De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXIII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij nooit van het versje van B. gehoord, populaire, practische waarheid: Die van geen genoegens weet
Die hij niet kan rekken.
En het vuur blijft smeulen onder de asch. Zoo heeft Heemskerk b.v. zich niet ontzien in den wankelenden toestand met de Kanaal-Maatschappij een contract te sluiten (onder voorbehoud dat de Kamer het zou goedkeuren) waarbij hij over de 3 Millioen van Amsterdam, chez elle, pour elle et sans elle beschikt!! De burgemeester Fock is eindelijk boos geworden, heeft gister den Raad bijeengero epen en met 28 stemmen tegen 7 zijn alle Consideranten en Concilianten op zijde gezet, is het vroeger besluit gehandhaafd en dus Zijner Excellentie een slag in het muilbakkes gegeven. Het regent heden voor het eerst in veertien dagen; of Gij dien regen zegenen of vloeken zult, qui sait? Ge zijt er aan verpligt of Ge wijt er aan: Eenige données voor een feuilleton over Piersons benoeming tot de lucratieve betrekking van directeur der Ned. Bank. M. zou de man geweest zijn, maar hij zag er om zijn podagra van af. Over Piersons verdienste als economist uit te weiden, is een genot dat ik U gun! En bleef het nog maar bij dien eenen wensch, maar het zal wel een dagregentje worden, en dan krijgt Ge ook nog een verzoek, een feuilleton over Alexandrie te schrijven. Ik geloof dat het genre als zoo menig, dat men nooit beproefde, zwaarder is dan men het zich voorstelt; anders zou ik er U een beloven voor Ge mij, tengevolge mijner proeven ze te suppediteeren, voor alle dergelijke blanc mangers te machtig verklaard hebt. En was de togt op het Middellandsche zout le bouquet de la fète? Met Alexandrie houdt mijn benijden Uwer reize op. Le tour de l' Arabie a beau être venu
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die burnous zijn mij te heete dingen. Alleen Ceylon zou ik willen zien. Van Haren maakt er zich zoo abrupt af: Hier sneuvelt Hulst en wint Ceylon.
Als hij de natuur wat uitvoeriger had geschetst en het feit aardiger toegelicht dan dit in onze oude Reizen geschiedt, zou het een mooi onderwerp voor een vers zijn. Een nieuwtje voor Mevrouw, die nu misschien op Singapore geweest is, die er mogelijk de famille Hooglandt, neef van wijlen mijn ongelukkigen vriend Dirk leerde kennen. Een der beide associés van het Huis, thans hier, heeft zich geëngageerd met de dochter van den Remonstrantschen Dominé H. En behoef ik U nog te verzekeren dat wij verlangend het bericht Uwer goede overkomst tegemoet zien, maar nog eene lueur d'espérance hebben voor dien tijd iets uit Alexandrie te hooren? of de hemel weet uit welk oord waardoor hij met U zal zijn. Gideon! wat wordt gij een bereisd man, de menschen bestudeerend nog eer Gij het de boeken deedt! Schrijf als ge daar zoo gemakkelijk onder het houtje zit, allengs op wat U van den togt heugt, later zult gij er pleizier van hebben, al is het in het eerst, in die warmte, een taaije pret. Weest allen van ons beiden hartelijk gegroet en houdt het mij ten goede, dat ik de oogen van vader en gemaal zoo veel heb gevergd. Het is niet alle dagen Hemelvaartsdag, noch regent het altijd op dezen.
Van harte de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw, Amsterdam moge weinig sympathie gevoelen voor de concurrentie, waartoe de negentiende haar verpligt, Amsterdam kan zich toch aan den invloed der nieuwe begrippen niet onttrekken, zij neemt die aan, zij voert die uit, zij past die toe, al laat vaak de wijze hoe, veel te wenschen over. Omstreeks 11 ure des morgens verrasten ons op den Singel, bij het Koningsplein tal van deftige, bejaarde mannen, wel niet met zwarte rokken en witte dassen uitgedost, maar toch door sombere kleur des gewaads en door ernst van trekken vooral, verkondigend dat zij zullen vergaderen. Het is een Dingsdag en die gracht dus niet meer getooid met de heesters en bloemen, die er op den eersten dag der week ten verkoop worden aangeboden, een nog altijd provisionele bloemmarkt in eene stad, die, geloovende dat de mensch hier beneden geen blijvende plaats heeft, haast het gansche leven provisioneel zal beschouwen en inrigten. Het is de 19de Mei 1868, de eerste lieve lentebloemen boeiden hier gisteren de blikken der schare, viooltjes en madelieven, de eenvoud verlustigde zich in muurbloemen en maagdepalm, maar wat zouden zij heden hier doen? onder die weinige lommer van dat jong geboomte zou die heerenmenigte er toch geen oogenblik bij stilstaan, het zijn Mannen van Zaken, money making men and men made of money. Immers de meesten komen uit de oude stad, de meesten dagen van Heeren- of Keizersgracht op, en schoon enkelen in eigen rijtuig komen aanrollen en sommigen door gezonden tint en flink gebaar den landedelman aankondigen, de meerderheid zijn wat slechts Amsterdam in zoo groote menigte oplevert, de administrateurs der zaken van talrijke vermogende particulieren en enkele nog rijke patriciërs; het geldt eene zaak van geld! De Vergadering is in het Odeon beschreven; zouden er enkelen onder hen zijn, die de weinige marmeren trappen der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
binnenshuis voor een veertigtal jaren verbouwde woning der Mojana's opgaan, die er zich aan ergeren, dat zulk een verhanseling den naam draagt van een gebouw 't welk bij de Grieken poëten en musici om den prijs zag wedijveren? Wat meent Ge? zou het antwoord zijn als Gij het hen vroegt. Weet Gij dan niet bij ervaring hoe vreemd dezulken U aanstaren, wanneer Gij het beklaagt dat de woningen der aanzienlijkste burgers uit den bloeitijd der stad misvormd en mismaakt worden om ondoelmatige scholen in te rigten? ‘Het huis met de Hoofden, de schepping van Trip, in eene handelsschool niet herschapen, want dat woord duidt kracht, duidt talent, duidt genie aan, maar den volke als zoodanig aangeduid door een smakeloos opschrift met grove verwkwast erover geklad. De woning der Huydecopers, de eenige woning in dat gedeelte der stad die vergunde den binnenhof op te rijden, tot een hoogere burgerschool toegesteld! de grootste poort voor de kleinste jongens!’ Ik ben in mijnen ijver voor het verleden dikwijls zoo uitgevaren, en men was onbeschaamd genoeg mij te vragen, of ik dan de voorkeur gaf aan de nieuwe scholen, wier bouwstijl nu en dan zal zijn een zaamflansing van regte en golvende lijnen, door een oeil de boeuf in bespottelijkheid voltooid. Alsof de moker het weinige eigenaardig oude moest vernielen dewijl de troffel niet beter nieuws wist te doen verrijzen! Het is geen malice, wanneer ik mij hier op dat logge gevaarte beroep, 't welk onze gepriviligeerde Nederlandsche Bank met haren overvloed den drassen grond des Rokins drukken doet, het is niet eens stijlbehoefte, mijn onderwerp brengt het mede, want de schare is hier bijeen, om in de vacature van een lid der Directie van de Koninklijke Instelling te voorzien. Drie candidaten zijn door het Bestuur den stemgeregtigden, deelhebbers die vijf aandeelen bezitten, voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld - de strijd pleegt bij dergelijke gelegenheden tusschen de beide eerste candidaten te worden gestreden en geslecht, de derde offert zich slechts ter aanvulling op. Men mogt van de kieschheid des Bestuurs verwachten, dat het den laatste voor zijnen goeden wil tenminste eenige stemmen gaf, maar in welke wereld ten onzent gaat men zich aan beleefdheid te buiten? Stellig niet in die des gelds, welke wij hier vertegenwoordigd zien, de bevoorregte en dus de behoudende bij uitnemendheid, die lang wikt, en scherp weegt, maar nooit waagt. Uit haren aard de pruikerigste van den ganschen aardbodem, heb ik U echter deze vergadering slechts binnengeleid om U de piquante verrassing te doen genieten, dat ook zij zelve zich niet aan den invloed des tijds weet te onttrekken. Practicus te zijn op het gebied van zaken, geldzaken vooral, aan het hoofd te staan van een belangrijk handelshuis, dat ook aan bankzaken doet, veel geld te hebben en ik voeg het er gaarne bij, ook een onbesproken, een in ieder opzigt eerlijken naam, dat plagten vóór dezen de titels te zijn, zonder welke men zich met geen toegang in den kring van dat bestuur vleijen mogt. Door dergelijke eischen brengt men gewoonlijk, met den eerbied door iedere beurs aan eenige tonnen gedwee bewezen, de onderscheiding bij mede, waarop jaren aanspraak maken om de ondervinding die er in te verkrijgen valt. En toch ontbraken vele dier vroeger onontbeerlijk geachte vereischten den beiden candidaten in volle kracht des levens, beide, geloof ik, naar jaren, van hoofd en harte nog jong. Het gerucht wil, want ik behoor niet tot die gezegenden aan welke om den wil van tal van bankactiën al de geheimen des bestuurs worden blootgelegd, het gerucht wil dat boven beiden op de candidatenlijst de naam eens mans van middelbaren leeftijd zou hebben gestaan, als ongesteldheid dezen niet had genoopt van de onderscheiding af te zien. Het moet hard zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet zich een hulde te ontzeggen, die reeds door het aanbod bewezen werd, maar zich zelven een kring van werkzaamheid te sluiten, in welken men zich bewust is veel goeds te kunnen doen voor de stad zijner geboorte, voor het land, dat men lief heeft; helaas, hoe waar is het woord des dichters, dat het kostbaarst goed eerst schatbaar wordt door het ontberen! De stemming ving aan tusschen de beide candidaten, bij welke ik mij over de overeenkomst verbaasde, dat de een als de andere had gereisd met een gevolg dat ik mij zelve niet zou hebben toegewenscht, al zijn er, die het zeer natuurlijk vinden. De eerste zwierf in zijne vroege jeugd in de Zuidelijke Staten van Noord-Amerika om, en keerde huiswaarts zonder te gelooven dat in de slaventwisten de kiem van den opkomenden burgeroorlog school. De laatste bezocht Java in het belang van zijn handelshuis en bleef sedert aan het cultuurstelsel de voorkeur geven boven vrijen arbeid. Zoo verre de overeenstemming, nu de verscheidenheid: de laatste beweegt zich op het practisch gebied des handels, de eerste zeide dit vaarwel om zich der theorie van het bankwezen te wijden. Voort ging de stemming, voort tusschen de twee, beide even achtenswaardige jonge mannen, de eerste van burgerlijke afkomst, de tweede met den jonkheerstitel bedeeld. Wie zou het winnen, vroeg men zich, en starende naar den President die onverholen had doen blijken, dat hij wél wat bespiegelende kennis bij de massa beoefenende kunst wenschte. Een oude naam, zoudt ge meenen, een man die dagelijks ter beurze komt, wiens huis met de welvaart van Java staat of valt? Een nieuwe naam, zegt Uw buurman, een jonkman, wiens schriften van zijn studiën getuigen, die Suriname uit zijn verval door bank en immigratie tracht op te beuren. Een derde stem fluistert spotziek: de Javaantjes in de Oost geëxploiteerd, de Chineesjes in de West; st, stl! roept een vierde, we zijn hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor zaken, liberaal zijn ze geen van beiden, al werd de eerste door zijne vrienden een man van vrijzinnige beginselen verklaard, toen hij lid der Kamer van Koophandel worden moest, en de tweede is immers niet zuiver op den graat in de onderwijskwestie. De stemming was afgeloopen, de heer N.G Pierson werd met 392 stemmen geloof ik verkozen. Jonkheer P. Hartsen vereenigde er 189 op zich; de eerlijk gestreden strijd bragt aan het licht, dat Amsterdam in een zijner eerste instellingen behoefte gevoelt aan kennis van den geest des tijds, al durf ik mij niet vleien, dat de huldiging der begrippen van deze vooreerst nog groote vlugt nemen zal bij een ligchaam dat slechts aan een privilegie zijn bloei dankt en over welks privilegie de thans verkozene voor eenige jaren een brochure in het licht gaf. Het zal er mede gaan als met alle ontwikkeling in de hoofdstad, langzaam, pijnlijk, stroef; er zijn tijden en plaatsen, die het wel niet tot verpligting maken, den vooruitgang slechts bespiegelend te willen, tenzij Ge den kans durft trotseren, al beoefenend, misdadig of krankzinnig te worden, maar toch in de praktijk de uiterste voorzigtigheid vereischen. Het Volkspaleis, Oost- en West-Einde, het Amstelhotel zijn verrezen, maar Sarphati boet zijne betrekkelijke onsterfelijkheid duur. Waarom zouden wij aan voorzigtiger jeugd geen gelukkiger lot gunnen - mits zij ons op hare beurt ook maar vooruit brengt? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schema voor een feuillleton over Alexandrë van Cd. B.H. verwacht door E.J.P.Ik heb het Dr. J. ten Brink nooit ten goede kunnen houden, dat hij in zijn Drie Dagen in Egypte eigenlijk geen woord over Alexandrië zegt, dat hij geen oog heeft voor het ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leden of voor de toekomst der stad. Het is onvergefelijk voor een hollandsch letterkundige, want hebben wij vele geloovige dichters met Vondel en Cats aan het hoofd die zich bezig hielden met wat ik het Egypte des Bijbels zou willen noemen, ik ken er onder onze historisch-philosophische maar een, die zich op de plek plaatst, van welke de Nijl de wereld heeft beheerscht en eens misschien weder beheerschen zal. Het is Onno Zwier van Haren. Aan het Vaderland luidt de titel der uitgave van 1769 te Leeuwarden bij Abraham Ferwerda. Het is niemand te vergen zich op zijnen doortogt van Holland naar Java die verzen te binnen te brengen, maar voor ons allen die de plek uitgaande bezochten en thuis keerende weder over hopen te trekken, ware het goed geweest, de gedachtenis van den Frieschen edelman te verlevendigen, die haar in den geest zoo goed zag, in eenen tijd, toen ten onzent zoo weinig grootsch meer werd gehuldigd. Bovendien men weet, dat Feith en Bilderdijk die uitgave hebben verbeterd, vooral de laatste laschte er ses gros mots in voor de beurtelings diepgedachte en fijngevoelde poëzy bij die mindere pracht van woorden. Men oordeele.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is jammer dat van Haren de noot behoeft, ‘dat de Deensche reiziger Norden stelt dat Alexander de puin van Memphis heeft doen dienen tot de grondleggingen van Alexandrië; en hij bewijst het uit de hiëroglypen die men vond op de grondsteenen gebruikt tot de gebouwen van Alexandrië,’ maar al had het twintig noten geëischt, ik had niet als Bilderdijk in den laatsten regel den schoonsten van allen opgeofferd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gebrekkigst couplet heeft ten minste in de zes laatste regels gewonnen, al ware naneven Jacobs het ware woord geweest, nu brengt het Oomschap ons wat huldigt aan den Aartsvader. Het 4e couplet sluit met een grootsche gedachte en daaraan heeft de verbeteraar zich ten minste niet vergrepen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En nu, welk een onderwerp, welk een stof! Alexanders graf! - de bloeitijd der Ptolemaeën - Julius Caesar, Antonius en Cleopatra, als Ge dichterlijk besluiten wilt; Shakespeare is toch weer ingepakt. - Hypatial - Kingsley zal ook wel een plaatsje gevonden hebben. Quelle trouvaille que cette Alexandrie! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXIV
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun best doen, om bij Uw thuiskomst den welkomstgroet aan te bieden. Maar Ge zijt nog naauwelijks op Java, nog niet eens volkomen ingerigt - de Bode is nog lang niet, wat Gij wilt, dat hij worden zal, en ik spreek al van repatriëeren. Mais savez vaus que c'est bien raide, qu'il faut trois mois avant d'avoir votre refus! Sophie was om mijnentwil niet geneigd, in de Pinksterdagen een vliegtogt te doen, - we gingen dus Vrijdag-ochtend naar Arnhem, Zondagmorgen van daar naar Bentheim en waren Dinsdagavond hier terug. Het was een waar Bois dormant en Château Dormant, même un Bain dormant. Slechts la Belle manquait. Toch heeft het uitstapje in de vrije natuur ons goed gedaan en mijne gezondheid is sterk genoeg gebleken, om later iets meer te wagen: c'est promettre beaucoup; mais qu'en sort-il souvent? Du vent. Geen gelukkiger gevolg dan de barende berg hadden de pogingen der heeren van Reenen en Mackay om een ministerie te vormen. Men beweert zelfs, dat de laatste in hoofdzaak niets meer gedaan heeft dan den raad herhalen, Van Zuylen, Heemskerk, Schimmelpenninck en Mad. Musard weg te zenden. Heugt U de historie van de julienne des heeren de Geer Luden nog: ‘en als ik hem dan zeg, dat ik zoo'n julienne wensch, dan zegt hij: ça peut se faire, Monsieur!’ Een doorluchtig persoontje, in het karakter van le cuisinier de G.L. schijnt gezegd te hebben: ‘Ah, pour V.Z., H., S., ça peut se faire, mais quant à Mad. Musard....’ En Mackay legde zijn mandaat neder. Toen schoot er niet anders over dan de vorming van een ministerie aan Thorbecke op te dragen. De secretaris Baron van Heeckeren maakte den weg effen, Mackay en Thorbecke spraken zamen met Sire, et la Montagne accouche, encore je crains...... de vent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z.M. wilde tot geen prijs den heer Geertsema Minister van Binnenlandsche Zaken zien. Thorbecke heeft onzen burgemeester Fock overgehaald, dat baantje te aanvaarden. Ik wensch hartelijk dat het den laatste nimmer berouwen moge - maar van Reenen gaf ook, toen hij hier gevierd was, de verzoeking gehoor en hoe lang was hij Minister? Ministre d' apaisement in 1853, Ministre de transition in 1868, ik weet niet wat mij zou kunnen bewegen, een van beide te worden! Sterkte is de eigenaardigheid van het Ministerie zeker niet Van Bosse moge goed administrateur zijn, de Justitie in de handen van Lilaar ne brillera pas par ses lumières. Voor Buitenlandsche Zaken is men nog aan het zoeken. Oorlog en Marine - helaas beduiden die veel à la Cour de Gérolstein? Houd mij de laatste vergelijking ten goede, ik heb in Bentheim een Fürst gezien die de prototype van Offenbach's Fritz heeten mag: C'est le sabre, le sabre, le sabre de mon père! Als Thorbecke het wel met dit ministerie meent, dan ondersteunt hij het een jaar lang; als van de Putte opregt is in zijn verklaring het mogelijk voor lief te nemen, dan laat hij de Waal in de Oost de grondslagen leggen voor een flink bestuur; als de liberalen wijs zijn, dan steunen zij dit nieuw bewind niet alleen, maar doen er zoo weinig overdreven eischen aan, dat eenigen van de tegenovergestelde rigting er vrede mee hebben, als - maar al als-jes genoeg om te doen zien van hoe vele dingen een meerderheid afhangt. Van Buijs-Vissering c.s. is geen sprake geweest - zoude Thorbecke ook die jonge doctrinairtjes nog niet doctrinair genoeg vinden? Het menu van Gids over Junij belooft zoo veel taais, dat ik nog niet ben gaan aanzitten. Naber - de soep over Hooger Onderwijs en Paedagogiek. La pièce de Résistance: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lampings tweede artikel, en dan wat zijn het? Geen vol au vent noch volaille. M.L. van Deventer, Duitsche Bondsgeschiedenis. Gaethes Godsdienst, door Dr. Wolff; stellig beter dan Opzoomers prul, 't geen 't uitlokte. Miquel, Natuurkundige Wetenschap in Neerl. Indië; voor U onbetaalbaar, en Van Duijl (A.C.G.), De Journalen van de eerste reis der Nederlanders naar de Oost (ook al een kolfje naar Uw hand, en nog vinde ik de redactie niet beleefd). Puis, een Album dat een dessert moet verbeelden, waaraan Gideon geen mond zetten zou en ik moet hem gelijk geven, dat hij het niet deed. Saai, duf, bakerig, als ik me daarbij een O.I. nageregt denk, met al die vreemde, maar saprijke, frissche, heerlijke vruchten, dan benijde ik U, die het met zulken jammerlijken kost stellen moet. Na de beurs. Men beweert dat Z.M. den heer Tets van Goudriaan gaarne in het Ministerie zou zien treden en deze dus Minister van Buitenl. Zaken worden zal. Fock moet alleen hebben aangenomen, dewijl Thorbecke hem het alternatief stelde: of de Ouden blijven Toen had de aarzeling een einde. Ik lees daar zoo in het Aftonblad van 18 Mei de volgende plaats over het onbevredigende resultaat der Zweedsche kamerzitting, de tweede na de hervorming. ‘Het is mogelijk, dat de mannen, die nu ten onzent aan het hoofd der zaken staan, alles ten onzent uitmuntend geregeld vinden. Het is evenzeer beide mogelijk en geloofelijk, dat velen onder hen, die vroeger krachtig ter staatkundige ontwikkeling bijdroegen, thans op het een of ander stadium willen blijven stilstaan, waar zij het goed vinden hunne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tenten neer te slaan, sedert het ongerief en het ontbrekende dat hen en de hunnen onmiddelbaar ergerde en zeer deed, uit den weg werd geholpen of aangevuld. Maar wanneer zij ophouden organen voor den vooruitgang te zijn, indien zij voortaan slechts de bedwingende krachten vertegenwoordigen, zoo zullen zij die het groote doel niet uit het oog verliezen. zich andere pioniers aanschaffen. De ontwikkeling des maatschappelijken levens weet van geen stilstand om den wille van persoonlijkheden, die zich òf in hunne ijdelheid zagen bevredigen òf in hunne begeerten stillen, die moede of versleten zijn. E pur si muove!’ Heb geduld met de slechte vertaling - want Uw broeder Pieter komt ons vertellen, dat Ge behouden en tevreden te Alexandrië aankwaamt. Was ooit stoornis zoo welkom? Moge de overige reis even voorspoedig zijn geweest! Stel toch in een Uwer eerste feuilletons eens het antwoord van Heemskerk ten toon, dat zij geen geld hebben om de zonsverduistering in het Oosten te doen gaslaan, en geesel tegelijk de Academie die op zulk een antwoord niet haar ontslag inzendt, maar den Minister verzocht, de vreemde geleerden tenminste fatsoenlijk te recipieeren en bij te staan. ‘Kunst is geen regeeringszaak’, de Thor; ‘Ik heb geen geld voor de wetenschap’, Heemskerk: l'un vaut l'autre! Hartelijke groeten. - Uwe boeken zijn nog niet (verschenen) - de Fantasien zullen eerst komen, hoor ik.
De Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voetjes, een goed rond gezigt, melk en bloed, geen zweem van geest, maar een type van gezondheid, en ja, als ge lang op het gezigtje staart, eene goelijkheid, die U hoop geeft op wat gemoed voor man en kroost. Dat wij verleden Zondag op Scheveningen zulk een meisje zagen, zal U niet verwonderen, maar dat haar eene gestalte langs zweefde, welke Rochussen eener sylphide zou hebben gegeven, - een aangezigtje als waarvan engelsche graveurs droomen, de hooghartigste, maar tevens edelaardigste neus ter wereld, wuivende blonde lokken, en blaauwe oogen die dreven of tintelden, dat is iets, wat Gij ons benijden zult. De ongezochte tegenstelling boeit en streelt mij nog. Ik verdiep mij in beider zoo verscheiden levensbeschouwing, verwachtingen, genietingen, hoofd en hart, en vind de eenige harmonie in wat zij toch zoo verschillend zullen opvatten - de liefde! Deze zal eischen, dat de pinkman harer keuze goed oppasse, flink werke, niet drinke, niet zwiere; gene, - ach - wat vleit zij zich met de hoop hare verfijnde verwachtingen vervuld te zien. En echter, zoo de ijverzucht zich in het spel mengt, hoe zullen beide vrouwen blijken in den volsten zin des woords, onverzoenbare, onverbiddelijke, onbevredigbare. Waarom zijn de kansen op een minder soort van geluk zoo veel grooter dan die op een meerder? Een flinke handslag, een hartelijke zoen en het Breistertje zal meteen, zoo gaat het in de wereld, zich over eene verongelijking, over een vergrijp heenzetten, maar mijne arme sylphide zoekt vergeefs kracht naar kruis, zij schreit in stilte, zij kwijnt weg. Steekt er dan iets ziekelijks in den smaak, die mij dat veredelde schoonst doet heeten, zou het mannelijk van mij zijn als het mij minder verteederde? Met andere woorden, heeft Verhulst op zijn Hollandsch gelijk, als hij den knoop doorhakte: zulke vrouwen trouwt men niet! Die uitspraak brengt mij op den Zuid-Buitensingel, maar daar Aal ons toeriep: ‘Och heerejeetje, wat treft dat onge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lukkig!’ heb ik hier gelegenheid om den wensch te uiten voor mijn Westersch fantasietje een Oostersch van U te ontvangen; die wereld biedt wis stof voor een pendant aan. Wij troffen het bij Quack niet veel beter - Mr. en Mevr. waren ter kerke, maar toen ons Mevrouw een omzien later met het bijbeltje ter hand tegenkwam, vernamen wij dat Mr. geregeld des Zondags ochtend op het bureau werkte: ‘au revoir in de tent!!’ Hartelijke groeten van Helvetius,Ga naar voetnoot1 die een Theepraatje heeft geschreven, in 't welk het liefste, mooiste meisje mijn Proza hare lievelingslecture heet; in de werkelijkheid ben ik niet populair, maar in de boekskens doe ik er een gooi naar. Bij het Huis in 't Bosch ons rijtuigje uitgestapt, wandelden wij de vijvers om en weer om, maar toen wij een wijle later in de tent gekomen, aan de glooijing neerzaten de beau monde van den Haag om ons heen, scheen mij dat publiek het Bosch minder waard te zijn, dan onze burgerluidjes het ne vous déplaise, in dezen heerlijken zomer sterk groeijend Vondelpark. Er werd een stuk uit de Dame Blanche gespeeld; goed gespeeld, knikten de kenners. Quack en zijne vrouw waren beide wel en in de prettigste stemming. Zij hadden dat stuk op hunne huwelijksreis in de Opéra Comique te Parijs gehoord en genoten. Of er van U en van Gideon gepraat is, behoeft Gij het te vragen? De Litterarische Fantasien had hij nog niet ontvangen, ons zijn ze geworden een dag of acht nadat zij het publiek waren bedeeld, - dat is zoo Thieme's manier, zou mevr. Bosboom zeggen - ik dank U voor het genoegen dat de herhaalde lezing der voorrede mij verschafte. Al wat ik er van de buitenwacht over vernam, zijn een paar stemmen van de beurs. ‘Het stukje over Vondel is ondeugend maar waar, meer dan een naam is hij voor ons niet!’ en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder: ‘Wat een kreet zou er zijn opgegaan over den spelbreker, als het voor het feest was gedrukt!’ Quack is Dingsdag in de stad geweest, maar voor de vergadering van de Staatsspoorwegen en ‘ter verbroedering met de Israëlieten op een feestmaaltje.’ Mevrouw Bosboom heeft ons de teleurstelling haar niet te huis te vinden verzoet door Maandag dadelijk te schrijven; ik ga haar een beetje uit den droom helpen, als had niemand iets van U gehoord sedert Gij naar Dordrecht vertrokt. ‘Wij zouden hunne photographieën hebben gekregen, maar er is niets verschenen’. Dat is (niet) moeijelijk te verhelpen, want in carte de visite hangt Uwe tronie, mijn Vriend, op vijf, zes, zevenderlei wijze verlicht, in de Kalverstraat en van het kabinetportret, insgelijks publiek eigendom, is de brandkast (alias batig slot) verdwenen; en het geheel heeft door den stillen achtergrond zoo veel gewonnen, dat ik het mij gaarne heb aangeschaft. Ook Lidewyde blijkt ontsluijerd. Als ze naderhand maar niet zegt: Le bon tems, toen zij nog omsluijerd was! De brief bestaat schier uit aanduidingen, die toelichting behoeven, welke echter ontbreekt. En toch neem ik er één over: ‘X heef een ongeluk gehad’ van welken aard vraag ik, want helaas! het getal is hier beneden legio! - ‘dat vreeselijk had kunnen uitvallen’, als zij ‘afloopen’ had gezegd zou mijne ondeugende fantasie niet les suites d'un bal masqué hebben gecombineerd - ‘des ondanks is hij naar Hannover gereisd’, wat blief je? is dat iemand die langzaam in hare bewegingen is, dat een stijl onder wien de grond dreunt? - ‘werwaarts zijn hart hem trok’. J'en suis pour mes frais d' imagination. ‘Hij is met eene dame uit die streek geëngageerd,’ absolument dans le vague, ‘het moet een erge passie zijn’. Wat dunkt U van dat hagicisme? Maar wij weten ook niet dan door anderen. En die anderen weten blijkbaar ook le fin mot de l'affaire niet, brave Chevalier! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Douwes Dekker schijnt nog voor den val van het Ministerie plotseling uit den Haag verdwenen, ten gevolge eener brouille met Rochussen - volgens d'Ablaing is Mimi weer met hem te Keulen. Zijne arme vrouw, de derde uit mijn galerij van heden, geen breistertje, geen sylphide, maar ongetwijfeld de ongelukkigste van alle drie, geeft nu lessen in talen, muzijk enz., daar de school van Lecomte heeft opgehouden. Tot nog toe verdient zij maar f 30 per maand, maar hoopt nog altoos dat Dekker slagen zal. Dezer dagen met v. Vloten over haar lot correspondeerende, herinnerde hij zich Uwer met zooveel humaniteit, dat ik gaarne de passage overschrijf: ‘De gunstige berigten van Huet en de zijnen deden mij veel genoegen. Zij hebben nu zeker het onaangenaamste deel hunner reis, de vaart door de Roode Zee, haast achter den rug. Zoodra gij hen schrijft, verzoek ik mijne hartelijke groete en mededeeling, dat ik hier thans weer goed genesteld ben, en door het heerlijke weder begunstigd, alleraangenaamste dagen slijt. Voor een paar dagen ben ik in gezelschap van zijn Veldheer (heette de tweede hond niet Turk, mais qu'à cela ne tienne) ‘naar stad gewandeld; een aardig en spraakzaam meisjen leidde het beest, en wijdde hem’ (die oude Dominé gaat er toch nooit uit, mevrouw) ‘in zijn nieuwe bestemming of hernieuwde roeping voor de hondenkar te loopen, in. Zeker’ (ik waardeer de opmerking te meer, omdat ons de toepassing gespaard wordt) ‘zeker een gansch andere werkkring dan Sorghvliet te bewaken en om zijn ouden of jongen baas rond te springen. Dank hem tevens voor zijne Fantasien die ik eergister ontving; naar Lidewyde zie ik verlangend uit.’ Comme tout le monde. De interpellatie is afgeloopen, van l'enfant terrible de la troupe viel niet te wachten, dat hij tact genoeg zou hebben den oorlog eerst weer te beginnen als wij de nieuwe lessen een beetje moe zouden zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Breng mij in Uw volgenden toch eens op de hoogte der dagbladen, die ten Uwent het licht zien. Doctrina et Amicitia houdt alleen: Het Bataviaasch Handelsblad en de Java Bode, maar er is immers ook een Nieuw Bataviaasch Handelsblad vroeger of nog? onder redactie van Van der Hoeven? Ik kan U over de gezondheid van Martinus van dien naam helaas nog geen betere berigten geven. Hij heeft onder de warmte der laatste dagen veel aan benauwdheden geleden. Heden nacht moet er aan den Rhijn onweer gevallen zijn, nu is het wat koeler. Morgen hoop ik er in te slagen hem te bezoeken. Ge ziet het dezen aan, ik kan mij maar niet aan de gedachte gewennen, dat er weer vijf weken moeten verloopen, eer U deze onbeduidende regelen geworden zijn. Waren zij morgen onder Uwe oogen, misschien hadden zij eenige waarde, maar nu? Vele groeten van Sophie aan U allen, Uwe familie is volgens ingewonnen beursberigt volmaakt wel.
Van harte de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXVI
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Javaantjes - een mooi troepje hè? - pret te kunnen beleven? Komt het daar eerst tegen St. Nicolaas aan, des te beter, er zullen dan wat letters bij zijn. Smous is nog altoos bij de famille O. en wil maar geen aardig beest worden. Juffrouw Line zou wel gaarne zien, dat wij hem mee in het kistje pakten, maar zoo mal praat zij ons niet. De jonge juffertjes hier over hebben laatst gevraagd of wij nooit weer de poppekast vertoonden. Ik heb haar verzekerd, dat als onze jonge heer weerom komt, hij zoo groot zal wezen om met haar naar de Comedie te gaan. Zij wilden, dat zij hem al zagen, zeiden zij. Wij verlangen zeer uitvoerig te hooren, of het land bevalt en de luidjes in de school. Schrijf dus eens zoo gauw je kunt. Zit zacht en lig zacht en rust zacht en slaap zacht.
Amsterdam 18/6 1868. De plaaggeest.
Aan Gideon (niet de Bijbelsche). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXVII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de vrienden van de Leidsche Gracht zoo bewegelijk (bewegingslustig of bewegingsziek?) waren als zekere oude luidjens, zij zouden zich bij Tante WoltheraGa naar voetnoot1 met eigen oogen hebben overtuigd of liever bij Mevr. van der Tholl. Lidewyde, zoo lang aan den gezigteinder verwacht, is eindelijk, heden acht dagen, verschenen; hoe ons publiek haar begroet, kan ik U nog niet mededeelen. Enkele stemmen kwamen mij ter ooren. Een man van smaak, van tact, van letteren ‘vindt den stijl kritisch betoogend, maar volstrekt geen novellenstijl.’ Hij heeft het boek nog slechts half uitgelezen. Gij zult dus veertien dagen geduld moeten hebben, eer Gij zijn eindoordeel verneemt. Een fatsoenlijke vrouw, moeder van zes kinderen, vier jongens en twee dochters, die dus weet wat in de wereld te koop is, acht het boek ‘immoreel, zeer immoreel, Mijnheer! en ik zal mij wel wachten het mijne dochters in handen te geven.’ ‘Voor zij zes kinderen zullen hebben, Mevrouw!’ Doch Alex. van Staden zong hetzelfde liedje eer het boek nog uit was, in de Tent, ‘hij vreesde, hij hoorde, het zou hem zoo leed doen indien....’ ‘Och, Gij ontdekt tegenwoordig bij gebrek van groote zooveel kleine sterren en in die kleintjes zooveel schoons, dat ik het waarlijk voor Huet een vereerende onderscheiding zou vinden, als Gij eens eene barre recensie schreeft.’ Weg huppelde Dr. J. ten Brink. Leve Zaandam! dat zoo boos op U was toen Gij den eeuwigen interpellant aanbevaalt; leve Duijvis, die à la barbe van Heemskerk als burgemeester van de Koog de aanbeveling van DaantjeGa naar voetnoot2 in den hoek wierp en den Minister schreef: ‘ik ben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uwer Excellentie's aanplakker niet!’ Zij hebben Lidewyde met genoegen gelezen, zij vinden het zoo aardig dat de auteur zelden of nooit partij kiest. Schadd gaf blijk van oordeel toen hij opmerkte, dat de auteur zijne personen te veel toelichtend voorstelt, de brave Noordendorp ziet de recensenten hun pennen al scherpen tegen het onzedelijke van Lidewyde. Pennen scherpen, want zie al de tijdschriften voor Julij in en loochen dan nog, dat onze litteratuur iets anders is dan een stokvischwinke. Gebeukt wordt er, gebeukt op rondvisch en leng. Gebeukt wat ben je me, de visch kan er tegen als het blok! Maar wat wij afleveren, op zijn best, leng, vezelig en taai! Hoe gaarne zou ik Quacks oordeel over Lidewyde vernemen? En waarom juist dat van Quack? Veertien dagen geleden beval hij mij Fumée, van Iwan Tourguenief, aan. Ik bestelde het boekske en las het in eenen adem uit. O, overeenstemming en verscheidenheid! het is of hetzelfde feit U beiden ter bewerking ware gegeven. Tourguenief is, vergelijkenderwijze gesproken, een oudgediende; zijn held Litrinof-André is door zijne heldin Irene-Lidewyde in zijn jeugd gefopt, nichtje Tatiana, waarmede hij zich later verlooft, is dus niet als Emma, de eerste liefste, maar de wijze op welke hij in de strikken van Irene verward raakt, is opmerkelijk, ook wanneer men die waarop Lidewyde beetneemt, waardeert. Slechts heeft Tourguenief zijn André beter bedacht dan Gij den Uwen, en loopt het, tot genoegen aller zedelijke dames met Litrinof en Tatiana ten slotte goed af. Irene wordt in den ban gedaan als un esprit fantasque. ‘Si je suis bien informé,’ besluit Prosper Mérimée zijne inleiding, ‘l'aristocratie de St. Pétersbourg a montré une grande indignation à l'apparition du roman,’ etc. etc. Wat dunkt U van dezen lof van Tourguenief: ‘Sans parti pris, sans affecter une philanthropie banale, il est le défenseur des faibles et des | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
déshérités. Jusque dans les natures les plus dégradées il aime à trouver quelque trait qui les relève. Il me rappelle souvent Shakespeare.’ Ons leven gaat zijn stillen gang; waart Gij, nog op Sorghvliet, deze zomer zou een der genoegelijkste zijn, - want het weder blijft voortdurend uitmuntend. Naauwelijks een enkele dag, die blijk geeft, dat er nog graauwe wolken in den dampkring zijn. Alles is zoo voorlijk, dat wij de herfstvruchten in den zomer zullen hebben, maar wat dan in den herfst? Weder de lente? mogen wij een wintertje overslaan? Toen wij den dag voor Uw vertrek zoo genoegelijk zamen waren bij Uw broeder en zuster, had ik de eer te zitten tusschen Mevr. B.H. en Mej. Dina Bienfait. Waarschijnlijk heb ik wat veel linksch gezien en linksch gesproken, want van genegenheid tusschen Dr. G.D.L. Huet en Mej. Bienfait, haar buurman ter regter, bleek mij niets. Fiez-vous donc aux apparences - de stilste waters hebben de diepste gronden. Dr. Huet heeft à la barbe van alle vertoogen, indertijd door Prof. Schneevoogt gesteld, dat de eerste geneesheer in het Buiten-gasthuis wonen moet, bij den Raad dispensatie van dezé voorwaarde verzocht. Gister is zij hem verleend en heden werd het engagement van Willem en Dina publiek. Waarschijnlijk zullen zij een der villa's in de Vondelstraat betrekken; schort het aan mij, dat het interieur voor mijne verbeelding weinig bekoorlijks heeft? Veel liever dan daar een studietje van huisselijk geluk te zoeken, ging ik een uitstapje maken naar Yperen en zou er voor mijn doel slagen, verbeeld ik mij. Immers ontving ik voor een paar dagen een snoepig berigtje, dat aldus luidt, Mevrouw! Mons. et Mad. Hector Bossaert ont l'honneur de vous faire part de la naissance de leur fils Albert. Ik zal U zeggen, Mevrouw! wat ik geantwoord heb, als ik van U, aan wie ik beloofde de tijding te zullen overbrengen, ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een lettertje aan hem mag te gemoet zien. Ik sloeg Casimir de la Vigne op, ik schreef af: Laissons-nous donc guider par la nature
Et convenons que ce qu'on fait à deux
Quoiqu'on en dise et quoiqu'on en murmure,
Est ici bas ce que l'on fait de mieux;
en gaf variatiën op dat thema. Dr. H.F.R. Hubrecht van Rotterdam heeft mij dezer dagen bezocht, wat een flinke, vroolijke jongen! en vertelde, dat Douwes Dekker nog of weder in den Haag is gelogeerd, voor rekening van Conservatieven en Ultramontanen in den Toelast, de waard Catholiek! Que de misères! Dekker had in Delft willen lezen, maar de invallende vacantie verijdelde dat plan, hij had nu over een Voordragt te Rotterdam aan Hubrecht geschreven. Deze wilde echter eerst weten, wat het menu zou zijn! De wet op de Staatsspoorwegen is eergister gevallen, heden zou de discussie over die der Kanaal-Maatschappij beginnen. Ik twijfel er zeer aan, of ook zij zal doorgaan. Het valt van Van Bosse en Fock niet te vergen, dat zij de restes van het Ministerie v. Heemskerk en v. Zuylen waar zij maar half mee zijn ingenomen, warm zullen verdedigen. Gelukkig zijn wij (dat is treffend waar, als men naar Batavia schrijft) niet verre meer van September, wanneer zij hun eigen plan kunnen inleveren; beide vervelende zaken dienen toch eindelijk te worden afgedaan. Wij hebben in Mr. C.J.A. den Tex een burgemeester gekregen, die het groote voordeel heeft een man van karakter te zijn. Ik schat dit veel meer dan zijn vermogen, dat hij overigens zoo ten Uwent in de Kandanghauer Rijstlanden, als in de mijnen van Steinhausen bij Witten uitmuntend moet administreeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met deze regelen gewordt U ter gedachtenis ‘Op Sorghvliet.’Ga naar voetnoot1 Il va sans dire dat Gij er waar Ge wilt gebruik van moogt maken. Hier komt het niet in 't licht, dan in het tweede deel mijner Poëzy, en als we daar aan toe zijn zijt Ge zeker teruggekeerd om mij aan de correctie te helpen. Sophie verzoekt hare hartelijkste groeten aan U en Gideon, ik troost haar, dat wij alle dagen 15 Aug. digter komen. Als altijd de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXVIII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de invloed der warmte nog lang duren moet, weet ik niet, wat dwaasheden wij zullen hooren verkondigen: alle dagen toch ergert mij nu al in de couranten de advertentie van een zonnesteek: ‘de zon geeft geen warmte’. Hoe dikwijls wensch ik op mijne ochtendwandelingen, dat hij aan mijne zijde ging, - ik zou hem dan op zoo'n lange gracht het neusje van den zalm der hitte gunnen - en hem niet eer in de schaduw laten voor hij van zijne dolheid genezen was. Maar warm of niet, de zomer is mooi, wij hebben Zondag een uitstapje in het Gooi gemaakt, en het zelden zoo genoten als toen. Te Utrecht had ik bij den poëet en priester Schaepman een bezoek willen afleggen, maar hij was naar Overveen, zijn confrater Ten Brakel, secretaris als hij van den Bisschop, ontving me. Het was koel in Sanct Catharynes pastorij, het was aangenaam donker in de hooge kamers, - de jonge mensch wilde heusch en voorkomend zijn, - maar ondanks al den lof aan zekeren Stephenson in zeker boek toegezwaaid, heimisch wilde het mij tusschen al die lijdende Christussen niet worden! Een uur later waren wij te Loosdrecht. Hacke bleek met zijn zoon in Duitschland op reis, doch de teleurstelling hem te missen werd opgewogen door de verrassing van het verrukkelijk landschap, dat ik mij zoo somber, zoo veenig gedroomd had. Het mag het terecht een oase in de woestijn heeten. Toen ging het naar Hilversum, en een weinig verkwikt bij Buwalda onder de hooge boomen, legden wij een bezoek af bij Alberdingk Thijm. De stores waren neergebleven om de kamer koel te houden, - de schemering was niet onbehagelijk - een zekere Mr. en een zekere Mevr. ons deftig voorgesteld en wier naam ik toch al vergeten heb, maakten met Mevr. Thijm, de bloeijende dochter des huizes en de gastheer zelf, het gezelschap uit, ik vergat de natuurlijkste van allen in den driejarigen Carel, een reuzenkind dat, binnengekomen, allerliefst de ronde bij de gasten deed en toen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitriep: ‘Trien’ (de oudste dochter heet Catharyne) ‘Trien, nu ben ik lief geweest, waar is nu de pistache?’ Er werd - juister - Sophie begon over Lidewyde te spreken. De Mr. en Mevr. wisten, dat er een B.H. in de wereld was die, geloofden zij, naar Java wilde gaan, en hadden dus Lidewyde niet gelezen. Mevr. Alb. Thijm, eene deftige matrone met kinderen van allerlei leeftijd, zou het boek niet lezen. Catharyne, mais y pensez vous, Monsieur! si l'on ne fait pas de politique avec des saints, croyez-vous que les saintes lisent des romans? ‘En Alberdingk zelf?’ Drie vierde van het boek bewees, dat Gij nog altijd onze eerste schrijver zijt, maar het laatste vierde fi, l'horreur! Ik kan het waarachtig niet helpen, als de draad, dien Ge tusschen de tanden voelt, taaijer blijkt, dan het klompje suiker waarom Gij er naar greept. Zijne overige opmerkingen kan ik moeijelijk weerleggen - het verzuimde gesprek Stephenson-Ruardi..... idem Ruardi-André, - Sarah feuille morte gebleven, de afwezigheid van eenige releveerende figuren. Wij reden van Hilversum naar Soestdijk, om te eten, meent Ge? Mis, we vingen bot, maar Eemnes stelde ons schadeloos. Duranteau, Trois Moulins, Cantemerle en Hochheimer onder de weldadige schaduw der Groeneveltsche allée, met een landschap zooals Potter er stoffeerde, in het verschiet. Het zou er stil zijn geweest, als zes jonge lui er niet feest hadden gevierd. Un peu après boire, bestegen vier van deze hunne rossen, vier, de twee overigen gevoelden zich veiliger in een wagentje. Wat is de jeugd toch een heerlijk tijdperk - waren ze ouder geweest, ze zouden ook dien gullen lach hebben verloren, waarin zich blijd genot en dartle scherts doet hooren. Nu, de strooheertjes namen een gekheid niet euvel, ze lieten de stouter likkebroers eerst afrijden. Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hunner, een beetje aangeschoten, ebrietas, geloof ik, and not drunkenness, ging met zijn hengst heen en weer, en liet het fraaije dier den kop op zijn schouder leggen, - ik wenschte dat ik het U teekenen kon. En waren er geen meisjes bij in het spel? Een paar allerliefste dochters van Mr. en Mevr. van V. zaten met ons toe te zien en oefenden een allerweldadigsten, stillenden invloed op die jongelui die van het dessert kwamen. Beschuldig mij niet dat ik dat maar fantaseer, om zekere realistische tendenzen der nieuwere kunst te keer te gaan, het was factisch waar, al school er een les in, waarvan een klassiek recensent heerlijk partij zou kunnen trekken. Et vous donc! Pierson, de Directeur van de Bank, Pierson heeft geen vrede met de laatste hoofdstukken van Lidewyde, maar hij heeft ook pas Lessing ‘Ueber die Grenzen’ overgelezen, en onder dien indruk ‘C'est raide!’ Ik zie verlangend de Maandschriften voor Augustus te gemoet; liever een storm dan de stilte, liever een onweder over Lidewyde dan dat de Fantasiën stillekens zouden voorbijgaan! Martinus van der Hoeven heeft de laatste van mij te leen gehad, en ze als geheel, zeide hij, met genot herlezen! Lidewyde is voor hem, half stervende, geen boek, - dat is noch lof noch laster! De oude bedaarde heer, in voce v. Asperen v.d. Velde en Woest, komt zelf niet uit. Gij zijt niet daar om hem te prikkelen, - pour le reste, bon Dieu, que de stoccafissi!! Hoe verschillend zijn de gevolgen hier beneden tot van pistoolschoten toe! In 1848 beslist een enkele knal, voor het Hotel van Guizot, over de Julij-monarchie: In de orkaan van Februarij werd gebluscht de Julijzon. In 1868 is een schot in het park van Belgrado het sein der verbroedering aller Mogendheden in de vraag van het Oosten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De rust is rustig in Europa, of het Java ware. Alle vorsten zijn in villeggiature; de Csaar zoekt lafenis aan de Duitsche baden, Koning Wilhelm wint het hart van Ems, Victoria doet een beevaartgang naar de lievelingsplek van haren Albert, Willem III stelt zich schadeloos voor zijn verloren lente '68 te Lucern. En de politiek? de onze? Thorbecke logeert bij Putten en is er prévenant noch affable, ieder moet in zijn rol blijven - wij liberalen verliezen het heden te Dordrecht, verkiezing van den vromen Bichon, herkiezing te Haarlem, voor de 1ste kamer van Hartsen en Messchert v. Vollenhoven, beide met eervolle minderheden. Comme ça console. Van Duijl is voor zijn genoegen(?) met L. op reis in Zwitserland. Lion schijnt ook van honk, Koorders vervangt hem. In 1853 de Aprilbeweging - heden het Dagblad - welk een mislukte carrière, s'il avançait du moins en zigzag! Zou er ten Uwent liefhebberij zijn voor een frisch, eenvoudig, waar boek over Italië in 1820-'30, 1840 enz., deels over Piemont onder de restauratie, deels over Rome onder de voorgangers van Pio Nono? Mij interesseert het zeer: I Miei Ricordi di Massimo d' Azeglio, die Minister geweest is - en Gouverneur van Milaan, na in zijn jeugd aan de schilderkunst, aan de litteratuur (La Disfida di Barletta en Niccolò de' Lapi) te hebben gedaan? Zoo ja, dan wil ik er U gaarne een opstelletje over schrijven, - maar mogt het caviar blijken voor Uw publiek, dan doe ik beter U het boeksken te zenden, als Gij de warmte nog weerstand weet te bieden. Mij heeft de frischheid van menige opmerking, de waarheid van vele voorstellingen aangenaam verrast, het is de natuurlijkste Italiaansche proza die ik kenne. Charles Rochussen zou zoo kunnen schrijven - slechts zou bij zijn meerdere studie, zijn mindere omgang met allerlei menschen aan het licht komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Frits Muller, in tweeden echt gelukkig vader, heeft Patna te Bloemendaal betrokken. En zijn oordeel over Lidewyde? Ce que j'en pense, on pourrait vous le dire,
Mais je me tais par respect pour les moeurs.
Gideon! ik wed, dat Gij Carel Alb. Thijm zijn pistache hebt benijd, of wassen er wel lekkerder dingen in dat wonderland? Wij verlangen zeer eens te hooren of Gij nu niet meer aloës hebt, dan ooit op de plaats van mijnheer Borski te kijk waren! Vele groeten van Sophie, die hartelijk verlangt te hooren hoe het nieuwe leven Mevrouw bevalt. De eerste indruk zal bij de ontvangst dezes wel al gewijzigd zijn, en Gij beiden op U zelve wezen. Hoe gaat zulk een dagje om? Anders dan op Sorghvliet, prettiger, hoop ik.
Van harte
Uw beider.
P.S. Het derde deeltje van Lingg's Völkerwanderung is verschenen, maar een onweer moet mij wat afkoelen, eer ik zulk een magtig vers begin.
Als boven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn gelezen jammeren bij geleden, en wat een gedroomde zon bij een gevoelde? Sedert ik het laatste schreef, Amsterdam lay burning in the sun, not a single day but a fortnight. 80 à 90 graden Fahrenheit in de schaduw, ongeveer de toestand van den Heiligen Laurentius, die eerst aan de eene zijde werd geroost en toen aan de andere. Slechts geloof ik niet, dat iemand, geduldig als hij, er bij uitriep: Leg mij nu maar eens om! Over den hemel viel niet te klagen: hoog welfde zich het blauwe uitspansel boven ons; over den grond even min: als was het moeras uitgedampt, stoven de grachten; ons huis, Gij weet het, schept zijn licht uit het noord-oosten, en bleef dus betrekkelijk koel; - maar des ondanks, de dag kroop om in verzuchting, want het spreken zelfs verdroot, en de nacht bragt geen verkwikking aan; zonder Laurentius te zijn, wentelde men zich vruchteloos heen en weer! Gelukkigen, die op zijn Oostindisch leeft, zegt mij toch hoe Gij Uwe badkuip inrigt en hoe Gij in Uwe pendoppo sluimert. - Want waart Gij onder Uwe palmen zulk lijden ten prooi, Ge gingt aan boord van den eersten driedekker den beste, het zeil in top, naar het hooge Noord! O, de weelde van een paar uren regens! Gister morgen, klokke zeven, klonk de verrassing mij in het oor: ‘Eindelijk!’ en op sprong ik en open ging het raam! Welk een genot! Het was geen uitzien meer naar de bedriegelijke donderkoppen den eenen avond voor den anderen avond na aan de lucht gezocht, en als alles wat men gaarne wenscht, ook gevonden! het was niet eene wolke als een manshand uit den bijbel of uit Mendelssohn's oratorium; - het was de grauwe lucht, zoolang gewenscht, waaruit frischheid klaterde en koelte aanwoei - niet langer staring and glaring, but raining deliciously! Naar de overzijde starende, behoefde ik niet langer de oogen te luiken voor den flikkerenden muur van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijnhuis, dat voor zijn raam met de zwarte letters op een groen fond: limonade........Ga naar voetnoot1 Ik had vrede tot met de koekepannen van den ijzerkoop in den kelder! De kinderen Heymans sprongen en speelden weer, Gideon! zij dachten den vorigen dag, dat zij zouden stikken. Koster, de boekenwurm, ging in den regen de gracht op en neer, wie weet of hij geen nieuwen bluf bedacht om oude prullen aan den man te brengen? Il faut que tout le monde vive. Een paar huizen verder blies de boekweitmakelaar de wolkjes uit zijn pijp de lucht in; wat er van den oogst was geworden, wist hij niet, maar gister was hij te moede geweest, als zou hij met dezen worden weggezengd. Zoo erg zou het dan toch niet loopen, Nichtje zette thee en Oom laafde zich. Ik keek eens naar de woning van A.B. en N.d.T. maar de vensters bleven toe, beide familles zijn te Zeist, het was zonde, dat het voor die huizen regende! Welk een jaloezy! Lieve Vriend, loop de Europeesche dagbladen door, en maak een bloemlezing van de wenschen naar regen en de klagten dat deze uitblijft en de juichkreten die zijn komst doet opgaan van Zweden af tot in Spanje toe - en Uwe lezers zullen U dankbaar zijn voor een verscheidenheid van nuances, als ik nooit in het onderwerp had vermoed! Heden begon de zon hare regten te hernemen en we gaan vrees ik, een nieuwen vuurdoop, we gaan het einde der wereld tegemoet. De hoofdschudders over Lidewyde, en ze zijn legio! zeggen: teregt! Toch zijn er onder deze, die dat niet regtvaardig zouden vinden; als Gij zelf nog hier waart was het wat anders, dan kondt Gij à tout Seigneur tout honneur! het eerste van allen worden gebraden! In den Haag heeft, ik weet niet welk bel esprit, U bij zijne Satansche Majesteit vergeleken, die vertrekkende een geur achterlaat. S.J. van den Bergh, die op het punt van oorspronkelijkheid niet kiesch is, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bragt die gedachte op rijm en bood het epigram den Spectator aan. De heeren weigerden de plaatsing, Lindo was bezig een ernstige recensie te schrijven. Er is bij veel onregtvaardigs, veel in zijn oordeel, dat behartiging verdient, maar koddig vind ik hem als hij beweert, dat Gij eigenlijk geen passie hebt geschilderd. Hein? ‘Waarom heeft Huet dat zonderlinge slot aan zijn roman gegeven?’ vroeg onze vriend J.C. de Vries mij - maar Gij hebt minder aan mijn verklaring, dan aan de zijne: ‘Alleen om niet het eenvoudige gegeven: Dijk schiet André voor den kop, voor lief te nemen - hij kan nooit vrede hebben met het alledaagsche!’ ‘Hij is naar Java gegaan om het te leeren, Amice! wat wilt Ge meer? Truth is stranger than fiction.’ X's liefde zou de stof voor een aardigen roman kunnen leveren! Hij was te S., als heemraad of als dijkgraaf - het was benauwd in het kamertje, waar de heeren zouden vergaderen. ‘Schuif op dat raam!’ Maar de deerne kwam er niet mee klaar, maar het ging de krachten van den ouden waard te boven. ‘Uit den weg!’ en ook aan X bood het kozijn weerstand. Een vloek, een ruk - maar ik zou realist worden en durf het toch niet te beproeven bij hetgeen volgt; in zijn drift stiet hij door de ruiten en sneed zich aan de eene hand den vinger, aan den anderen de pols bijna af. Er kwam een veldscheer en, ‘Bind af!’ zei X. bedaard en reed naar U., waar de militaire chirurgijn hem verbond, en dacht dat hij dol was, toen hij sprak van den volgenden ochtend naar Hannover te reizen. ‘De wond kan losspringen.’ ‘Ik reis morgen!’ En zijn factotum Z. of hoe de mensch heeten mag, moest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mêe reizen, al kon hij, zooals hij in zijn angst zeide, ‘toch het bloed niet met zijne vingers weerhouden als het verband bezweek!’ Ik zou Harriet E. hebben willen zien, toen haar minnaar voor haar stond, de beide handen in banden en doeken gewikkeld; wel mag zij op hem toe zijn gegaan, en hem een kus hebben gegeven, dien hij verbeiden moest, dien hij niet veroveren kon! Zij zou het gedaan hebben, verbeeld ik mij, al ware zij eene freule geweest, dat zij niet is, zij woonde bij een Oberstallmeister van den gewezen koning van Hannover; daar kwam de kennis aan, als X. paarden kocht. En scène, de kloeke vossen op het plein, de Oberstallmeister met de lange zweep die drillende, tot al hunne gaven getoond zijn, X. toeziende hoe zij loopen en draven en steigeren. Daar is Harriet aan het venster en X. ziet geen vossen meer. Wie is ze? Unseres Pflegekind, haar vader is Minister van Financiën in Venezuela. Ik heb nog een rest onbetaalde coupons van die republiek liggen. E. schijnt niet te gelooven, dat een Finanz-minister voor de kwijting van die dingen zorgen moet. Ihr Mutter war eine Spanische. Duitsche trouw en Spaansch vuur, is het wonder dat X werd betooverd? dat hij het nog is, en zij zelfs op zijne kinderen den gunstigsten indruk maakt? Mevrouw Bosboom gelooft, dat zij een goed hart heeft, tel éloge suffit! Hoe verlangend zien wij eerstdaags eenig berigt van U tegemoet, - terwijl wij zoo stillekens voortleefden, is de oude wereld Uwer blikken voorbijgegaan. Revanchez vous de la critique dans vos feuilletons. Maar al voelt Ge daartoe nog weinig lust, - laat ons hooren, hoe het Mevrouw, Gideon en U zelve gaat, het is ons meer waard dan het mooiste opstel. Vele Groeten, De Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.S. Douwes Dekker is hier geweest, om H.A. van der Hoeven te spreken. Op Martinus heeft zijn brief in de Sneeker Courant een pijnlijken indruk gemaakt. ‘Wie niet voor het cultuurstelsel is heeft zijn land niet lief!’ Wie brengt ons toch dat doolhof uit?
A.b. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXX
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door twee even dikke zal worden gevolgd. Het gezegendste gevolg ervan schijnt mij te zijn, dat hij er geld genoeg mee heeft verdiend, om zich de weelde van een zeebad te mogen veroorloven. Moge het hem inspireeren, - neen, die hoop geef ik op, - maar voor de volgende beide sterken. Zijne berigten over Pierson te Heidelberg blijven bedroevend. Men wilde hem eerst eenvoudig het regt toekennen te doceeren, in tweede instantie ging men verder en droeg den Minister voor, hem professor honor. of prof. extraordin. te maken. De Senaat der Universiteit schijnt liberaal, maar in het Ministerie waait de wind anders. Er werden door het laatste informatiën bij het Kerkbestuur ingewonnen; de liberale praeses gaf een gunstig advies, de minister legde het naast zich neer. Eerst toen hij wist dat de praeses afwezig was, deed hij den pruiken een wenk geven. ‘Wenn Ihre Excellenz nur gesagt hätte, dass Dieselbige eine ungünstige Meinung verlangten’ - en de minister ontving een stuk dat de kerk in gevaar verklaarde, zoo men dien ketter toeliet. Pierson schijnt zich nu zelven het gevraagde regt door examen te willen verschaffen en dit kan ik niet anders dan toejuichen - maar zijne verklaring aan Nippold, dat hij geloofde als geestelijke uit de kerk te moeten treden, ofschoon hij haar als leek bleef op prijs stellen, dat heeft hij niet van de Sullivans, maar van de Dawsons, in casu quo Mevrouw zijne Moeder. En dan de voorlezingen door hem dezen winter en dit voorjaar te Heidelberg in het duitsch gehouden uit ‘mijn Hollandsch’ over Macaulay daaraan hebben noch Dawsons noch Sullivans schuld, maar de ziekelijke zelfbewondering, welke in die opstellen meesterstukken zag en ziet. Gij zult niet begrijpen waarom U met deze regelen onder kruisband een feestboekje van den zangwedstrijd onzer Euterpe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewordt, als Gij geen opgewektheid gevoelt het opstel door te loopen, dat ik bij dezen brief voeg. Het is eene proeve van een feuilleton, au courant de la plume geschreven, daar ik geen tijd had het om en over te werken en waarin Ge dus, als het U voor de Java-Bode dienen kan, veranderen en wijzigen moogt, wat U goed dunkt. Schrap naar lust, - om het met gelukkig gevolg te doen, hebt Ge den text noodig, dus het boekske onder kruisband. Sainte Beuves 10e deeltjeGa naar voetnoot1 is een ware verkwikking, in dezen voor den geest zoo schralen tijd - welk een talent, welk een tact, in dat artikel over Tocqueville. Onze stokvisschen droogen al weer uit, - lees, zoo Ge kunt, dat Augustus-nummer van de Gids. Groen geeft in zijn Ultramontaansche kritiekGa naar voetnoot2 citaat op citaat en haalt Fruin tegenover Nuyens aan, alsof beide grootheden waren, met welke een man van zijne gaven had te rekenen! Het eenige belangrijke moment, dat waarin de gedachte bij hem opkomt, of van Hall niet gelijk had toen hij hem waarschuwde dat hij de vijanden van het Huis van Oranje de wapens in handen gaf, leidt niet tot wat ik er van verwachtte, tot eene hulde aan de waarheid, het eenige hooge en heilige hier beneden! Na de beurs. Onlangs heeft, volgens nicht Saartje, Van Gorkom een heerlijke preek gehouden of gedaan? over ‘de Wijsheid wordt gerechtvaardigd van hare kinderen’ en daarin de treffende opmerking gemaakt, dat de menschen alles gaarne door plaatsvervanging doen, doch dat dit bij denken niet aangaat! Ik zou nu een vertoog willen schrijven, dat de liefde bewezen wordt door hare werken, en daarbij het bewijs kunnen aanhalen, dat Mevrouw Huet zelve HEd. moeder heeft moeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijven, hoe de famille aankwam, een woning zocht enz. De kleine bijzonderheden, straks door Uwen broeder uit de derde hand vernomen, want Mevrouw v.d. Tholl sprak Mevrouw Wolthera en deze deelde haar een derde mede, hebben ons veel genoegen gedaan! Wij hadden hier eergister 90o in de schaduw, de beurs was onuitstaanbaar, 's avonds verheugde ons een zweem van onweder, maar koelde toch den dampkring niet af. Heden genoten wij reeds weder 84o. Als Gij ons niet verdroogd weer wilt zien, letterlijk mummies geworden, keert spoedig terug, - boter en kaas stijgen dagelijks, maar ik beklaag de speculanten, als wij voortdurend, dus dag aan dag meer uitdorren, wie zal er overblijven om er zich aan te goed te doen? Vele groeten van Sophie. Van harte de Uwe.
