De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendLIV
| |
[pagina 204]
| |
middel vinden zal, om het beter te maken - waar is hij? waar? Het schort zeker aan de warmte der laatste weken dat er niets uitkomt der toezending waardig, - er zijn weinig menschen, die als Gerrit v. Gorkom bij ongeveer honderd graden blijven schrijven, ik had preeken moeten zeggen, in oneigelijken als in eigenlijken zin. We zijn Zondag naar Haarlem, naar Velserend en naar Zandvoort geweest, wij aten in het zeedorp, dat v. Gorkom en zijn gezin tot badgasten heeft. (Bij Driehuizen.) Maar hij was niet aan tafel, hij was naar Leiden om te preeken. De tafel was povertjes, (maar het is bij den Zaandamschen kastelein, die Funkler in het Groote Badhuis, verving nog jammerlijker,) - slechts hadden wij, en dat was een waar genot, uit de bijgebouwde eetzaal van Driehuizen een heerlijk gezigt op zee. Sorghvliet zag er somber uit, de famille K. heeft geen stores en houdt dus de luiken digt, waar de zon is, was, of komen zal. Ware de tuin nu meer lommerrijk, dat Italiaansche halfdonker mogt aangenaam binnenshuis zijn - maar Gij weet, hoe Ge hebt doen rooijen en kappen, en dat wreekt zich nu, vooral dewijl Floris (K. draagt dien grafelijken naam) niets met dezen in zin voor welstand en weelde gemeen heeft. Ik veroordeel dan ook uw aanleg niet, ik beoordeel dien niet eens - ik constateer slechts het feit, dat alles onvoltooid bleef. Waar de Bosboomen zitten, mogen de Goden weten, ons gewierd geen lettertje schrift. Mevrouw zal met Uwe beoordeeling? met Uw verslag? niet voldaan zijn, verbeeld ik,Ga naar voetnoot1 doch zich stellig le Capitaine Fracasse aanschaffen. Het is waar, Gij hebt haar reeds meermalen in hare sterkte en in hare zwakte geschetst en niets is onaangenamer dan zich zelven te kwellen om hetzelfde nog eens met andere woorden te zeggen. Slechts dominees doen dit uit den sleur. Buitendien Gij kriti- | |
[pagina 205]
| |
seert tegenwoordig liever op het gebied der politiek dan op dat der litteratuur. Chacun son goût, maar ging de laatste ten onzent in het jongste vierde dezer eeuw weinig vooruit, de wijzer der eerste staat nog altijd naar 1848 - zoo hij inderdaad niet achteruit is gegaan. Ge hebt in gedachte de voorstelling Bilderdijks, hoe Duitschland er in het begin dezer eeuw uitzag, vergeleken met de schetsen van Berlijn en Hamburg, die we Varnhagen von EnseGa naar voetnoot1 zijn verpligt, en schrijft al de onhebbelijkheden der uitvallen van den eerste daaraan toe, dat hij minder gelukkig was in het maken van kennissen. Neem de proef eens van de som, bid ik U, we zullen er een fraai feuilleton bij winnen. Ga met hem op reis, probeer dien prinsjesman - dien onhollandschen Hollander, verknocht aan een Oranje quand même, - dien heer der schepping voor wien Willemien's meerderheid een gruwel was, probeer hem kennis te doen maken met wien Gij wilt. Ik geef U daar eene vergunning, van welke Ge de eerste zult zijn, U het gebruik te ontzeggen, - want brengt Ge hem in aanraking met wien ook, die niet achttiende eeuwsch verouderd regtzinnig denkt als hij, dan breekt de bui los, eer dat hij het vermoedt. En met de weinigen, die gevoelen(?) en gelooven(?) als hij toen deed, waar is het sympathische in zijne natuur? Ik heb altijd meer opgehad met zijne eerste als met zijne tweede echtgenoote, al zijn anders heftige vrouwen juist mijn charme niet. De mijn is rijk, - ontgin haar en laat ons mee genieten. V. (Cornelis van Heukelom, uit 's Hage, vermoed ik, vooral dewijl hij de verhoudingen der Kamer scherper definieert dan anders onze journalisten en hun trawanten plegen te doen of te kunnen?) V. maakt in het Handelsblad ten langen leste een einde aan de bewondering van Buijs den herkaauwer. Er | |
