen in Oostenrijk zelf! Ik wenschte weder in Weenen te zijn, en het te treffen, dat de tragedie werd opgevoerd - hoe langer hoe meer trekt Zuid-Duitschland mij aan. Is het dewijl die verbazend wijze en kloeke Pruissen en Pruisgenooten mij hier dagelijks ergeren | |
[pagina 211]
| |
en vervelen? It may be. Verbeeld U, de luidjes hebben er spijt van, in plaats van vijf milliards geen tien milliards van de Franschen te hebben geeischt. - Afschuwelijk, en aan de andere zijde die Franschen, zich te goed doende op het slagen hunner leening, als of er uit dien zwendel Israëls een zier sympathie bleek. Verwondert het U, dat men, de werkelijke wereld moede, de vlugt neemt in die der poëzy? Vooral nu wij in den regenmoesson zijn gekomen en de veranderlijke hemel alle uitstapjes onraadzaam maakt. Abraham de Vries en Franke de notaris komen praten, de eerste, Raadsheer in het Hof alhier, is zoo verbazend druk, dat ik hem hier hoor en dus wel eindigen moet, zal de molen niet door den vang loopen. Weest hartelijk met U drietjes gegroet van Ons beide. |