P.S. Lidewyde wordt veel gelaakt en veel gelezen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXI
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat tegen ons stil leventje op de Leliegracht over en Gij zult het begrijpelijk vinden, dat Sophie volkomen op de hoogte is van de aankomst van de Mail, en ik haar met een sip gezigt aankijk, als het hooge woord er uit moet: ‘Geen brief!’ Monsieur a beau se taire, ik heb hem in Wenschen en TegenstrijdighedenGa naar voetnoot1 door de regels heen gezien, even zwart kijkende, als hij het op de jongste photographiën in de Kalverstraat dag aan dag bij Kouwenaar blijft doen. ‘Ik ben glad!’ maar voor Van der Does de Bye toch niet glad genoeg, Amice! En is mijnheer van Gennep zoo goelijk, dat hij zich niet heeft geërgerd aan den wensch, een publiek, dat hij heeft gevormd en ontwikkeld, zoo maar mir nichts dir nichts te ontzwavelen? Ik dacht, dat de zon van het Oosten prikkelbaarder maakte. Onder onze Westersche zit ik te twijfelen als een scepticus of misstand in dien zin wel Hollandsch is. Stellig heeft men een tooverroede noodig ‘om zich tot patroon van zich zelven op te werpen.’ Teeken eens een omtrek, hoe de duizendkunstenaar er uitziet, die daarin slaagt. Maar het aardig slot maakt veel goed. Toch waardeer ik een vaster hand in het ‘Algemeen Overzigt’, al zal de uitslag U leeren, dat de politiek knapper is dan de tooneeldirectie en met aanvankelijk succes Aballino, met weglating van de bandiet, geven kan. Forger un joug trempé dans l'amour et la haine
getuigt de Lamartine van Bonaparte, wat is deze variatie van un civet de lièvre sans lièvre,Ga naar voetnoot2 weder een bewijs van het inspireerende van den haat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geef echter aan die stemming niet te veel gehoor, beste Vriend! Gij leeft onder de Javaansche wet en wie borgt U, dat de Gouverneur-Generaal altijd open oor zal hebben voor dat, waartoe Gij hem zedelijk genoodzaakt acht! Maar ik ben wel onvoorzigtig dus mijne aanmerkingen (opmerkingen) mee te deelen aan den steller van Koloniale Ambtenaren in de Staten-Generaal, die den minister toedicht ‘dat zelfs de vrees voor het geval van niet uitsluitend gelijk te hebben, een hoogst onaangename aandoening is.’ Allons donc laat ook ons van Ministers geen bullebakken maken. I like to give even the devil his due. Truth Humbug & Co. is een gelukkig gesteld artikel, - slechts zou ik den schrijver willen vragen, als hij teregt in de dagbladpers geen orgaan van het goddelijk leven wil zien, wat hij onder het menschelijke verstaat, dat hij haar toekent? Louter zwakheden? Zeker niet, maar welke der drie zielen, welke wij er volgens de Lettres d'un Voyageur van George Sand op na houden: la bête, l'homme ou l'ange? Goethe, de Goethe die in maat het geheim van kracht waardeerde,Ga naar voetnoot1 was het Goethe in zijn schoonsten tijd, de jeugdige dichter van den eersten Faust, of Goethe, de hofraad, Eckermann orakelspreuken dicteerende? ‘Ernst is maar een betrekkelijke deugd’, och, lieve Vriend! ik geloof niet, dat zonder deze en warmte van overtuiging iets goeds of iets groots geboren wordt; voor mij tenminste, ik zou niet gaarne beginselloos' schijnen, zonder het waarom ik dat deed, tevens aan te geven. ‘Die gelooven, haasten niet,’ is een woord uit eene andere sfeer dan de dagbladenwereld. Maar ik kwel U - noodeloos toch niet. Uwe nieuwe positie geeft U de welkome gelegenheid over menige zijde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Uw streven nieuw licht te doen opgaan: is het onvriendschappelijk te wenschen, dat dit volkomen helder zij? Vooral voor een publiek, dat niet zoo veelzijdig ontwikkeld als Gij, naauwelijks een van de tien twijfelingen vermoedt, die U bij iedere straks uitgesproken stelling aangrijpen, dat geen begrip heeft van het plezier waarmede Gij U in dialectische oefeningen vermeidt, - dat niets van stijlbehoefte weet? Mr. Jacob van Lennep is eergisteravond te Oosterbeek overleden, na eenige weken lijdens aan hartsziekte. De kwaal dreigt tegenwoordig algemeen te worden, zij is het reeds. Mij heugt den tijd dat van Geuns voor Willet practiseerde, - de Willet, dien D.J. van Lennep in Latijnsche verzen bezong, toen door Jacob vertaald - de jonge medicus deed zijnen ouderen kunstgenoot verslag van den toestand der patiënten, - hij geloofde bij dezen en genen indices van hartsziekte te hebben waargenomen. ‘Och wat, hartsziekte,’ zei Willet, ‘dat is een van die nieuwere kwalen.’ Toch stierf sedert v.d. Palm er aan, en velen na hem, of bedriegt de wetenschap zich thans weder evenals zij het vroeger deed? Que sçais-je? Van Lennep was te Oosterbeek gelogeerd in een soort van hôtel garni, op het buitentje dat W. voor een koud waterbadinrigting bestemd had, die echter bij gebreke aan aandeelhouders niet tot stand kwam. Toen werd huis en hof verhuurd aan een echtpaar, dat jaren lang aan de Steeg des zomers Mr. en Mevr. v. Lennep had geherbergd; de groote ruimte vergunde den luidjes op Oosterbeek vier familles te gerieven. In Julij waren deze de friesche v. Eysinga's, de Amsterd: Rehling en Mr. en Mevr. v. Lennep en P.N. Muller met vrouw en kroost. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den eersten morgen dat Muller in den tuin van Lennep aantrof, had deze chiragra in de slinke: ‘Gelukkig, dat het niet in de regter is,’ zei Muller. ‘Dan zocht ik een goed touw en knoopte me op,’ hernam van Lennep, op zijn ouden dag werkzamer dan in zijn jeugd, buiten met vijf of zesderlei proeven gekweld, de Vondel, de Uithangborden, de Amst. Courant, Joost weet wat. Er had alle dagen een vriendelijke ruil plaats van Handelsblad en Dagblad, Muller amuseerde zich zoo, als De Kempenaer en Vreede kwamen en er discussiën werden gehouden over de medailles, Van Zuylen en Heemskerk aan te bieden. Van Lennep moet er alleraardigst voor hebben geteekend. Voor een week of drie vond Muller hem hijgend buiten zitten, hij klaagde over benauwdheid. Was het de warmte? toch niet - hij had het meer gehad, maar niet zoo erg. Het nam toe in plaats van te verminderen, voeten en beenen zwollen, van Lennep delireerde dikwijls, in lucide oogenblikken zag hij zijn toestand slechts te helder in. ‘Ik heb alles genoten, wat het leven geven kan en ben bereid te sterven. Slechts wenschte ik, dat dit niet hier en pension geschiedde’. Zijn doctor hoopte hem zoo ver te zullen herstellen, dat hij naar Amsterdam kon worden vervoerd - hij is reeds heden ochtend te Oosterbeek begraven. Waar blijft de tijd? Het is mij of ik nog eerst onlangs uit Antwerpen in Amsterdam teruggekeerd in den winter van het jaar Dertig met de famille Jeronimo de Vries naar Bracks Doelen ga, de Holl. Maats. van K. en W. vergadert er in een lief zaaltje. Wij slikten een taaije verhandeling, ondeugende jongelui als we zijn, worden we bestraft als wij het wagen op te merken dat de vorm veranderd, verlept is, dat we ons zouden hebben verveeld, als wij niet zamen - jong waren geweest en dus maar half hadden toegeluisterd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar de pauze is uit, het ijs georberd, de punch gedronken - in dien tijd mogt men dat doen - en van Lennep trad op. Hoe daverde straks het zaaltje van toejuiching bij zijne liedjes! Hoe goed droeg de geestige jonge man die voor! Wie aan Scott en Byron en Moore deed - en wie der jongeren deed dat toen niet? - hoorde menige reminiscenz; wie zelf verzen maakte - het was toen ook aan de orde van den dag - bewonderde den tact, waarmede de schalk de gelukkige regels deed uitkomen, bewonderde nog meer de handigheid, waarmede hij de zwakke en flaauwe wist over te wippen en weg te goochelen; men geloofde Hollandsche toestanden te zien, al had men in den vreemde dergelijke aanschouwd! Het was zijne wijze wat gist in het duffe beslag onzer letterkunde te brengen, het bleef de zijne zijn leven lang - hoe jammer, want er school meer in hem. Maar troetelkind, in die dagen, der fortuin, door de tantes van Orsoy aan money geholpen als Papa, hoe vaar je, wat straf zag, is het nog wonder, dat hij werken kon, toen zijn uitgever Meyer Warnars op de flesch ging, toen Carp hem veertig duizend guldens kostte. I would give many a sugar-cane
That young man were alive again.
Die eerzame Noordendorp heeft V. en mij onlangs een prachtwerk laten zien, Javaansche Bloemen, door een hollandsche vrouwGa naar voetnoot1 geschetst, te Brussel in kleuren gedrukt. - Mevr. Huet doet ons in haren charmanten brief watertanden naar heerlijke, sappige ananassen! Is mijne bede onbescheiden, als ik van hare hand, onder den eersten indruk, een bloemen- en vruchtenstukje verlang? Thans is de tegenstelling nog in al hare kracht; wat de tuin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieden van Sorghvliet leveren konden heugt dier gulle gastvrouw, wat Java aanbiedt, omringt haar, de stof is haar penseel waard! De Bosboompjes zijn wel, slechts is Mevr. wat vermoeid van het afmaken van haar Frits Millioen. (Afmaken, niet in den zin van eene Kennisgeving v.d. Min. v. Binn. Zaken aan het een of ander gemeentebestuur over Verdacht Vee, bid ik). Westrheene, de praktische redacteur van Nederland, heeft gewild, dat het verhaal dit jaar zou afloopen. Was de man bang voor een peertje in een poortje enz. zooals Diana indertijd voor de Gids werd? Daartoe moest de kopij vóór 1 Sept. in zijne handen zijn - en miracle, zij leverde die 15 Aug.! De laatste aflevering heeft Sophie niet gelezen. Mejvr. Charlotte Huet was benieuwd naar het vervolg - misschien nam zij de nummers naar Vollenhoven mede. - Voor het overige, hoor ik van niemand een sylbe van Frits Millioen. Waarschijnlijk komen de vrienden in Sept. hier om de Tentoonstelling te zien. Gij zult uit de dagbladen hebben gezien. dat het Congres ten langen leste zoo beleefd was, haar een eerekaart aan te bieden. Welk een volkje! Schoone Esther had haar volk behoûen
En Isrels zaad herleefde weer,
die regelen van den dichter van Regen, Regen, Regen
Regen anders niet.
variëere ik dag aan dag op den gelukkigen ommekeer in onze temperatuur. Sedert eenige dagen hebben wij regen, hebben wij betrekkelijke koelte 60 à 70o Fahrenheit, hebben wij windvlagen, dat alles, ook de kikkertjes noodig hebben, om prettig in de sloot te kwaken. In ernst, Gij weet niet, hoe Uwe goede landgenooten, deze vroeger, gene later, maar allen ten leste het toch aflegden in die hitte. De Uwe moet dragelijker zijn, anders zou noch Mevrouw zoo aardig, noch Uw persoontje zoo glad kunnen schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken hebben hunne geschiedenis. Loman vertelde mij dezen morgen, dat Thieme zijne groote verwachtingen van Lidewyde niet vervuld ziet, maar daarentegen door de Lit. Fantasiën ruim wordt schadeloos gesteld. Het verheugt mij, eerst als de ideen uit het laatste (die dreigden ondragelijk te worden) die van Jan en Alleman zijn, kan het eerste nut stichten. ‘Slechts’, hoorde ik fijn kritiseeren, ‘slechts zou de auteur beter hebben gedaan, bij zooveel afschrikwekkends wat navolgingswaardig te voegen - wat meer sympathie had hem harten gewonnen!’ ‘Als de auteur van de Camera?’ Och, naneef van den Bisschop van Avranches, geessel toch uit de Oost Ten Kate eens voor zijn vergrijp aan de fabelen van Lafontaine. Dat hij Oude en Nieuw Testament belachelijk maakt, door in zijn Bijbelsch Alphabet drieregelige verzen te schrijven bij allerlei Bijbelsche namen, is erg genoeg, maar wie die kinderboekjes koopt heeft zelf geen greintje smaak, hoog, gruwelijk hoog gekleurd als die over- of afdrukken van Engelsche platen zijn. Maar bij Doré's dikwijls gelukkig gegrepen situatiën uit de menschenwereld, Lafontaine's meesterstukjes zoo te mishandelen! Een vergelijking van het oorspronkelijke La Cigale et la Fourmi met den hollandschen tekst volstaat om de minderheid te doen in het oog springen - hebben zulke schepselen dan geen bosse du respect pour le génie? Maar ik schrijf voort of Ge nog op Sorghvliet in het bekende kamertje mogt zitten werken, en niet een nieuwe wereld om U heen hadt te bestudeeren. Een wenk, als ik het U lastig make en ik sla een paar mails over - geheel uitscheiden is wat veel gevergd. Sophie durft heden niet antwoorden, haar brief zou te veel afvallen, zegt zij. En of ik er mij al op beroep, dat er geen dag omgaat zonder dat zij van U lieden spreekt, ‘dat behoef ik niet te schrijven’ zegt zij, ‘wat zou ik de vrienden op het Kramat gaarne eens verrassen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neem dus voor heden met deze regelen voor lief, vraag Gideon ons eens een blijk te geven van zijn vorderingen in het Maleisch, mais la traduction en regard du texte je vous en prie en geloof mij van harte na vele groeten
de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over de beginselen die Gij als redacteur van de Bode, ten behoeve van Java, denkt voor te staan. Ik hoop, dat Gij die bij de ontvangst dezes niet slechts zult hebben verkondigd, maar er ook het beste gedeelte van Uw publiek meê bevredigd. Tot dien tijd toe neem ik van al de praatjes die er omgaan, geen notitie. Het zou hard zijn U met een verhaal van deze te kwellen nu Gij voor le coup de tête - Koorders - en de schromelijke onvoorzigtigheid - de passage - reeds met allerlei déboires hebt geboet. Gij weet buitendien, hoezeer wij op die punten van opinie verschillen. Als Gij, ben ik onze liberalen, die doctrinairen zijn geworden, hartelijk moede, maar, U ongelijk, zie ik noch met Katholieken, noch met orthodoxen een beteren toestand te scheppen. Als Gij, geloof ik niet dat er een volkomen neutraal onderwijs te geven is, maar ware mij de pligt opgelegd om deel te nemen aan de zorg voor het onderwijs, ik zou nooit mijne toestemming geven voor scholen, waardoor over 20 jaar een nieuw geslacht andermaal als het tegenwoordige bij de naburen zou achterstaan. En nu nog, eer ik van dit droevig onderwerp afstap, minder een raad dan een bede, bedwing Uwe zucht alles tot het uiterste te drijven. Gij weet genoeg, dat ik niet de man ben, die verlangt dat Gij voor alles mogelijk zoudt zijn, maar maak U niet onmogelijk, door hartstocht bot te vieren, of rag te spinnen. In de onderwijsvraag zou zelfs Bulwer getuigen, dat Gij daartoe op weg zijt. Nog iets en 't is uit. Een renegaat of erger enz. De moderne theologie mag het ook van U zeggen, maar als Gij Uwe werken uit dien tijd aanziet, roepen zij U dan niet toe: Dat staat U niet mooi? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keur aan een schriftelijk boven een mondeling oordeel - het karakteriseert hem volkomen. De Idylle is wat lang, maar toch lief, later wordt het een onmogelijk boek. Waarom? Dewijl de autheur een onbehagelijke stof koos en deze niet releveerde door eenige figuren, sympathie waard? Toch niet, dat zou tenminste kritiek van het geheel zijn geweest. Maar neen, allerlei kleine aanmerkingen - men maakt geen kleedje cadeau, maar wel bijoux enz. enz. tot de strafoefening wordt afgekeurd. Nos arrière-neveux lui devront des leçons.
Och neen, zegt v. Lennep, het zal niet tot de nakomelingschap komen. Een ui van den Veege mag niet verloren gaan. Op zijn sterfbed zei hij: ‘wat zal de Bull brullen als ik dood ben!’ De Bull is, zie de Amst. Courant, zoo bedeesd geweest, als ware hem de wenk ter oore gekomen. Onze goede vriend, Mr. d.V. is bitter beet genomen. Hij had zijn klein erfdeel en wat hij sedert overgaarde belegd in Aandeelen Illinois-Spoorweg. Deze gaven dit semester een buitengewoon groot dividend, drie en een half percent rente in geld, acht percent in landbezit. Mr. C. die het weet, schrijft hem uit Zwitserland waar deze bij familie logeert, een vrolijk briefje: ‘Putter! het gaat je zoo goed, neem er nu het reisgeld eens af en kom bij ons logeeren!’ Wat natuurlijker, dan dat V. zijn valies pakt en zijn fondsen niet op zijn kamer vertrouwt. Hij geeft ze een vriend van zijn famille, een vokaal onder de Mennonieten, hij geeft ze aan L. in bewaring die deze, voor hij terug is, verkoopt, die fout gaat, die vlugt! V. draagt zijn ramp als een man, - het ergerlijkste is, zegt hij, dat zooveel menschen nu beweren, reeds lang geweten te hebben, dat L.'s zaken slecht stonden. Dat deden zijne medeadministrateuren van het Doopsgezinde Weeshuis, de Heeren Prof. de Hoop Scheffer en J.H. Warnaars ten minste niet. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L. moet zich aan twee ton van het gesticht hebben vergrepen. Het professoraat te Utrecht, door den dood van van Rees vacant, is nog niet weder vervuld, de jongelui willen Boer, de economisten Van Houten, de Minister en eenige vrienden Quack. Als dit mis loopt heeft hij kans op de Handelsschool alhier tot Directeur te worden benoemd, als hem het baantje aanlokt. Maar zoo bij iemand, dan is het bij Quack veiligst altijd Peut-être of Que sais-je op de lippen te hebben, kies welke der twee Gij wilt, maar geen derde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 9den.De couranten geven U de hoofdtrekken van het Haagsche Congres - de afkeuring van de pogingen er eene politieke knoeijerij van te maken, moet even algemeen als opregt zijn geweest. De resultaten zijn als naar gewoonte nihil - de incidenten moeten niet onaardig zijn geweest. Van Vloten's aanval blijkt hem weinig te hebben gebaatGa naar voetnoot1. Alberdingk keurde het af dat hij het honorarium ter sprake had gebragt enz. ‘Qu'en dirai-je, mon Ami!’ was mijn antwoord, ‘ik zou geaarzeld hebben als hij uit te vallen (Ge zijt er te veel fatsoenlijk man voor) may be, maar ik zou hem hebben geapplaudisseerd.’ - ‘Doch de Vries werkt alle nachten tot twee uren.’ - ‘Laat hij om twaalf uren gaan slapen, mogelijk zal hij 's morgens frisscher ontwaken en meer smaak hebben, meer oordeel, als hij schrijft en schift.’ Salvador is weer de Don Quichote van het publiek geweest, - arme hervormer, die zijn heil in de negentiende eeuw van het tooneel hoopt. Wap was een oogenblik, hoor ik, om te teekenen bij Alberdingk's gemoedsbezwaar of P.M.G. van Hees de jeugdige tooneelspelers ook libertijnsche idees inblaast; stel U het groepje eens voor - laat Jonckbloet door handen opsteken uitmaken wie er meer nog dan Thijm anti-Nutsch waren. Op gingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vingers van Thijm en die der pastoors, maar wat zou Wap doen, de geloovige bent tegenover, de leden van het bureau naast hem? Deze verloochenen of genen? Comme s'il n'y avait pas des accommodements! - hij beurde het gebogen hoofd op, - hij bragt het van achter de zuil, die hem dekte aan het licht, - men zag zijne vingers, het naturelletje schuinsch-regts trekken, men zag zijne vingers achter het hoofd omgegaan, het naturelletje schuinsch-links weer op de ware plek brengen. Had hij opgestoken, ja of neen? Met zinsbehouding! Allard Pierson is hier geweest - om den verjaardag zijns vaders te vieren, om de zaak van een liberaal dagblad te regelen, om de beide vliegen in één klap te slaan? Volgens N.G.P. met het eerste doel, toch voegde hij er bij: ‘Gij zult wel van hem hooren,’ maar wat dit wezen zou, werd mij niet helder; car je n'ai pas vu Lambert. Volgens anderen is de Commissie of de Onderneming of het Genootschap: f 35 m. rijk om Pierson à toute eventualité zeven jaren lang vijf duizend gulden 's jaars te waarborgen; het doorluchtig driemanschap Nijhoff, Sijthoff en Thieme zou de uitgave voor zijne rekening nemen; eerst het aanvankelijke gewenschte kapitaal van eenige tonnen bijeen te brengen was onmogelijk gebleken, en daarop te wachten, zou hetzelfde zijn als de zaak tot het nageslacht te verschuiven. Een liberaal blad - welk soort van liberaal? mag ik vragen - met A. Pierson tot hoofdredacteur zou er bij de vacilleerende ideeën van de regering nog al vreemd uitzien. Buitendien, ik geloof niet, dat het oogenblik gelukkig zou gekozen zijn, er is nog altijd liberaal en liberaal ten opzigte van Indie. De minister De Waal, beweert men, de part et d'autre, keert nooit naar het Glazen Paleis terug. Spreekt er een teeken des tijds uit het zwenken van het Handelsblad van Thorbecke naar Fransen v.d. Putte in de laatste Koloniale Artikelen? Bosboom is eergister een uurtje bij ons geweest, gelukkig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de ovatie zijner vrouw ten deel gevallen, toen het bestuur van het Congres verklaarde Mevr. B.T. het eerelidmaatschap te hebben aangeboden. De toejuiching waarmede men die meedeeling begroette moet in warmte verre de ontvangst van de Reine hebben overtroffen. Hij was alleraardigst in zijn scherts hoe de ‘Tuin der Vereeniging’ naar een....Ga naar voetnoot1 zweemde - enkele Belgen hadden zijn hart gewonnen - overigens was het Vanity Fair geweest van het begin tot einde. Sam JanGa naar voetnoot2 had voor allen zoozeer zijn best gedaan, dat allen op hunne beurt zich verpligt hadden gevoeld hun best voor hem te doen. Hij heeft te veel pendules gekregen om niet te weten hoe laat het is. Van pendules gesproken, de Raad van Amsterdam heeft er Mr. C. Fock ter gedachtenis eene willen vereeren, maar Mevr. Fock was voor alle kamers voorzien. Toen kwam men op de gelukkige gedachte, een mooi beeldje in zilver, de stedemaagd voorstellende, op zwart marmer geplaatst, aan te bieden, maar het Nederland der negentiende eeuw bleek niet in staat dit uit te voeren, men zou zijn toevlugt tot Parijs moeten nemen. Dan maar - tout s'arrange en dinant dans le siècle où nous sommes - dan maar un milieu de table, en Rochussen ordonneerde eene Coupe van kristal op zilveren voetstuk voor vruchten, met twee kristallen hoornen, waarin bloemen sierlijk zouden staan. Ik kan niet zeggen dat het stuk mijne verwachting heeft bevredigd, er was te weinig gemotiveerds niet alleen in de sieraden, ook in de lijnen zelve. Slechts één greep schijnt mij gelukt. Tegenover de zeer eenvoudige inscriptie aan de eene zijde: ‘Aan Mr. F., Burgemeester van Amsterdam, Leden van den Gemeenteraad’, is aan den anderen het wapen der stad geplaatst, in goud met geëmailleerd schild. Als wij het meesterschap over den vorm missen, de zin voor kleur bleef ons eigen. Schrale lofspraak, nog niet eens ten volle door de pas geopende Tentoonstelling bevestigd. Hoe weinig schilderijen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heugen nog van het vlugtige bezoek, hoe weinige deden mij een oogenblik mijmeren of denken. Aan het getal hapert het niet, buiten de gewone zalen is een goed gedeelte der zolders tot salon geapproprieerd. (Wat mooije woorden voor zooveel leelijks). Er zijn schilderijen uit Munchen, uit Koppenhagen, uit Weenen, die een oogenblik aantrekken, maar waarvan ik toch ook jaar uit jaar in geen exemplaren zou verlangen. Bosboom zond zijn St. Pieterskerk te Leiden, een goed schilderij schoon lang geen zijner mooisten, Schwartze gaf het portret van v. Lennep, in zijn huisjas, dat beter voldoet dan de U bekende gravure naar dat doek voor de Romant. Werken. Hij exposeert ook, het woord is treffend van waarheid, ook een Hebe - een lief blond Duitsch kind met blaauwe oogen en gouden haar. Zij zweeft in deze lijn f - het bovenlijf en blouse van de doorzigtigste soort, van de heupen af verdwijnt een blaauw of pensee zijden rokje in den dampkring. Haar regte houdt een Champagneglas, haar slinke beurt een kruikje, kannetje, iets dat nooit Grieksch is geweest. Maar het ding schenkt en de straal valt te volgen uit de hoogte naar de laagte, iets rozes zou Gideon zeggen. Is het aeil de perdrix? ‘Aangelengde nieuwe bessen’ moet de Burgemeester gezegd hebben, toen de zeer gedeboutonneerde plegtigheid der opening in gezelligen kout overging. Nuchter, maar waar - ik neem het minder voor Schwartze op, de wijl hij nog een Isaäc da Costa gaf, die teregt op den zolder werd gebracht. Lees de Salons de Thoré (W. Burger) voor twintig jaren geschreven, en stem toe dat de man gelijk had, toen hij weinig verwachting van onze school koesterde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pierson heeft op Mullers raad contravoorslagen ingediend, die weinig kans hebben te worden aangenomen. Hoe zeer verlang ik spoedig Uwe verdediging, Uwe inlichtingen te ontvangen. De laatste mogen partij niet bevredigen. Zij zullen U stellig het regt weder verwerven te worden gehoord. Schrijf aan de stemming, waarin het velerlei harde oordeel over Uwe onvoorzigtigheid geveld, al wie U lief heeft, al wie belang in U stelt, [brengt] het minder opgeruimde van dezen brief toe. Beoordeel dien naar den wind die hier waait en niet naar den helderen hemel waaronder ik van harte hoop, dat hij U geworden zal. Als de golven zijn getemd, de baren zijn gestild, vertrouw dan toch, wat Uw publiek betreft, niet al te veel op 't mooije weer en bedenk dat Opvoeden en Omscheppen twee dingen zijn. Vele groeten van Sophie, die nu dubbel gaarne zou wenschen, dat het mogelijk ware per trein van 10 ure tot U te komen. Wij waren Zondag met Nippold en zijne vrouw op Bloemendaal. Sorghvliet had bij verwisseling van bewoners veel verloren - de ramen digt, de gordijnen neer, zag het er stemmigjes en somber uit. Laat v. Dorp niet weder verzuimen de exemplaren van den Java-Bode geregeld en zoo spoedig mogelijk te zenden, zulke teleurstellingen zijn niet uit te staan, dewijl zij noodeloos zijn. Ik hoop, dat het Mevrouw en Gideon wel gaat. Mevr. Bosboom zal HEd een lang verslag zenden van 't Congres - prepareer U op een foliant. Het Mandement van de Bisschoppen is fluweelig, om Focks brutaliteit onmogelijk te maken.
