De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 25]
| |
zorgd, we hebben, heet het, dooi weder, maar zoo afwisselend, dat op geenerlei geregeldheid in de aankomst der posten meer te rekenen valt. Gij ziet, ik blijf den weg over Marseille kiezen. Triëst is nooit regt in de gunst kunnen komen voor de Oost. Was er haast, dan zou een duplicaat over Brindisi geraden zijn. De Nieuwe Rott. Courant gebruikt dat middel, en heeft er dikwijls aan dank te weten, dat zij door hare quasi Extra Gelegenheid de overige treuzeltjes een dag voor is. De laatste mail bragt mij Maandag Uwe letteren van 9/10 Januarij en aan Sophie den welkomen brief van Mevrouw. Bovendien ontving Uw broeder Charles de photographiën,Ga naar voetnoot1 en had hij de heuschheid, ons te laten kiezen. N'en déplaise à vous, ons was een zwarte, die in een rond of liever ovaal lijstje zal worden gezet, liever dan een gekleurd. Die vermetele photographie drijft het al ver genoeg met gravures te willen wedijveren, (waarvoor de correspondent van B. den waren zin niet heeft) maar mede te dingen met teekeningen, daar wachte zij zich voor. Wij hebben uit de zwarte een der bleekste gekozen; om zoo min mogelijk van het karakteristiek voorhoofd te verliezen, - hartelijk dank voor het geschenk. Het is wel het geestige jongske, wat slanker geworden dan wij hem zagen, maar met denzelfden verstandelijken blik, als de plaaggeest hem niet boos had gemaakt. Sophie en Uwe zuster Charlotte kunnen geene gelijkenis zien, - maar nemen zij de anderhalf jaar ontwikkeling onder Uwen hemel in aanmerking? Het Javaansche paardje heeft veel van een shetlandsche poney, - de Maleische jongen is een Pietje Bedroefd, Gie! en Oom Charles is een ontdekker zonder weerga, dat hij op den grond Uw carwats heeft meenen te bespeuren; - maar Gij zit flink te paard, Ge wordt een heele heer, en dat doet mij plezier. De Heer E.W.C., oudste chef van het vroeger huis Paine | |
[pagina 26]
| |
Stricker & Co zal naar Boston aan zijn zwager Reid schrijven over dat boek van Bickmore.Ga naar voetnoot1 Eergister is Dr. Van Vloten hier geweest, - volgens hem amuseert de Heer v. Gennep zich hier, zooals ieder verlofganger het in het Vaderland doet, overal gefèteerd en overal een beetje gedesoeuvreerd. Over zijn speech in de Maatschappij tot Nut van den Javaan, kon het gesprek niet loopen, want v. Gennep was, geloof ik, toen Van Vloten hier thee dronk, eerst bezig, dien te houden. Sedert heeft de Nieuwe Rotterdamsche Courant mij zijn toespraak in hoofdzaak doen kennen, maar ik werd er nog geen lid om. Van der Does voor zijn pleidooi in de zaak Saportas, in de f30 m.; ja, de Indische Maatschappij laat te wenschen over; maar hoe weinige jaren is het nog maar geleden, dat Mr. L. 10 of 20 m. won door Mevr. B. te Utrecht vrij te pleiten van de beschuldiging, haar kind te hebben mishandeld? Het komt bij die heeren niet op het feit aan, - maar op de qualificatie van het feit: ‘è una giustizia in questo mondo,’ zegt de arme Lorenzo in de Promessi Sposi, en Manzoni zet er een verwonderingsteeken achter! Wat ik van W. denk? Dat het voor zijne veelzijdige ontwikkeling pleit, dat hij jongens van veertien, vijftien jaar Lidewyde laat lezen, doet dat eenzijdigheid, hm! - wilt Gij zelf aanvullen? Uw Indische BriefGa naar voetnoot2 - Petit poisson deviendra grand, etc. en men kan hier in de zaal der Piscicultuur in Artis van sommige vischjes naauwelijks zeggen, wat zij zullen worden: stekelbaarsjes, snoeken of flinke zalmen. Daar heeft het beestje wel een beetje van, - misschien is het op het oogenblik reeds aller waatren schrik, de felle visschenslorper.
| |
[pagina 27]
| |
Wees hartelijk van ons gegroet. Wij beide zijn wel. Lang voor deze ten Uwent is, bevindt Mevrouw zich weer geheel beter. Adieu, petit cavalier. de Uwe. |