[pagina 206]
| |
zijn weinig menschen, die mij meer wêerzin inboezemen, dan die type van Hollandsche bedachtzaamheid, Hollandsche opmerkingsgave, Hollandsche billijkheid, die niets uitvoert, die tot niets leidt, die niemand baat. Ben ik onbillijk, dan wijs mij te regt, maar hij heeft nu al zeven jaren lang zijn jongelui zijne constitutioneele theoriën ingestampt en, lieve Hemel! er is zoo min van zijne discipelen als van die van Vissering iets teregt gekomen. En dat heeten dan de corypheën van ons Hooger Onderwijs, waarmee Groen coquetteert. Sophie heeft een aardigen brief ontvangen van Uwe lieve zuster Charlotte, - Paramaribo 1 Julij 72. Maar wat zijt Ge een trage schrijver, eerst door ons vernamen broeder en zuster Uwe ongesteldheid. (Ik weet niet, hoe ik het heb, communicatiemiddel tusschen Oost en West - Gi! kijk eens op Uw globe, of ik ook uit mijn rol val?) Charles gaat het goed, vooral sints zijne tweede betrekking hem meer beweging geeft, hem tot uitstapjes verpligt, hem paard doet rijden, maar dat leven Uwer zuster herinnert mij aan L.E.L. op Cape Coast, Cape Castle, geloof ik, gelukkig met uitzondering van den onbeminden, ijverzuchtigen echtgenoot. Welk een wereld, waarin men niet slechts geen ossenrib krijgen kan, - waarin blikjes niet enkel een lekkernij zijn, waar ook van geen leven naar den geest, van geen gezelligen omgang sprake is. Het getuigt voor Uwe zuster, dat zij zich des ondanks over de voortdurende slaperigheid beklaagt, ik vrees dat ik haar daar zou zegenen. Zou de speelzucht der bankiers, Joden en Jodengenooten, haar toppunt hebben bereikt met de inschrijvingen voor de de Milliardenleening, of moeten wij nog dieper dalen, eer wij le commencement de la fin zullen zien? Thiers 74 jaren oud - de fransche natie, zooals de Kamer ons die vertoont - eene Zwarte en een Roode Internationale - en bedachtzame geldbeleggers zouden dat fonds kiezen, zouden er om wedijveren? Dat de burgerij in Frankrijk, dat de mindere maar welvarende luidjes | |
[pagina 207]
| |
à tout prix van die Pruissen willen verlost zijn, dat begrijpt zich, en dus geloof ik aan de kleine inschrijvingen uit het aan hulpmiddelen zoo rijke land. Hoe jammer dat eene natie aan welke hare europeesche zusteren sedert 1789 zoo veel zijn verpligt, niet een weinig meer geduld heeft. Maar zoo zijn we geschapen qu'on a les défauts de ses qualités! Sillem, die ‘Verhuizen’ schreef onder den naam van Drilman, Sillem heeft zich aan eene beoordeeling van Vosmaer gewaagd.Ga naar voetnoot1 Liever dan dat water en melk-oordeel is mij Uw barheid, maar ik had gewenscht, dat Ge die poëzy eens met de navolgingen van de Ouden door Gaethe en Schiller vergeleekt - hoe wenschte ik, dat ik Latijn en Grieksch verstond om het te kunnen doen. Het zal wel September, October worden, eer wij dit jaar op reis kunnen gaan, bij de Oostersche hitte zou het eene foltering zijn geweest. Wees met U Drietjes hartelijk gegroet van ons beide. Zuster en Broeder. |