Les rusés!
Van harte de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXIII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
celtisch maar zeer dun haar, te fijn voor zoo grof een gestalte. In het gesprek was hij aangenamer, ik had haast gezegd, redelijker dan Thijm - minder paradoxen, minder faux fuyant, minder distinctief bij warmer overtuiging. Zeg niet, dat dit louter aan hun verschil van jaren valt toe te schrijven, mij schijnt Schaepman het boven onzen vriend vooruit te hebben, meer geboren dichter te zijn. Natuurlijk kwam Heiligerlee ter sprake, Gij weet, ik heb voor dat enthousiasme chauffé à froid slechts f 2.50 over gehad, en geen der redevoeringen, dichtstukken, cantates enz. enz. eene plaats in mijn boekenverzameling waard geacht. Tilanus is er flaauw gebleken en Beets bijna overgeloopen tot het Christendom boven de geloofsverdeeldheid, maar als ik om de regten dier Catholijken te eerbiedigen, hunne beschouwingen over den opstand tegen Spanje, over onze prinsen van Oranje, over onze zeventiende eeuw aanhooren moet, is het al erg genoeg, schoon ik beter weet, - maar als ik mij voorstel, dat die begrippen der jeugd zullen worden ingescherpt, dan zie ik voor Nederland eene toekomst aanbreken, waarbij waarachtig het heden nog benijdenswaardig is. De Heraut, behoef ik het te zeggen, klinkt mij daarom evenmin welluidend - en toch, daar zou het heen moeten, als Gij Uwe utopie verwezenlijkt zoudt zien! Utopie? wees toch niet zoo logisch dat Gij het hoogste regt het grootste onregt plegen doet. Wij hebben ll. Zondag alleraangenaamst ten onzent doorgebragt. Dr. Boehmer en zijne vrouw kwamen uit Katwijk tot ons over, we hadden beider kennis door Nippold gemaakt, de man is Privaat Docent te Würzburg in de microscopie. Vermoeid van de studie heeft hem het zeebad inderdaad goed gedaan. Gij weet, hoe ik er mij in verlustig indrukken te vergelijken, oordeelvellingen tegenover de mijne te zien stellen, een nieuwe varieteit van den mensch ga te slaan. Het echt- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
paar gaf er prettig gelegenheid toe. Beide in Pruissen geboren, waren zij een twaalftal jaren in Beijeren, kennen zij Noord- en Zuid-Duitschland van meer dan hooren zeggen. Welk eene frissche belangstelling bij die vrouw in onze volksgewoonten en huisselijke gebruiken - welk een liefde voor de wetenschap bij dien man, alle teleurstellingen overlevende. Want och! in dat groote wetenschappelijke Germanie is het tout comme chez nous, de coterie die heerscht, de coterie die voorthelpt. 's Mans broederGa naar voetnoot1 had zich der theologie gewijd en was na twaalfjarigen arbeid nog niet verder, tot eene liefhebberijstudie hem onafhankelijkheid had gewaarborgd. Witte leerde dezen kennen en bij de Dante-Gesellschaft fand er eine Stelle. Thans reist deze in Italie, Spanje en Portugal voor vergelijkende taalstudie. Bismarck schijnt in meer dan eenen zin van het paard gevallen, bij Koning Wilhelm komen de oude begrippen weer boven! Boehmer was voor wat de eerste te wenschen overlaat, niet blind, ‘aber er kämpft wenigstens für einen grossen Gedanken!’ Maar daartoe is bij onze Conservatieven noch de gelegenheid, dat kunnen zij niet helpen! - noch de genegenheid - en daarom verdienen zij geen sympathie. Quack is professor geworden - het regent sollicitaties voor de vacature bij de Exploitatie-Maatschappij. Toch zal deze denk ik niet spoedig worden vervuld. Ten eerste aanvaardt Quack zijne nieuwe betrekking eerst in November, en ten andere hoopt men dat vóór dien tijd het lot der Maatschappij op deze of gene wijze zal zijn geregeld. De Nabetrachtingen over het Congres nemen nog geen einde. Van Vlotens liefelijkheid in het ‘kool’-artikel hebt Gij uit het Dagblad genoten. Hij is er echter nog niet mee voldaan; zoo even gewordt mij eene brochure van hem, Noord-Nederlandsche Karakterfeilen. Koddig genoeg, twee voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dragten van welke hij de eerste uit gebrek aan tijd op het Congres zelf niet houden kon. De voorrede kon aardiger zijn, daar hij er de Vries, ca va sans dire, en Beets in à faire neemt. Maar de gave al de dwaasheid in het licht te stellen der vergelijking van dezen - Haarlemmermeer droogmaling en Woordenboek voltooijing - schijnt hem te ontbreken. Er zijn onnatuurlijke smakeloosheden zonder weerga in dat voorredetje. De Vries wordt een hooggeleerde kraamheer gescholden, die als bij keizerssnee van een nog onvoldragen zevende aflevering verlost, maar bij wie een nieuwe vrucht... foei, van Vloten! Hij noemt later Sainte-Beuve niet onaardig in den Senaat ‘de eenige witte raaf onder al zijn zwart medegepluimte’. Zonderling schepsel, dat zoo fijne geregten beweert te smaken en toch zulken hutspot opdischt. A propos van Sainte-Beuve, welk een artikel over Ampère in de jongste aflevering der Deux Mondes. Sans aspérité, même en politique. En welk een tact bij zijn eigen onloochenbare minderheid in dat opzigt. - Alberdingk heeft in zijn brief aan Jan Abbink nogmaals zijn cheval de bataille bereden, ‘Catholijken zijn ook Nederlanders’ uitbazuinende. Eh, qui en doute? Maar of zij ook in de negentiende als in de zeventiende achterstaan door hunne liefhebberij om voor gezag te bukken, bij dat onderdeel der natie 't geen van onderzoek hield et ne lui en déplaise nog houdt, eh! qui en doute aussi? ‘We zijn geen pak vagebonden zonder tehuis,’ volstrekt niet, liefste vriend! maar maak het mij dan ook in Uwe kluis niet te benaauwd - frissche lucht is een levensbehoefte. Volgens P.N. Muller heeft Pierson definitief van de Redactie des dagblads afgezien; ook al was zijn honorarium ruim gewaarborgd, bood de uitgave zelve te weinig zekerheid aan. Ik geloof, dat hij er zeer wijs aan deed, de menigte vleit zich, dat wij in een staat van overgang verkeeren, - maar terwijl ik beide Conservatieven en Liberalen vrij versleten vind, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
où est le tiers partie qui nous sauvera? Aanstaanden Maandag worden de Kamers weder geopend - ondersteld, dat het Ministerie in de onderwijskwestie de meerderheid hebbe, we zijn een practisch volk, Amice! - wat zal zijn lot zijn in zake Koloniën? Keert de heer De Waal hersteld terug of zal zijne begrooting tant bien que mal, door een zijner ambtgenooten verdedigd worden? En welke meerderheid zal de zegevierende partij hebben? Men zegt, dat de heer Simons (het Lid der Tweede Kamer voor Gouda, geloof ik), dood ziek ligt; mogt hij sterven dan hoopt de behoudende partij in zijn plaats Mr. J. Heemskerk Az. in de Kamer te brengen. La politique, hélas, voilà notre misère.
Ik heb het nooit zoo diep gevoeld als in deze dagen, wat al hatelijkheid, wat al verdenking, wat al verdriet. Uwe opheldering, wat Gij U als Uwe taak op Java voorstelt, wordt door niemand met meer belangstelling tegemoet gezien dan door mij. Evenzoo, welke mysterieuse zending U toch is opgedragen! Bij ontvangst dezes zijn, hoop ik, de wolken, wier schaduwen zich thans over ons verbreiden, voor U bereids verdwenen en verlustigt Gij U in een aangenamen werkkring. Blijk ik hierin, en hoezeer wensch ik het, profeet, och! denk dan eens aan Uwe belofte aan Mevrouw Douwes Dekker. Zij heeft het in dezen zomer, la saison morte à Milan, sober gehad, wonende op de vierde verdieping met een nog altijd wankelende gezondheid. Tegen den winter hoopt ze meer lessen te hebben, haar zoon, 14 jaren, gaat op de Latijnsche school en leert chemie, het zal nog wel een paar jaar duren eer hij iets verdient. Haar dochtertje wil artiste worden, op de viool, het meisje schijnt eenige qualités de son père te hebben geërfd, j'en ai peur! ‘In Gods naam geen geniën,’ zei de jongste van de kinderen van Bakhuizen v.d. Brink. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vele groeten voor Mevrouw en Gideon, raad, raad van wie? Heden ochtend kom ik met Sophie van de Tentoonstelling naar huis keerende de Keizersgracht over, de Gouden Ketting langs en wie stuift daar uit het huis van den heer K. op ons toe? Wie anders dan 's lands welvaren, Uw dikke Lotje, zoo mogelijk nog beter model voor Rubbens dan ooit. Weten moest zij hoe het Mevrouw en Gideon ging en hare groeten verzocht zij zoo hartelijk en zoo dringend. Er zijn dagen waarin het kleinste blijk van aanhankelijkheid goed doet. Ik ben die bedenkelijke gezigten zoo moede! Schaepman gaat ter voltooijing zijner studie naar Rome. Ik ben nieuwsgierig welken invloed op den drie-entwintigjarigen die wereld hebben zal. Hij deed zich zoo zeer op zijn Germaanschen geest te goed; zal hij dien behouden of leeren buigen? Hartelijke groeten van Sophie aan U drietjes. Verheug ons spoedig eens door een opgeruimden brief. Als altijd
De Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXIV
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lezing de blijde mare meedeelde, dat Gij den storm hoopt te boven te komen. Het is heden Woensdagavond. Bleef dat vertrouwen sedert onverzwakt? Uw broer Charles zeide mij ter beurze, dat Gij gaarne, als in een spiegel, eens den indruk zoudt zien, dien Gij in Uwen tegenwoordigen toestand hier maakt. Hij beweerde, dat men uit kieschheid hem daarin geen kijkje gunde. Hij zeide, dat ik U een vriendschapsdienst zou bewijzen door de mededeeling van velerlei oordeel. Het is geen prettig baantje, maar men doet het ook niet voor plezier: Wahrheit heilet den Schmerz, den sie vielleicht uns erregt.
Opdat Gij echter den berigtgever volkomen moogt begrijpen, ga een woordje over den indruk door Uwe jongste vertogen op mij gemaakt, de droeve schets vooraf. Een paar uren na de ontvangst van Uwen aangenamen brief, gewerden mij ditmaal de separate exemplaren van den Java-Bode in goede orde. Eerst het latere nummer van 27 Julij, met de opheldering over de ‘onnatuurlijke natuurlijkheid.’ Voor dertig jaren vond ik het vreemd van den goeden Drost, dat hij onder de door hem opgeschreven gulden spreuken eene plaats had gegeven aan de woorden van Radja Sing, geloof ik, luidende: les bienfaits nous font esclaves. De waarheid scheen mij nieuw noch vreemd. Helaas, Gij moest haar in het Westen vergeten om er in het Oosten aan te worden herinnerd. De verzameling omvatte vervolgens N. 61-64 ingesloten. Ik las en herlas de Ware Kwestie, en was ik aan het einde der oplossing eene schrede verder gekomen? Toch niet, ik had weder eenige ketterij vernomen over politiek en moraal want waarom voorbijgezien dat een gouvernement ten minste bij benadering moreel kon zijn? dat, en dépit de Cavaignac, tout gouvernement reste discutable et sera discuté en dat men nog geen engel en ook geen onbruikbaar lid der zamenleving | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is, als men eischt dat maatschappij en mensch naar het betere streven? Maar mijne ‘samenspraken met of zonder zin’ dreigen geen einde te nemen, als ik dus voortga; terug tot den man en zijn werk. Gelooft Ge dat de wijze op welke de eerste zich van het laatste heeft te kwijten, mij veel helderer is geworden dan Heldrings alles oplossende raad? Het opstel beginnende was ik er verre van, mij te vleijen met de hoop, dat Gij het raadsel van den Sphinx zoo duidelijk zoudt verklaren als twee maal twee is vier; maar beken met mij dat die nevelachtige verwijzing naar een autocraat, den man in den mist, bitter teleurstelt. Ik word daar door de gasten geroepen om brieven in te zien door de réfugiés Toussaint geschreven na de herroeping van het Edict van Nantes. Vindt Gij het niet opmerkelijk dat ik tusschen de nazaten van Hugenoten met den eenen pratende met de pen, met de andere schertsende onder het theedrinken, onwillekeurig gelegenheid heb ga te slaan hoe de eene afstammeling het geloof bewaarde, terwijl de andere..... vul dat zelf maar eens in. Verbazen zal het U niet dat bij deze opinie over de Ware Kwestie de klap op den vuurpijl mij weinig beviel. Their sound sense volstaat voor de opmerking, dat als de Bye er raad op wist, hij Uwe aankomst niet zou hebben afgewacht. Geneutraliseerd is met talent geschreven, schraal lofje! neen, het heeft misschien de fatsoenlijke lui onder Uw publiek bevallen, maar was het tijd voor scherts toen Uw aangerande eer ernst vereischte - en rijst Gij er een duimbreed door, als Gij toont hoe laag die anderen in smaak en stijl staan, vergeleken bij U? J'en doute beaucoup, de studie van het gemeene is niet vruchtbaar. Ik neem het U niet kwalijk, dat Ge voor mij een geheim hebt gemaakt Uwer onderhandelingen met Hasselman, - school echter in de behoefte die Gij gevoeldet dit te verheelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet een wenk, dat de zaak au fond minder pluis was? Verbazen doet het mij dat Gij voor U zelven vrijheid vondt, toen Gij door den naam, dien Gij U hadt verworven en wiens aard ik U niet behoef te schetsen, toen Gij, onafhankelijk vrijzinnig man, de redactie van een bekend liberaal blad op U naamt, niet slechts aan een vlaag van humeur gingt toegeven, door de aanbeveling van the turncoat Koorders met zijne twijfelachtige antecedenten, maar U bovendien compromitteerdet door de aanneming d'un cadeau funeste. Het zou onedelmoedig van mij zijn, bitter als Gij er voor boet, hier verwijtingen over te doen - ik verwijt mij zelven slechts dat ik eenige uitdrukkingen van Mevrouw Huet, toen zij ons na de historie-Koorders bezocht, niet ernstiger heb opgenomen; het ware dan nog tijd tot waarschuwen geweest. Maar zij beweerde zoo fier geenerlei toespeling op - - te dulden; hoe weinig politicus ik ben, had ik het vermoed, het zou niet gebeurd zijn. Doch dit alles is ijdel, het eenige wat den vriend overblijft is te beproeven, in hoe verre hij behulpzaam zijn kan U uit den doolhof Uwer eigen meeningen vrij te maken, - tot Gij weder vasten grond onder Uwe voeten hebt! Dat Gij het parlementarisme moede waart, dat Gij een krachtiger bewind wenschtet dan het tweede Ministerie Thorbecke, - dat Gij, om de uitvoering eener groote gedachte, in Bismarcks zege, zelf de vrijheid prijs gaaft, dat was mij bekend, maar dat Gij uit weerzin in flaauwheid tot nog flaauwer kamp zoudt overgaan, dat wilde er bij mij niet in, daaraan twijfel ik nog zoo gaarne. Laat Multatuli dweepen met een goeden, [?] genialen, besten [?] Koning, Groen met de Dortsche Synode, Alberdingk met ik weet niet welk Synode, daar kunnen, hoezeer Gij hunne wenschen eerbiedigt, hunne regten tot op zekere hoogte erkent, daar kunnen Uwe sympathiën niet zijn. Het zou mij zeer verwonderen als Gij er niet reeds genoeg van hadt - ik zou er geen woord meer over schrij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven, als ik de wolk der missie niet in het verschiet zag opdoemen. Gij beweert er geen te hebben ontvangen, het Dagblad zegt het te kunnen bewijzen, Lion zou ook in dit opzigt voor mij slechts een logenaar zijn, maar Uw broeder Charles spreekt van brieven van U aan Rochussen, van Zuylen, e tutti quanti. Que diable alliez vous faire dans cette galère? Doch ook die wolk zal zijn overgedreven of uitgebarsten, als deze regelen onder Uwe oogen komen, en mijn schrijven over dit feit is dus in zekeren zin overtollig. Maar wat het niet is, wat de vriend niet verzuimen mag den vriend te zeggen, ook als het U, ondanks al deze stormen, gelukken mogt de Java-Bode te doen bloeijen, is: maak U zelven eindelijk los uit de strikken dier dialectiek, waarin Gij U tot mijne smart in de laatste twee jaren al meer en meer hebt verward; de twijfel, of er eigenlijk goed of kwaad is, de minachting voor de stem die in ons binnenste blijft spreken, al heeft het verstand triomfantelijk betoogd, dat deze eigenlijk geen regt heeft een woord in het midden te brengen, de versmading der menschheid, als school bij al haar ziekelijks en zwaks niets goeds of groots in haar. Die aanklagt, amice! is niet nieuw; menige toespeling mijnerzijds werd in dit opzigt door U verstaan, maar niet beantwoord, menige kantteekening op Lidewyde fut passée en silence; bij ons gesprek over dien onzaligen Koorders, ontweekt Gij het onderwerp - door heen te gaan. ‘This contempt for humanity punishes itself. - X. was destitute of the healthy judgment which comes from sympathy with his fellow-men.’ Wie was dat? Een beroemd man, zij U genoeg, als Gij plaats noch persoon herkent; er is eenige gelijkheid tusschen hem en zeker iemand, natuurlijk met groote verscheidenheid tevens. ‘Alive to the force of an argument, he never could judge | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of its effect on other minds; his subtle wit, prompt to seize on the motives to conduct and the natural affinities of party could not discern the moral obstacles to new combinations.’ Ik ga voort op gevaar af van een knorrig gezigt te doen zetten. ‘He had no natural sense of property, he despised gravity as, what indeed it often is, the affectation of dullness, and thought it no condescension to charm by drollery. Himself without any veneration for prejudice or prescriptive usages, he never could estimate the difficulty of abrogating a form or overcoming a prejudice!’ Voor heden genoeg. Mogt Ge meer verlangen, het overige is tot Uw dienst; to the purpose voor ditmaal is, dat de man met al die gaven niet gelukkig was in zijne eeuw en zij, die hem in deze gelijken, even weinig kans hebben het te zijn, als zij bloot hun geest botvieren en - - - de stem van hun gemoed smoren. Onderzoek, twijfel, breek af, maar zie toe, dat Gij niet wegwerpt wat moed en lust geeft voort te gaan en verder brengt het geloof aan onze toekomst. Verijdelde verwachtingen, teleurstellingen, grieven van welken aard ook, het Christelijke geloof maakt er zich vleugelen van, - Goethes resignatie komt ze te boven en ons kleinen en zwakken, ons is immers de zaligheid weggelegd in het bewustzijn dat wij streefden naar iets edelers dan ons omringde, waarvoor wij geschikt waren dewijl we er behoefte aan hadden. reine Zwecke,
Sieh, man traumt wohl eine Strecke!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bosbooms zijn heden ochtend naar Utrecht vertrokken, wij hebben alleraangenaamste dagen zamen doorgebragt, alleen het Kramat wierp een schaâuw. Want terwijl Uwe vijanden en benijders jettent les hauts cris, vervult, opdat ik den wensch van Uw broeder Charles met een enkel woord nakome, vervult droefheid Uwe vrienden. Het spijt me! hoe kon hij zoo onvoorzigtig zijn! hoe zal 't afloopen! ziedaar wat de besten zeggen. En tot die vrees dragen natuurlijk de brieven door velerlei huizen van Java ontvangen, niet weinig bij - de verbittering in de handelswereld schijnt algemeen. Voeg daarbij dat de disette van nieuws U dag aan dag in de Couranten doet beschouwen - en veroordeelen, wegen en te ligt bevinden, - moge de verlegenheid, waarin H.M. Isabella de Dikke zich blijkbaar bevindt, ons in dat opzigt eene weldadige afleiding blijken! Wij hebben Zondag prettig doorgebragt. Bosboom wilde den Overtoom weerzien, ik noodde Mevrouw uit, het graf van den poëet Jan Broekhuizen te bezoeken en dus reden wij naar Amstelveen. Het weder veroorloofde in de tweede helft van September nog een open rijtuigje, dus geen wagenziekte van Mevrouw, dus prettig praten. Wij keerden over Ouderkerk terug, expres voor ons gestoffeerd met doortrekkende dragonders, terugkeerende uit het kamp, flinke gebruinde gezigten, het geheel eene teekening van D. Langeveld. Die jongelui aanziende, behoorde een Hollandsch regiment, presentabel naast een onzer buren, niet meer tot de droomen uit de dagen van Daendels of Marmont - slechts dat klinken van Z.M. met al die officieren bleef een dissonnant dans les jours de la République ou de l'Empire. Pauvre royauté! Uw broeder en zuster kwamen 's avonds een oestertje eten, tout s' arrangeait à merveille. Dinsdag ochtend - Gode en menschen is het mogelijk? zult Gij zeggen - hebben wij met ons viertjes bij Mijnheer en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mevrouw Hasebroek gedejeuneerd. Juffrouw Betsy was met de Bosbooms uit Den Haag gekomen. ‘Wat ontmoeting zal dat wezen!’ zong Heije-Thomas. Maar ‘hoe was de ontmoeting tusschen Mevrouw B. en Mijnheer H.?’ Stijfjes, Mevrouw, zoodat ik zeer twijfel, of hier sprake kan zijn van hartstogt onder de asch gloeiende, - je ne vis pas même des volcans éteints. Wat mij het meest in de woning des Leeraars trof was niet de bonte verzameling van cadeaux, nous connaissons des brics à bracs, het was de onwillekeurige Goethedienst. In de studeerkamer eene kolossale buste van den ouden Heiden, in den salon Gretchen in der Kirche! Onze gasten dineerden met ons in het Amstelhotel, dat voor ons als aandeelhouders niet moge rendeeren, maar toch in eene wezenlijke behoefte van Amsterdam voorziet. Het uitzigt op den bedrijvigen Amstel was er alleraardigst, giekjes en jagten, keulenaars en stoombooten, een trekschuit en de rook van den locomotief, alles bewoog zich, alles harmonieerde op die glanzige watervlakte. En toen later de lichten werden opgestoken, ik bedoel eerst langs de beide oevers van den Amstel en toen in onzen salon, zaten wij zoo comfortable een glas Mosel Ausbruch te drinken als men het hier in stad nergens elders kan zien, en genoten een schouwspel dat in bewegelijkheid van stroom voor het gezigt uit de ‘Drei Könige’ in Basel onderdoet, maar in levendigheid van oevers dat hooggeroemde plekje verre overtreft. Van kermis houden is voor ‘menschen van leeftijd’ geen sprake meer, maar het Volkspaleis met zijn Languedocsche Zangers viel onderweg aan te doen en Bosboom was weldra in een gesprek gewikkeld met zijn onsterfelijken vriend De V. die zich als maître de plaisir eenige maanden voor het Paleis ‘belangeloos’ opoffert! ‘Geen kleinigheid, Mijnheer! in vier dagen moest ik deze zaal in een tuin met kiosken en verge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zigten en bloemenperken herscheppen en in die vier dagen is mijn broek geen vier uur van mijn k-t geweest!’ Welk een verfijning van den volkssmaak belooft zulk een woord! Het congres is naauwelijks afgeloopen of 's Hage verlustigt zich in de feesten der Weerbaarheid - en in het vooruitzigt der spiegelgevechten van de Tweede Kamer. Zie zoo laag Gij wilt op de massa neer, wat zou er niet van haar te maken zijn als de meerderen inderdaad hooger stonden! Mais le mal commence d'en haut! en dan zou men nog dweepen met een eenhoofdig bestuur! ‘Laat ons trachten de Constitutie te redden,’ moet Groen hebben gezegd, ‘aan het Koningshuis is toch geen releveeren meer!’ De troonrede is onbeduidend - is minder nog; de nijverheid, de begraafplaatsen enz., in éénen adem. Fock's kracht, niet zijn tact misschien, spreekt uit het korte woord over het onderwijs. De paragraaf over Indie is jammerlijk - een peinzend Minister hadden wij reeds in Hasselman, wij behoeven geen uitstellend in De Waal. Er wordt nog altijd moeite gedaan kapitalisten vlot te maken voor een Nederl. Dagblad, maar het succès is niet groot. Multatuli heeft eene voorlezing in Rotterdam gehouden, Dramatische fragmenten, het werk waarop wij nu twee jaren hebben gewacht, waaruit alreeds eene voorlezing voor de studenten in Utrecht werd geput. O, gezeur, O, geklingel! Dramatische fragmenten, zonder intrigue, zonder verband. Jammerlijk verval van een talent, zou Bakhuizen zeggen, dat nooit begrepen heeft, dat studie ernst is. Gij zult gezien hebben dat Uwe Litterarische Fantasien Lidewyde vooraf gingen, - door de jongste gebeurtenissen zullen beide boeken vooreerst hun doel niet bereiken. Mijn verzen, vroegt Gij - mais il n'y avait rien qui pressait en de drukkerij en de langzame oude heer hebben gewedijverd in kalmte, wat zetten en nazien der uitvoerige Toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lichtingen op Florence betreft. Het laatste ‘afdrukken’ is thans geschreven. Zal de uitgave spoedig plaats hebben? Ik wacht het af, met geen zweem van het ongeduld waarmee ik Uwen eerstvolgenden tegemoet zie. Ik ben te oud geworden om mij met eenigerlei populariteit te vleien, maar nog jong genoeg in U en de Uwen belang te stellen, als ware ik de gulden vijf en twintig nog niet voorbij. Voor de gevraagde boeken drage ik zorg tegen het vertrek der volgende mail. Het bezoek Bosboom en deze lange epistel moge het verontschuldigen dat dit nog niet geschiedde. De Bosbooms hebben mij aan Mevrouw, Gideon en U de hartelijkste groeten opgedragen. Sophie voegt er de hare bij. Geve God, dat ik U spoedig weder opgeruimder, weder als van ouds kunne schrijven.
Van harte de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXV
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vries nog? Delicieux! - ik heb bij het overlezen voortdurend aan wijlen den wethouder Deutz van Assendelft gedacht, die de goede Amsterdamsche Burgerlui de pligten van den huwelijken staat plagt voor te lezen, of hij, tout juste uit Parijs was geretourneerd en zich nu evertueerde tant bien que mal Hollandsch, neen Ollandsch te spreken. Y toucheerde tour à tour de bruid en den bruidegom! Niet enkel toch heeft Onno Zwier in dit stuk met de klemtoonen à la française omgesprongen, de dictie wint op menige plaats bij eene woordelijke overzetting in het fransch. Ik heb er het tweede van Alberdingks opstellen in het Zondagsblad naar aanleiding Uwer Voorlezingen eens bij opengeslagen, ik zou willen wedden, dat hij het toen niet had overgelezen. Hij had anders bij zijn chronologisch bewijzen dat de prioriteit der hoofdgedachte Onno Zwier niet toekwam, wel een tikje over den stijl gevoegd. 4 Dec. 1860 dagteekende Thijm zijne kritiek - waar zijn die prettige dagen? Où sont les neiges d'antan? Vergeefsche vragen, liever verlustig ik mij in het vooruitzigt der opstellen over de eerste Gouverneurs, welke ik mij van Uwe studie op de plaats zelve beloof. Wat woelig leventje aan boord der acht schepen van den algemeenen bevelhebber der O.I. Compagnie, den deftigen Pieter Both in Louwmaand 1610 als eerste gouverneur-generaal naar zee gegaan, om in Louwmaand 1611 te Bantam aan te komen. ‘Met zeer groote verwondering zagen de Hollanders, welke reeds in Indien waren, in deeze afgeleegene oorden Vrouwen van hunne eigene natie, welke men eenige Matrozen en Soldaten vergund hadt, derwaarts over te voeren. Men vondt ze in de Vloot ten getale van zes en twintig, twee derzelven waren op de reize gestorven; doch in vergoeding hadden sommige der anderen onder weg kinderen ter waereld gebragt!’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is sprake van fokkerij! Bezorg dien braven Pieter Both, ‘wiens overleevenden het verdriet hadden dat zij hem’ die in zee omkwam ‘geen eerlijke begravenis konden bezorgen,’ den man, waardig, dat zijne nagedachtenis bij de nakomelingschap in ‘vollen luister werd bewaard, toch het door zijn levensbeschrijver zoo vurig verlangde eerlijk Grafschrift. Waar Gij het plaatsen zult, midden in zee voor Mauritius waar hij verdronk, dat blijve Uw vernuft overgelaten. Een pharus, die belet dat ooit weer een hollandsch schip op dat eiland strande, zal U door de assuradeurs, mits het baten kan, in dank worden vergoed. Geen gekscheren meer, Gerard Reynst is aan de beurt - er leven nog nakomelingen van den man, een van deze schrijft in onze Couranten barbaarsch hollandsch. Maar bovendien, spotternij zou bij 's mans schim niet voegen. Hij was de gemoedelijkste onzer gouverneur-generaals - Mijer zonder e niet uitgezonderd - getuige de jongste mislukte togt tegen Bali. Arme Reynst! ‘In de maand May 1615 zondt de gouverneur eenige schepen om de Bandasche Vesting, Pulo-Ay te veroveren waarin zij ook gelukkig slaagden, doch door te groote kleinagting’ (hebt Ge ooit die woorden gelukkiger tegenover elkaar geplaatst gezien?) ‘van den vijand en door zorgeloosheid, hunne verovering weder verloren. Veel hadt nu de heer Reynst te doen met zich zelven, omdat hij tegen den raad van deskundigen, deezen togt niet in eigen persoon hadt bijgewoond.’ O eerbiedwaardig voorgeslacht, bij 't welk een Gouverneur Generaal nog gewetenswroeging nahield, et se tint obligé de payer de sa personne. De Gouverneur Generaal overleed nog voor het einde des jaars aan den Rooden Loop te Jacatra. De ziekte klinkt Oostersch genoeg, maar voor onze Westersche begrippen miste zij digniteit, wij sterven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in zulk een toestand aan een aneurisme, of heet de laatste hartkwaal anders? Gij hebt immers van Lennep's Vondel medegenomen? Geen nood dan, wij zullen de schalke donkere oogen van den Dichter der Kusjes zien tintelen onder de inheemsche schoonheden van Java, - Laurens Reael, Mevrouw! is geen man voor wuivende blonde lokken en smachtende blaauwe kijkers. Als ik hem lang aanzie en knevel en baard wegwisch en de forschheid der lijnen verzacht, dan vinde ik zekere gelijkenis, zekere familietrekken die Israels had moeten zien, toen hij een ons beiden bekend portret vergeefs beproefde. - Maar Mijnheer! Dijon en Dantzig. - Och, Mevrouw! wij verbeelden ons de grenzen der natuur zoo naauwkeurig te kunnen aanwijzen, en wat weten we van dien oorsprong van ons geslacht met zekerheid! Maar waar dool ik heen à propos van Reael? Is het niet des Dichters schuld die zich om geen landstreek kreunt als hij kweelt: Vrouw Venus ging vergaeren
Dees levendige blâen
Die niet als kusjens waren,
Als zij ze raeckten aen,
En voer met dit gewemel
Soo ten hemel.
Dees schat had sy gekregen;
Maer dees Godin was wild
En heeft s' als in een regen
Weer mildelijck gespilt
En daer mee gaen bedauwen
Schoone Vrouwen.
Mijnheer drage het vervolg voor. In goeden ernst, eene figuur als Reael onder onze Gouverneurs Generaal is une trouvaille, en als er nog een greintje smaak in Uw publiek schuilt, dan zal men de opstellen daar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over in Uwen Bode schatten en smaken. Ik spreek er niet van dat Gij Uwe concurrenten in dit opzigt zonder moeite in de schaduw stellen kunt, - ik verlang meer. Door eene serie van artikelen, de schare ten Uwent voor het feest in de ware stemming brengend, zult Gij zelf er bij winnen, trots al mijne scherts, hulde brengend aan de kracht toen ons volkskarakter eigen. Aan J. Pietersz Koen hebben zich tot heden allerlei novellisten en poëten vergrepen, de laatsten vooral bij gebrek aan kennis der lokale kleur. De ongelukkige L. van den Broek is de leste lofzanger die mij heugt, de Reis naar Java, een dichterlijk tafereel, in 1839 verschenen. Is het ten Uwent bekend? De Nederlandsche Handel-Maatschappij nam er tot schande van W. de Clercq de opdragt van aan. Verbeeld U Hollands Improvisator het oor leenende aan tirades als de volgende: O heldental! dat ons den weg ontsloot
En stout en groot het trotsche plan beraamde,
Den sleutel van de goudtrezooren bood
Waarmee ons erf Kastieljes magt beschaamde.
Eene hulde aan het batig slot, het voorspel van ter Haars vermaning, Java in ruil voor aardsche schatten het hooger licht des geestes aan te brengen. V.d. Broek vaart voort: Wij brengen U het offer van den dank!
Uw bijstand(?) deed den drakenkop verpletten.
De faam blijft nog, met onverstoorbren klank,
Uw grooten naam eerbiedig uittrompetten.
Jan Pieterszoon! ja 't harte klopt ons snel;
Uw trouw, Uw deugd zal Neerland immer prijzen,
Haar naam deedt ge uit den Indische Archipel
Met hellen glans en jeugdig leven rijzen.
Dat elk Uw naam met dankbren eerbied noem,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een kroon U vlecht! dan is onze eeuw rechtvaardig;
Heel Java is de ziel van Uwen roem,
Batavia het dekstuk Uwer waardig!
Welk een slot! Maar, zou de sukkel gezegd hebben, mijn vers is er niet mee uit, och, dat het dat ware, zucht ik, Batavia wordt voor de wie weet hoeveelste maal bij een jonge prinses vergeleken, die Slavinnen (heeft) in 't zuiver wit
Met oogen als het blinkend git.
Koen is een der flinkste figuren uit onzen besten tijd, op twee en veertig jarigen leeftijd eene heerschappij te hebben gevest waaraan het Moederland twee en een halve eeuw bloei verpligt zou zijn, het is een onderwerp dat er mij in doet berusten dat Ge Uwe letterkundige studie hier opgaaft - Ge zult ze daar voortzetten - en een nieuw hoofdstuk in het boek onzer litteratuur beginnen en voltooijen. Want buiten de weinige schetsen van v. Hoëvell en een enkel dichtstuk van Meijer, zijn wij in dit opzigt nog zeer arm. Ge zijt thans in staat over de juistheid van het koloriet van den een als van den ander uitspraak te doen. Ik houd mij voor eene mededeeling van Uw gevoelen aanbevolen. Een goede raad ten slotte. Grijp de gelegenheid die U het standbeeld van Koen geeft, U met de handelswereld te verzoenen, met beide handen aan. Als bij alle oprigtingen van statues zullen er gekheden worden bedreven, maar Gij, vier Uw vernuft bij dat onderwerp, ‘bij die belachelijke persoontjes’ niet bot. Dien de zaak met Uw talent en Gij zult er vrienden door winnen. Het verslag der Commissie is lang, maar die lengte is ten goede te houden - for it comes to the point and closes with a decision. In dat opzigt is het niet Hollandsch. Truly Yours. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXVI
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn tusschen hoofd en harte, zooals mijne brieven zich aan elkaar sluiten, bewijzen zij dat ik trots Uwe afwezigheid naar geest en gemoed met U innig verkeere. ‘Zich in het onvermijdelijke te schikken is wijsheid’, heeft zeker iemand gezegd, al betrachtte hij die spreuk niet, zich allerlei gevaren prijs gevende, als ik goed zie, om de geneugten van het huiselijke leven volkomen ongestoord te smaken. Maar gedane dingen hebben geen keer, en ik zou Uw vriend niet zijn, als iets anders dan mijn wensch U op Java zoo gelukkig, zoo gevierd mogelijk te zien, me deze regelen schrijven deed. Ravengekras is een leelijk ding, wel heeft Poe er in zijne Nevermore eene melancholische melodie aan ontlokt, - maar de vraag moet Gij gedoogen: Bij welk publiek wilt Gij Uwen Java-Bode wortel doen schieten, als, hoe heet dat zonderlinge karakter, zoo het er een is, als conservatief-radicaal? Of ik ken Uw publiek volstrekt niet, of het bestaat in hoofdzaak uit de handelswereld en uit die der beambten. Voor welk van beide kan spijze passen uit eene keuken, wier kok gaarne de allernieuwste geregten geven zou, als hij opgewarmde schotels niet voor de lekkerste hield? In ernst, ik kan kwalijk gelooven, dat eene gansche VereenigingGa naar voetnoot1, zij het ook dat ze louter voor haar belang vecht, zich belagchelijk maakt, en ik wil wenschen dat de opzegging der abonnementen niet met het einde des jaars kome, - maar in elk geval vrees ik, dat al Uw talent niet zal volstaan, als Gij U gedoemd ziet, het aan onderwerpen als ‘Voor’ of ‘Door’ en Keuring van levensmiddelen te wijden. Een letterkundige waardeert de schikking, den stijl, den slag; maar het publiek! Bovendien de conservatieve radikaal is door zijn standpunt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelf tot matheid gedoemd, want, ja, hij wenscht, hij wacht een man, hij ziet naar hem uit, mais Soeur Anne ne voit rien venir en, en attendant, tracht hij niet het bestaande te hervormen; slechts het goede behoudende, tracht hij niet voor het minst te doen wat hij kan, als die man eens uit mogt blijven, - ach neen, bon Dieu, non, tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles, - allons donc. Ik zie nergens ter wereld in onze eeuw plaats voor dat conservatieve radicalisme - en zou in Spanje de doorluchtige Isabella mee een duwtje hebben gegeven, al is het mij waarlijk nog niet helder of een prinsje of een presidentje haar beste remplaçant zou zijn. Lofzanger van het geduld geworden, heb ik U door deze regelen overvloedig gelegenheid gegeven het in beoefening te brengen. ‘Veel schooner zaak dan de politiek,’ schrijft Gij, ‘is de patientie.’ Maar al vind ook ik de eerste een leelijk ding, als ik mij eens, zooals Gij wildet, met haar had ingelaten, zou ik beproeven het bewijs te leveren dat men ook met en door haar vooruit kan gaan. Hebt Gij ooit Uw planeet doen lezen? Zoo ja, deel mij eens mede wat die U voorspelt. En zoo neen, zeg mij dan eens onder welk gesternte Gij zijt geboren, die bestemd schijnt alle ongeregtigheden, ooit door eenig Minister van Koloniën met 's lands penningen gepleegd, aan het licht te brengen! Noordendorp ontving ditmaal geen enkel exemplaar van het (oude) Batav. Handelsblad en leidt daaruit af ‘dat in zijn Augustusnummer geen verder artikel aan Huet werd gewijd.’ Ik ben zeer nieuwsgierig of van Bosse zich de insinuatie van het Dagblad, dat hij tot twee malen toe vrije passage genoot, zal aantrekken. Ik ben het vooral, om daaruit te besluiten of het qui s'excuse, s'accuse ook weer waarheid bleek in zijn uitval tegen de Ministers, erger dan de Dagblad-schrijver enz. ‘Rust er een fatum op Indië?’ Het artikel heeft hier sensatie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt, al zwegen de couranten er van, maar het muisje zal een staartje hebben, als De Waal de stukken in de Kamer overlegt. Z.M. zal over U beslissen! Quien come la vaca del Rey
A cien anos paga los huesos.
of, zooals Huygens het vertaalt: Die 's Konings Koe gegeten heeft
Sie vrij wel toe zoo langh hij leeft;
Men sal hem onderhalen
En over honderd jaer de beenen doen betalen.
Waarmede de oude heer Visscher voor heden afscheid neemt. Martinus v.d. Hoeven beweerde dezer dagen wat op te leven, daar het najaar koeler lucht en nieuwe boeken bragt; wat onze inheemsche letterkunde betreft is er op het laatste niet te roemen. De Tijdspiegel en Nederland vergoeden door geene voortreffelijke opstellen de hatelijkheden waarmede zij U vervolgen. De Gids voor October is, als die voor September, zeer droog, niet wat de Redactie betreft, elle brille, met een paar uitzonderingen als naar gewoonte, par son absence. - Om zeer actueel te zijn, beschouwt Zimmerman ‘de kunst,’ zegge de schilderkunst, ‘in Frankrijk gedurende de Revolutie.’ - Om nog meer actualiteit te hebben, geeft Fruin in het nommer van October een stuk over een onuitgegeven boek van Hugo de Groot. Het is droogjes maar leesbaar en bevat over de Hollanders vis à vis de Portugeezen in Indie wetenswaardige bijzonderheden. Jonkheer Mr. H.P. van Karnebeek geeft ons Nijldroppels; troebel dacht ik dat water wel, maar taai niet. En toch belooft hij ons iets nog ergers in Zandkorrels uit de woestijn van Suez. Laat noch de eene noch de andere taaiheid U afschrikken, in het feuilleton Uwe reisindrukken te geven. De jongste nummers van de Java-Bode ne brillent pas non plus dans ce genre. Apropos van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dalila, ik ben voor de bladen van 't Zondagsblad van Pontius naar Pilatus gestuurd, en ten slotte slechts bij Kruseman teregt gekomen; tusschen twee haakjes, in welke wegdoensvlaag hebt Ge toch verkeerd, dat Ge zelfs Uw eigen arbeid niet hebt medegenomen? ‘Hierbij’, schrijft Kruseman mij, ‘de stukken waarin Feuillet's keurige Dalila te vinden is. Ik sta het copijregt gaarne aan Huet af, van kosten is natuurlijk geen sprake’. Daar Noordendorp niet dan per schip verzendt, zal ik U de boekskens maar onder kruisband doen geworden. Ik heb dezer dagen een dwazen brief van T.v. Westrheene gehad als secretaris der Commissie tot Uitvoering der Besluiten van het Xde Nederl. Taal- en Letterkundig Congres; nous y sommes. Er werd mij medegedeeld dat M. Nijhoff, A.W. Sijthoff, en D.A Thieme, uitgevers der werken van Mr. J.v. Lennep, ‘aan het Congres een voorstel deden, ter benoeming eener Commissie, aan welke de vereerende taak werd opgedragen, een gedenkteeken te doen verrijzen op de groeve, waar (waarin) Jakob van Lennep rust. Dat voorstel werd door het Congres met den levendigsten bijval begroet en tot besluit verheven!’ Goden en Menschen! welk een stijl! In zijne derde zitting op Woensdag 2 Sept. werd verder op voorstel van het bureel, dat verklaarde niet in de gelegenheid te zijn geweest tot het opmaken van een wel overlegde Voordragt voor de zamenstelling der bedoelde Commissie (als Gij half zooveel plezier hebt in het lezen der abacadabra als ik in het overschrijven, is de brief het porto waard) door het Congres besloten die zamenstelling op te dragen aan de Commissie tot uitvoering der besluiten van het tiende Congres ‘Dienovereenkomstig heeft de laatst genoemde Commissie in hare Vergadering van 29 Sept., als beginsel aannemende dat de poging tot verwezenlijking van het denkbeeld door de Heeren Nijhoff, Sijthoff en Thieme geopperd en door het Congres overgenomen en bekrachtigd, behoort uit te gaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Amsterdam, de stad waar v. Lennep heeft geleefd en gewerkt, de stad die hij zoo lief had en die hem zoo hoog vereerde, besloten U uit te noodigen om U met de Heeren J.A. Alberdingk Thijm, H. Binger, A.J. de Bull, Ch. Rochussen, Jhr. J.P. Six en W. Marten Westerman te willen vereenigen tot Hoofdcommissie voor de oprichting van een gedenkteeken op de groeve van Mr. J. van Lennep. De Commissie vertrouwt, dat Gij de vereerende taak, welke zij U namens het Tiende Nederl. Taal en Letterkundig Congres opdraagt, gereedelijk zult willen aanvaarden.’ Mais voyez comme (mag de Commissie zingen)
Je me trompais!
Ah! le raide homme!
Mais voyez comme
Je me trompais!
En dat spijt de mooije honderd gulden volgens den brief door Nijhoff, Sijthoff en Thieme, elk voor zijn hoofd, gestort en de vierde honderd gulden uit de kas van het Congres gegeven en wat er nog te wachten is, als het Congres zijn balans zal hebben opgemaakt en die bijdrage wellicht nog zal kunnen verhoogen. La belle somme!
Ah! le raide homme!
Mais voyez comme
Je me trompais!
T. van Westrheene, S.J. van den Bergh en tutti quanti. Immers, terwijl perfectly in keeping met mijn onderwerp Saartje in de andere kamer op mijn verzoek de ouverture van Don Juan speelde, schreef ik het onderstaande, dat den volgenden morgen vroeg naar 's Hage ging: Wel Edel Geb. Heeren! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lid te worden der hoofdcommissie voor een Gedenkteeken op het graf van Mr. J.v. Lennep te Oosterbeek, verpligten mij tot dankzegging voor de onderscheiding, al mag ik die taak niet aanvaarden. Het zou onbescheiden van mij wezen U te vermoeijen met een mededeeling der vele redenen, die het mij beletten; eene enkele bekentenis volsta. Mijne ervaring als lid der Vondel-Commissie heeft mij van mijne volkomen ongeschiktheid voor dergelijke bemoeijingen overtuigd. Leefde Mr. J. van Lennep nog, hij zou de eerste zijn dit toe te stemmen. Maandag interpelleerde Alberdingk mij ter beurze, ik deelde hem mijn brief mede. Ik geloof niet, dat deze hem verraste, - toen kwam Zimmerman ons langs. ‘Wees zijn plaatsvervanger,’ zei Alberdingk. Maar Zimmerman bedankte, - of hij gelijk had! Sedert heb ik slechts door Hasebroek vernomen, dat Hofdijk plan heeft voor en met de famille een gedenkteeken te Oosterbeek op te rigten. Het zou verreweg het wijste zijn, van zoo'n middelding tusschen zerk en praalgraf komt toch niets teregt. Voor het oogenblik zijn de Litt. Fantasien en Lidewyde dood, - de laatste heet in den jongsten Spectator een verraad aan Uw talent. Voor het oogenblik gaat alles onder, - het zij verre van mij te zeggen, heftige veroordeeling, ik druk mij meer juist uit, als ik van smartelijke meewarigheid spreke. Menigeen rigt er zich mede tot mij, die vroeger niet over U sprak; ook van Batavia heb ik brieven in dien geest gelezen. O what a noble mind is here overthrown!
Ik weet dat dit niet het geval is, dat Gij ook, nu allerminst, op dit standpunt kunt blijven stilstaan. Gefken en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koorders en de Ultramontaansche drijvers, hoe komt Saul onder de Profeten? Om, ezelen zoekende, een koninkrijk te vinden? Welk meester vond dit niet, vond iets beters, vond harmonie tusschen hoofd en harte en resignatie. Vele groeten. Alles liefs aan Mevrouw en Gideon! Als altijd de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeker laatste bijvoegsel, den 8sten des avonds.Op het oogenblik worden nog de brieven per fransche mail uitgedeeld, ik ontving: het Extra Nr. van 24 Augustus en den Bode van 26 met bijvoegsel. Het Algemeen Overzigt verraadt eene vaardige pen, al is de particuliere Correspondentie een - bluf. Mij dunkt, uit Uw fonds van litteratuur kondt Ge dat ligt iets meer karakteristiek maken. Uwe speciale Correspondent in de residentie echter is, zou Mr. J. van Lennep gezegd hebben, een man, die niet eens de familles van den tweeden rang in de hoofdstad zelfs bij naam kent. Welk een onjuistheden in zes regels! Mevrouw Huet vond, dat nicht Saartje zulke ‘nare’ verhalen deed en Gij discht ons eene Pleegzuster-Giftmengster op? O oostersch klimaat! Hebt Ge veel zulke lastige correspondenten? Schrijf het ronduit.
De Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXVII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pracht begraven. De middelmatigheid zal hem verheerlijken, maar in welken zijner leerlingen zal zijn geest voortleven? Ik weet niet of Quack, die heden acht dagen in Utrecht zijne inaugureele oratie denkt voor te dragen, er bij zal zijn. Hier is sedert mijne jongste weinig belangrijks voorgevallen dan de omwenteling in Spanje - een harde noot voor onze Ultramontanen; hun Conservatisme, niet het Radicale? plagt er zegevierend op te wijzen. De Bosbooms zijn naar Alkmaar geweest en hebben nog eens weer van harte Ontzet gevierd, die gelukkige zielen! S. de Sacy, P. Féval, Th. Gautier en Ed. Thierry hebben veel talent verkwist om Napoleon III in hun Rapport sur le Progrès des Lettres te verzekeren, dat de figuur van de fransche letterkunde in de laatste 25 jaren n'est pas du tout à dédaigner, tout est pour le mieux etc. Het is jammer van zooveel fijne distinctions, aperçus spirituels, zoo menig waar woord over le journal et le roman. Soms komt de waarheid door al die mooije woorden ongezocht aan het licht, la révolution de Février ne fut pas une révolution littéraire - ach neen, elle produisit plus de brochures que.... En verder, na nog eenige even juiste ontkenningen, dit woordje over Pierre Dupont: ‘Il réalise a peu près l'idéal qu'on se faisait d'un poète populaire et fut l'Auguste Barbier de cette révolution!’ Délicieux, presque de la Tarte à la crême, pour ce qui s'ensuit: ‘Quoiqu'il n'y eût aucun rapport entre ses Chansons et les Iambes.’ Waarlijk niet? Aanstaanden Zondag kunnen wij berigten van U hebben, wij zien er verlangend naar uit. Neem voor heden met dit weinige voor lief - doe onze groeten aan Mevrouw en Gideon en geloof mij de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXVIII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land, en toch woont er eene regtzinnigheid, zelfs die van Beets overtreffende. We waren om één ure weder onder de bogen bij den Dom, die naar het kapelletje leiden, dat Academiezaal heet. Hoe goed was het dat Alberdingk Thijm ons niet vergezelde, de Utrechtenaars zijn op hun beetje restaureerens van den Dom al zoo trotsch, maar zijn hart zou gebroken zijn bij den jammerlijken staat dier pijlers en dier gewelven, bij den bouwval, die eens bewonderenswaardig moet zijn geweest. Quacks vrienden waren trouw opgekomen; onder de jongeren onderscheidde ik Mr. C.A. Crommelin, Mr. W. van Heukelom, Mr. J.A. Sillem, Mr. N.J. den Tex, Sassenheim's burgemeester Mr. P. Lyndrayer, en last not least Mr. J.C. de Vries. Zij namen plaats in een bank tegenover den predikstoel. Ons ouderen, H.P. van Heukelom, Mr. J.T. Buys, P.N. Muller, Mr. S. Vissering, mijn persoontje, Joh. C. Zimmerman, Prof. R. Fruin, Prof. Veth, werd plaats aangewezen ter regter hand van den verbeidden spreker; een bank hooger dan wij zaten Prof. Jeronimo de Bosch Kemper - Quack's lieve leermeester Martinus van der Hoeven, was al begraven - en Prof. G.E.V. Schneevoogt. Weer een bank hooger, de hoogste van allen, was bestemd voor Staten, die ontbraken, en voor Curatoren, vertegenwoordigd door den heer van Rappard (niet onze levenslustige C.A.G., maar zijn oom, die eens Minister was), Uw oude charme, Utrechts burgemeester Mr. Kien, (naar het leven de oude heer Flink uit Klaasje Zevenster), de Gouverneur van Noord-Holland, Röell uit Haarlem, en een secretaris op wiens gelaat ik vruchteloos de ziel van dat drietal zocht! Ik heb mij straks aan dit gebouw van buiten bezien geërgerd, ik had moeten wachten tot we binnen waren getreden. Vochtig, koud, naakt, waren de witte wanden in schrille tegenstelling met den donkeren preekstoel, voorzien van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
galmbord, wat ben je me, met onze bruin geschilderde benaauwde banken. Tegen de muren hingen aan de eene zijde groote zwart geschilderde borden, op welke zeker eenige fastes der Universiteit met kladverf waren vermeld, aan de andere waren tegen de vensters eenige omhuifde banieren opgehangen. Boven de banken, tegenover den redenaar, voor het auditorium amphiteatersgewijze oprijzende, had deze het vermakelijk verschiet van een balconnetje. Dat ding had eene estrade en die estrade een middenvak, bestaande uit eene trofee van vlaggen, zich verheffende op trommen en trompetten. Ge zult straks hooren waartoe dat altaartje binnenshuis dienen moest. Doch het curieuste der ornamenten dier kapel bekroone de schets! Boven den preekstoel was op den witten muur een bruin tempeltje geschilderd en daarin stond boven een latijnsche inscriptie, den lof van Willem I, Koning der Nederlanden vermeldende, een buste van dezen, geschilderd gips, Goden en Menschen, met de schaduw aan de verkeerde zijde. O Zusterschap van het Ware, het Goede en het Schoone, door de studie der oude Letteren verkondigd! Daar gaat de vedel - wat drommel spelen die muzikanten op het balconnetje? maar we zijn geen oor meer, we zijn oog; de pedellen, de staven met zilveren zoomen ter hand, verkondigen der hooggeleerden komst. Heeft zich een hippopotamus in een toga uitgedost? Hijgende gaat Oosterzee als Rector Magnificus voor! Daar volgt de redenaar, a young Cavalier met de wuivende lokken, met knevel en spitsbaard - en achter hem, of het trio het dolste ter wereld moest zijn, glad en glimmende, Ter Haar! Als Oosterzee of Ter Haar over mij gaan zitten, wip ik de bank uit, had ik tot Muller gezegd, toen wij plaats namen, - maar de moeite werd mij bespaard, zij doken weg in den hoek tegen den preekstoel - wie waren mijne vis à vis? Twee menschen, twee mooije mannekoppen, Opzoomer en Donders, ascetisch en sensualistisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leven, beide in den goeden, schoonsten zin der woorden - maar de overigen - uilen, uilen van allerlei slag, kugchende, bibberende, dommelige uilen, volmaakt ziekelijke oude mannetjes, de stoven waard, die ook wij in de bank hadden gevonden, maar er dadelijk uit doen wegnemen, doch wier stank zij verdroegen, het deed hunne koude voetjes zoo goed! Koddigst van allen, karikatuur Cham waard, nicht nur weil er Franzosen friszt, was Uw vriend, Uw behoudende vriend Vreede, - ik zag eens naar den Inspecteur Schneevoogt om - hij zat achter ons, het was een waarborg bij eene mogelijke vlaag. Intusschen vedelde de muziek maar al voort, men beweerde een gearrangeerde marsch van Händel - doch waarvan het tempo aan een deuntje uit de Variétés was ontleend, er ontbrak niets aan dan de cigaar en 't grogje. Quack wenkte dat geraas op te houden, hij begon en weldra waren wij in eene andere wereld. Geene sterke, doch eene zeer verstaanbare stem, weinig gebaar, doch dat weinige innemend door de flinke gestalte en het schoone gelaat, gedachte, gevoel, geest, het was meer dan genoeg om ons te boeijen, het was de borg der zege, al had het geheel eigenlijk iets onhollandsch. Lastig schepsel dat ik ben, - die aan dezelfde gebreken lijde, een te goed geheugen te hebben voor aardigheden elders gelezen, om die niet te pas te brengen en daardoor (zie Geel) ‘bont worde,’ die nooit iets in het publiek voordroeg en daardoor niet wete, wat eene stem vermag, hoe laag effect valt te weeg te brengen. ('t Slot van bl. 9). We kregen Grieken en Romeinen, maar zoo ingeleid, dat men ze gaarne welkom heet - de Feodaliteit werd krachtig geschetst, - de Moderne Tijd vond in den oud-gidsiaanschen stijl hare tolken in schilders van het Trippenhuis, ik dacht dat de uilen over mij zouden opvliegen toen in de twee fransche schetsen de zweep door de lucht gierde: Rousseau in Utrecht gehuldigd, Guizot in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht uitgekleed. Maar neen, zij bleven zitten, zoowel de Stichtsche Conservatieven over, als de Leydsche doctrinairen naast mij. Na het historische overzigt, de ideale Staat regt doende aan de ideale Maatschappij, men werd warm ondanks de koude van het kapelletje, de gedachten beurden op, het gemoed sleepte mee, er kwam leven onder de jeugd, die tot nog toe haar lof had verkondigd door te luisteren; zijn regenboog (bl. 25) was de liefelijkste dien ik ooit zag. De woorden aan Curatoren en Professoren werden goed voorgedragen, de lof aan v. Rees en de eersten was hoog genoeg gestemd, maar hoe U het effect te beschrijven zijner opwekking aan de studenten? Zoo iets hadden zij in dat zaaltje nooit gehoord, zoo iets bezielends was nog nimmer over hen gegaan! Toen hij den katheder verliet, toen hij langs hen ging, brak de toejuiching los, - hij zal het trots de uilen kunnen uithouden, dacht ik, de vogelen des dags zijn op zijne hand! Den volgenden dag kwam Quack op zijn terugtogt naar 's Hage - hij zal eerst heden zijne colleges openen - een bezoek afleggen, eigenlijk over U praten; de wijze op welke men U in het publiek de verleden maand verguisde, had hem diep getroffen. Hij wenschte te vernemen, wat ik van Uwe stemming wist. Ik deelde hem Uwe brieven, Uwe opstellen in de jongste Java-Bodes mede. Hij zag met mij de wolk die bij Uw jongste verblijf ten onzent op Uw voorhoofd rustte, daar nog hangen. De hoofdindruk Uwer brieven is somber, vele Uwer opstellen, de belles phrases mais des phrases après tout. Hem bragt Ge menigen jongen Hegeliaan te binnen mit sich selbst zerfallen! Maar hij was met mij van gevoelen, dat deze stemming slechts eene voorbijgaande zou zijn; tot elken prijs, dacht hem, moest Gij aan de Javabode blijven en U in Indië rehabiliteeren. Wie wenscht het vuriger dan ik? Quack beloofde te zullen overleggen of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er intusschen hier iets ter wijziging der publieke opinie te doen zou zijn. Volgens zijn gevoelen hadt Gij het minst van allen, de portée Uwer jongste onvoorzigtigheid begrepen. Het scheen mij zwaar toe uit dergelijke beschouwing aanleiding te nemen een opstel ten Uwen gunste te schrijven. Sedert is de Gids verschenen. maar zonder een woord van Buijs, als Quack mij verwachten liet. Doch dat is geen wonder, de traagheid, de onverschilligheid zit bij de Redactie erger voor dan ooit - de dwaze uitvallen van Gorter, October Nr., waren gedrukt zonder dat iemand die eigenlijk had gelezen! O schutsgodin van Hollands Letterkunde! Sedert hebben diegenen onder Uwe betrekkingen en vrienden, welke weinig op de hoogte zijn van de gelegenheden waarmede en den tijd waarop telegrammen van Java hier kunnen aankomen, in de pijnlijkste onzekerheid, in ware smart ettelijke dagen doorgebragt door het algemeen verspreide gerucht van Uwen dood! Ik had het drie weken vroeger reeds aan de beurs gehoord, maar daar ik niet vergeefs zoo lang met vrienden omging, die aan de inwendige kritiek deden, dadelijk de bron nagespoord, binnen drie minuten was de angst voorbij. Men had in Haarlem een brief hooren lezen, men had dood verklaard, niet dood vermoed enz., enz. Sedert liep het praatje te Leiden. Quack ontving er een telegram over van Buijs, Quack ging naar Koloniën en een adellijk referendaris gaf hem ten antwoord: ‘Wij hebben er geen berigt van, maar onmogelijk is het niet!’ Daar komt Dingsdag acht dagen het Dagblad en jaagt der goede Mevrouw Bosboom den schrik op het lijf, als Uwe famille te Dordt, als allen die niet goed ingelicht zijn. En de volmaakte Journalist - in zijn eigen oogen - A.C.G. van Duijl, neemt het over en de Amsterdammer doet desgelijks.... Ellendige troep! Als Gij niet zoo verkeerd hadt ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handeld, hoe zou men dat volk aan de kaak kunnen stellen! ‘Eerlijke lui!’ het mogt wat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 5den voortgezet.Wees gerust van de zeven daaropvolgende dagen geen verhaal te slikken - ik spring een week over, ik kom tot verleden Zondag, toen wij den aangenamen brief van Mevrouw Huet ontvingen. Als Gij er Uwe positie zoo aangenaam vindt als HEd., welk een gelukkig leven zoudt Gij leiden! Waarom zou ik niet hopen, dat die dag eens aanlichten zal? Uit den storm, die nu om U raast, zult Ge verpligt zijn het roer met vaste hand naar eene haven te rigten, - dat ik er U vast zag aangeland! Ik weet niet, Mijnheer de Redacteur! hoe veel moeite U de zamenstelling van het Javaansche gedeelte van Uw blad kost, - maar zou het onmogelijk zijn, dat uit de verschillende streken, door het bijvoegen van kleine bijzonderheden, niet slechts lokaler kleur te geven, maar ook voor den Europeeschen lezer wat in belang te doen winnen? Uwe mededeelingen van Europeesch nieuws zijn voor mij interessant om de keuze der stukken en de kleur, die Gij die geeft, Trappist, die van tijd tot tijd in Uw kist gaat liggen,Ga naar voetnoot1 volg mijn raad en lees ze na twee of drie maanden eens over. Gij zult zien dat de constitutioneele landen, Italie en Engeland b.v., het beter maken dan Gij geloofdet, dat Spanje het zonder de koningin en haar man weet te stellen - dat le gouvernement personnel in Frankrijk zijne aanhangers verliest, zelfs Edmond About! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Voorspoedig MinisterGa naar voetnoot1 is eene belofte van volgende degelijke opstellen. Foei, dat Gij GladstoneGa naar voetnoot2 zoo miskennen kondt tegenover dien draaial d'Israeli! In de kwestie Smets zijn talent en fatsoen op de zijde Uwer medearbeiders, vergeleken met die van het Nieuw Bat. Handelsblad, het eenige dat wij tot nog toe hier hebben. Maar in de zaak zelve there seems to be something rotten in your state as in so many else. De Haagsche Correspondent, - wie drommel mag het zijn? - heeft over Lidewyde handiger geschreven dan onze hollandsche journalisten plegen te doen. Wilt Ge weten wat de hoofdfeil van het boek is? Het werd mij dezer dagen duidelijk in de volgende woorden: Ein dutzend und mehr hässliche und hassenswerthe (Figuren) in einem (Romane); begreift der Mann nicht dasz er seine ganze Unternehmung zu ruiniren auf dem Wege ist? Welcher Liebhaber wird es seiner Schönen, welcher Gatte seiner Frau, ja welcher Vater seiner Tochter verehren u.s.w. Er doet zich een ander hooren. Ich will einen Vorschlag zur Güte thun, diese Darstellungen des Verabscheuungswerthen sind nicht die ersten die wir in (Romanen) finden; unser wackerer Chodowiecki (de tijd komt aan 't licht waarin het boek geschreven werd) hat schon manche Scenen der Unnatur, der Verderbniss, der Barbarei und des Abgeschmacks in Kupfern trefflich dargestellt; allein was that er? er stellte dem Hassenswerthen sogleich das Liebenswürdige entgegen - Scenen einer gesunden Natur, die sich ruhig entwickelt, einer zweck- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mäszigen Bildung, eines treuen Ausdauerns, eines gefühlten Strebens nach Werth und Schönheit. ‘Die guten Weiber’ von J.W.v. Goethe. Gij ziet het - ik blijf de oude, het kritiseeren wil er niet uit. Als ik mij soms de reeks van brieven voorstel, U naar Java geschreven, dan vrage ik mij zelven af, hoe Gij geduld hebt gehad, die te lezen? Ik zou de afkeuring uit Uwe kortere antwoorden opmaken, - als Gij U van den aanvang af niet in Uwe houding belemmerd hadt gevoeld. Uw brief van 26 Sept. is in dat opzigt een der minst gedwongene, - als U mijne Liedertafel Poëzy genoegen heeft gedaan, was het stukje van harte tot Uw dienst! Ik zal er gaarne bij gelegenheid mede voortgaan; maar Gij weet het, je suis le solitaire - die zoo zelden s'avonds de deur uit kom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk laatste zijdje.En nu eens rondgezien in den kring onzer kennissen of er iets meldenswaardig in de laatste veertien dagen gebeurd is? It is all barren! of het moest U interesseeren dat Mevrouw X weder in eene interessante positie verkeert - of dat prof. Hertz, dien wij uit Greifswald haalden, eene vage inaugureele oratie hield over pathologische anatomie, beginnende met vijfhonderd jaren voor Christus! of dat eene uitgave van f 8000 door onzen Raad is geweigerd om de stad van electrische klokken te voorzien, 190 klokken, waardoor ieder burger zou hebben geweten, hoe laat het was, voor zoo weinig geld. Alle groote steden hebben er, Berlijn, Parijs, Brussel, rat en a, chat en a, taupe aussi, wij niet!? Of dat de Parkcommissie - de commissie van het Vondelspark, Mevrouw! - eene circulaire heeft rondgezonden, met eene teekening, waarop een laan à la Longchamps voorkomt, om het terrein tot den Amstelveenschen weg toe uit te breiden, als wij maar f 130 mille bijdragen? Spijt het spotziek glimlachje, dat ik van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verre zie, - ‘de glinsterende oogen van die Amsterdammers’ - wensche ik dat de commissie slagen moge. Eene zaak die mij meer nog ter harte gaat, de schilderijen op het Trippenhuis, aan het gevaar van brand blootgesteld, vindt minder sympathie. Het Museum Willem I zal wel een vrome wensch blijven als het Paleis der Staten Generaal. Als het mij niet om het behoud onzer laatst overgebleven erfenis te doen was, zou ik er mij weinig om bekreunen, - misschien zouden de gebouwen maar een paar voorbeelden meer worden, hoe men niet bouwen moest. We zijn een leelijkheid van dien aard rijker geworden uit eene kas die ons een model had kunnen leveren: het kwam bij de Nederl. Bank op geen geld aan. En toch heeft zij maar een massa steen gebruikt om nog niet eens den indruk van een massief gebouw te maken. Waar men den moed vandaan haalde, in een stad die frontispices heeft als de bas-reliefs van 't Raadhuis, een paar wezens in den gevel te zetten als bij de Bank, weet de hemel. Twee dames kijken elkander in het middenvak aan. De gymnastie gaat ver in onzen tijd, maar voor halzendraaijen als die juffers doen, beware de hemel alle jeugd. Vooral de linksche is ver in tours de force, rakelings gaat haar regter arm naar beneden en daarover kijkt zij zus aan.Ga naar voetnoot1 Tusschen haar beide is een anker geplaatst, wat klein voor de dames, maar reusachtig groot in evenredigheid van het speelgoed dat zij in de hand hebben. Verbeeld U, de rechtsche draagt een scheepje, - o zoo lief, Gideon! - en de linksche een locomotiefje, maar dat eischt door de plooijen haast een kijker als Ge 't zien zult. Men belooft ons nog een curiositeit, maar ik wacht het verdwijnen der schutting af om haar te gelooven. Het huis van den president Mees naast de Bank heeft zijn stoep en boven- en benedendeur verloren - voortaan zal hij door de groote poort binnenschrijden. Maar in de deuren der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groote poort zal een klinket worden aangebragt voor een gangetje waardoor de meid voor zal komen om melk te nemen! Gij ontvangt met dezen: Quacks Oratie en mijne Poëzy. Wees nogmaals gedankt voor de trouwe zorg aan de laatste gewijd. Vertel in Uw Java-Bode eens wat Gij van de eerste oordeelt, en zeg mij in Uw eerstvolgenden of ik genoeg heb toegelicht! Kruseman was heden hier om sprekers te werven voor Volksvoordragten en Haarlem lezingen van moderne Dominees te bezorgen. ‘Wij gaan onder in een zondvloed van orthodoxie - alle arbeid van Huet dreigt vruchteloos te zijn geweest, dat mag niet!’ Vele groeten van ons beide aan U drietjes.
Als altijd de Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXXXIX
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreven, die mij dezen vertrouwelijk heeft medegedeeld. Gij weet niet, welk een genoegen mij de opgeruimde toon waarin hij geschreven is, heeft gedaan. Moge Uwe hoop, dat Gij Uwen Bode zult doen slagen, zich bevestigen in spijt van al de zwarigheden door onze vriendschap voorzien en waaronder wij sinds weken gebukt hebben gegaan. Waardeer Uw klimaat, het onze is tot zijne oude grilligheid teruggekeerd. Van de sneeuw en de vorst, waarover uit Engeland geklaagd wordt, hebben wij hier nog geen hinder; enkele hagelbuijen des daags, van de nachtvorsten merken menschen van onzen leeftijd niets. Slechts de banketbakker Reich aan de overzijde laat de dunne schijfjes ijs inzamelen. Gister, Zondag, was de wind Noord, en hebben wij bij prachtigen zonneschijn een togtje naar Utrecht, naar v.X. gemaakt. Er was drie malen tusschen ons sprake geweest van een togtje naar de brug van Culemborg; drie malen afgesprongen om het slechte weder of kleine ongesteldheden, is er ook gister niet van gekomen, en toch hebben wij ons heerlijk geamuseerd. De dames maakten een tochtje in de coupé, wij wandelden, ik zal de oude Bisschopsstad spoedig op mijn duimpje hebben. Verbeeld U, hoe vreemd het in de wereld gaat. Tot de weinige intieme kennissen van Mevr. v.X. in de onverdraagzaamste stad van ons vaderland, niet enkel onverdraagzaam op het punt des geloofs, behoort Mevrouw H. Ik heb de beide dames niet zaam gezien, maar vind de sympathie allernatuurlijkst. Van H. gesproken, Gij zult uit de couranten zien, dat de Rotterdamsche doctor van dien naam (doctor in de chemie, in Duitschland gepromoveerd) de ijverige inzamelaar voor Mevrouw Douwes Dekker, alhier tot Directeur der Handelsschool is benoemd. Het doet mij voor den flinken mensch veel genoegen. Inkomsten zouden het voor Quack tot een beter baantje hebben gemaakt dan het Utrechtsche professoraat, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't geen uit financieel oogpunt gezien, bitter tegenvalt. De hemel geve dat hij nu wat gist in de duffe brouwerij van de Gids brenge, waarin Gij alleen thans nog merkwaardigheden ontdekt. Als Gij er in slagen mogt, ondanks al de donkere bladzijden mijner laatste brieven, die bij Uw optimistischer epistel aan Mr. Charles een verbazend vreemden indruk maken, Uwe positie te Batavia te handhaven, dan zoudt Gij misschien in Quack den correspondent kunnen vinden, dien Gij in mij zoekt. Hij heeft tijd over en zijn talent apprecieert Gij zoozeer als ik. Wat zou het mij verheugen als Gij hem ondanks al onze prognostics, in antwoord engageeren kondt! Ik behoef wel niet te zeggen, dat hij geen woord van dezen voorslag weet. Volgens de telegram van 21 October is Bestevaer - trager dan ooit de Ruyter was - toch eindelijk aangekomen! Dat zal een vreugde voor Gideon zijn geweestGa naar voetnoot1 dien ik gister bij de kinderen van X. zoo vaak heb herdacht. Ik behoefde die herinnering niet om naar het verlangde paard uit te zien, maar tot nog toe is al mijn snuffelen vergeefs geweest. Maar wij geven het daarom niet op, jongske. Ik heb U over Uwen broeder P. niet geschreven vertrouwende dat de Leidsche Gracht dit uitvoeriger zoude doen. Mijne bezorgdheid over den opgewonden toestand waarin hij gedurende den laatsten tijd verkeerde, is gelukkig door de berigten uit America beschaamd, - hoe is het dat ik zoo zwaartillend worde? Overblijfsel mijner ziekte van verleden jaar? Peut-être, mijn goede vriend E. van Kempen lijdt op dit oogenblik aan dezelfde kwaal en is even morose als ik. ‘Verband van lijf en ziel,’ zegt Schneevoogt, die heden ochtend hier was om over Bakhuizens studietijd te spreken. Dat boek gaat vooruit als de pelgrims naar het heilige land, snuffelen zonder einde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neem voor heden met deze zamenspraken zonder zin voor lief. Hartelijke groeten van ons beiden à Vous Trois.
T.à.t. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXL
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons leven gaat zijn rustigen gang, wij wisselen onze stille avondjes nog al eens af door een bezoek bij van Lier. Julie Herrlinger, eene allerliefste actrice uit Wiesbaden, gaf hier in de laatste maand eenige gastrollen, zij speelde zoo natuurlijk, zoo ongedwongen, met zooveel gevoel en talent, dat men den overigen acteurs hunne middelmatigheid ten goede hield, dat ik, wat meer zegt, de Charlotte Birch-Pfeiffertjes bij wijle genoot. Dorf und Stadt, eene navolging van Auerbachs die Frau Professorin was echter zwaar te verduwen. De geleidelijke overgangen in het boekske werden op het tooneel gemist, en het blijde einde was inderdaad ondragelijk. Maar die Grille daarentegen viel te zien, viel zelfs toe te juichen, als men in vervlogen tijd La petite Fadette niet had ingezien. Het zal wel daaraan liggen, dat het sujet van George Sand geheel poetisch is, terwijl Auerbach altijd een greintje philosophie in zijn onderwerp mengt. En aan de laatste deed die veelschrijvende Mad. Charlotte Birch Pfeiffer haar leven niet. De rondzending der present-exemplaren mijner Poëzy heeft me menig aardig en hartelijk briefje bezorgd, de meeste ontvangers zullen zoo goed zijn eens een beetje aan de historie van Florence te gaan doen. Raad eens wie er het meest van weet, die de situaties dadelijk begrepen heeft, die mij hoop doet voeden dat het niet geheel onopgemerkt zal voorbijgaan? Gij meent Alberdingk Thijm en Ge bedriegt U, hij heeft de gansche verleden maand doorgebracht met het stellen van een franschen catalogus der nalatenschap van Royer's pleisterwerken, afgietsels, statuetten, ontwerpen der standbeelden, unicums, als hij die noemde. De uitslag heeft niet aan zijne verwachtingen beantwoord. Verbeeld U, hemel en aarde worden in beweging gebragt om Amsterdam zijn Kunst-Academie te doen behouden. En in datzelfde stadje bedingt in één publieke auctie een zorgvuldig afgietsel van den Laocoon de ongeloofelijke som van dertig centen en een dito van een zeldzaam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schoonen Amor twintig dito. Kooper was Strackee, die met minder middelen dan Royer een armzaliger leven leiden en er niet minder Nederlands beeldhouwer om wezen zal. Alb. Thijm dus niet, maar wien dan? Jan Heemskerk Bz.? Ook niet, al is hij mij dankbaar dat ik Ozanam en Fauriel in zijn geheugen heb herroepen. Gij raadt het niet? Welnu, het is niemand anders dan J.P. Hasebroek! De arme Vriend, verleden Zondag zit hij om der wille zijner keel te huis, gaat naar boven eenige boeken krijgen, komt er den trap mee af, valt en breekt zijn linkerarm. Erger dan dit, verscheurt hij zich het beenvlies op verscheidene plaatsen en zal dus langer pijn moeten lijden en langer rust moeten houden dan zoo het enkel eene armbreuk gold. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 December.Het oude Amsterdam legt het tegenover hare mededingster aan de Rotte droevig af! Dr. Carl Vogt, de beroemde of beruchte Natur-Historiker al naar mate Uwe waarheidsliefde er zich in voegt, of Uw aesthetische zin er zich aan ergert dat hij beweert dat wij van apen afstammen, Carl Vogt is op dit oogenblik in Holland en houdt in Rotterdam zes Vorlesungen (Einen Cyclus von) über: Urgeschichte des Menschen. Aanlokkend zijn de onderwerpen juist niet.
Drooger, harder Menu valt moeijelijk zamen te stellen, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toch werd er à f 7,50 par tête binnen twee uren te Rotterdam ingeschreven tot een bedrag van f 1200. De eerste lezing bevestigde den roep, die in Duitschland van 's mans voordragt uitgaat. De zaal was te klein - eene grootere moest worden gehuurd. Welnu, onder den indruk van dien triomf beproefde de Duitsche Club alhier ook inteekenaren te verwerven op eenige voorlezingen en maakte fiasco. Een gedeelte was te vroom om zulke ketterijen te gaan aanhooren, - een grooter, het grootste gedeelte, zou liever f 7.50 voor een fijne flesch geven en driemalen die som voor een fijnen schotel. Ik had mij gevleid dat het Hollandsche element het Duitsche beschamen zou.... fut! In de societeit van welke Uw broeder Charles president was, lag eene lijst, op welke Joh. C. Zimmerman had geteekend, die mij ten genoegen aanbiedend. Wij waren de eenigen, toen hij werd nedergelegd, wij waren de eenigen gebleven, toen hij werd weggenomen. Dweep nu nog met zulk een publiek, of doe er Uw best voor! Gij schijnt voor het Uwe al reeds even weinig opgewektheid te gevoelen, om te werken. Neen, ik ga mijne belofte in het begin van dezen afgelegd, niet breken, trève de politique, ik bedoel alleen de teleurstelling mij door Uw feuilleton bereid. Eene gansche bladzijde is in den regel - papier blanc en de bedrukte: ô Hou (vergeef mijn rondheid dit)
Uw hart en blaadjes even wit
zeg ik soms met Bilderdijk's albumversje, als ik onder adders en slangen en de hemel weet niet wat al meer gebroedsel eene plaats uit Allard Piersons Schoonheidszin aantreffe. Als de Oosthoek ten Uwent het blad inderdaad met belangstelling leest, zijn die menschen dan niet wat op te heffen door degelijker voedsel? Sedert ik U het laatste schreef, is Millies, die lang aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene gevaarlijke kwaal leed, beweert men, onverwacht gestorven. Zoo iemand, hij was het bewijs hoe veel ook een begaafd man mist, als hem, bij de vele gaven van geest, de sterkte des lichaams ontbreekt. Bij wijlen was hij de risée zijner studenten, hij de schrijver van Een Wapenschild, hij die de Franschen op het Internationaal Congres respect inboezemde ‘par son petit bagage de science!’ Waar is de dag, toen hij ons in geestdrift ontgloeide voor zijne Javaansche kennis - en Gij, Störenfried, Uw Vanity Fair schreeft? Het gerucht wil, dat P.F. Hubrecht, de voormalige secretaris der Rotterdamsche Bank, die veel geld verloren heeft - de Bank althans ou plutôt les actionnaires, vous savez, c'est leur état - dat P.F. Hubrecht de hoofdredacteur zal worden der nieuwe liberale Courant. Maar ik houd het voor niet meer dan een praatje, want de aandeelen à f 100 en à f 10 zijn verre van te zijn geplaatst. Het tweede deel van Erckmann-Chatrians Histoire d'un paysan is uitgekomen: La patrie en danger - het heeft groote aanschouwelijkheid van voorstelling, maar weinig gang. Van het derde deeltje, dat nog niet verschenen is, beloof ik mij meer! Daar hebt Ge nu zamenspraken zonder zin, meer dan Ge verlangt misschien, - hoe zeer zal ik het uur zegenen, waarin ik weer lust zal gevoelen U meer dan deze te schrijven, waarin ik weten zal wat wij voortaan voor elkander zullen - kunnen - zijn. Ik kan mij U niet voorstellen à votre aise in den kring van Gefken, Koorders, Insinger, en goede Hemel! Wassenaer v. Catwijck en Saaimans Vader! Weest met U drietjes hartelijk van ons beiden gegroet.
De Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXLI
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanschaffen. Het moet ‘een overvliegend’ vernuft zijn, zou Hooft zeggen, want zal de man bij het buitenland niet achter staan, dan dient hij doordrongen te zijn vom culturischen Werth der Musik. Riehl mag aanspraak maken, er het eerst de aandacht op te hebben gevestigd, voor een vijftiental jaren in zijne Musikalische Characterköpfe; hij voer voort het onderwerp in zijne Culturgeschichtliche Novellen te behandelen. Sedert waait die lucht U uit allerlei voortbrengselen der Hoogduitsche Litteratuur te gemoet. Er wordt werk gemaakt van de historie der muzijk, en zelfs Uw onmuzijkale dienaar begint in de stof belang te stellen. Daartoe heeft een nieuw boek van Gervinus niet weinig bijgedragen: Händel und Shakespere. Hij droeg het op aan Fr. Chrysander, die een Leven van Händel schreef, dat ik hoop te lezen. Maar wat vooral aan het werk van Gervinus waarde geeft is eene proeve der aesthetika der toonkunst, die de vergelijkende beschouwing van Händel en Shakespeare voorafgaat. Het is een verrassend bewijs, dat de geschiedschrijver der 19de eeuw de gave boeijend, en zelfs sierlijk te schrijven, nog in groote mate bezit. Ik zou het U zenden, was het niet in zoo zwaren, schier perkamentachtigen papieren band uitgegeven, dat de port over de post meer zou bedragen dan het werk kost. - Per schip? die wijze van verzenden lacht mij weinig toe: laat me zien welke vlugt Uw feuilleton neemt en ik zal Joh. Muller een exemplaar in losse vellen doen komen. Was het onder dien indruk, dat wij ons gister volmaakt geamuseerd hebben onder eene uitvoering van Judas de Macchabëer, een Oratorium van Händel? Ik geloof ja, want ik ben anders niet muzijkaal genoeg, om de ariaas te waardeeren, vol trillers en roulades - de prototypen der latere overdreven kunstjes van dien aard. Wat alleen den avond waard was, wat ik niet zal vergeten, is het choor van jongelingen en jonge dochters: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
See, the conquering hero comes!
Geen leven van Nelson, geen leven van Wellington, waarin deze er niet à satiété mede worden begroet. Het is Engelsch traditioneel, Engelsch karakteristiek geworden, als de lijkmarsch uit Saul. En toch heb ik nooit zoo het vermogen der muzijk gevoeld als bij den indruk door de weinig beduidende woorden:
Chor der Jünglinge.
Seht den Sieger ruhmgekrönt!
Schallt Trompeten, Cymblen tönt,
Festlich streut den Lorbeer hin,
Preist im Sieglied feiernd ihn.
Chor der Jungfrauen.
Seht er kommt in Siegesglanz!
Singt zur Flöt und schlingt den Tanz,
Ros' und Myrthe, zart belaubt,
Umkränz' des Helden göttlich Haupt.
Voller Chor.
Het was verrukkend en vervoerend tevens. Ik verbeeldde mij de overwinnaars van Sadowa te hooren, koning Wilhelm begroetend en ik vergat voor een oogenblik al het geraaskal van dat gekroonde Hoofd: Ich habe den Frieden gewollt, aber Gott hat den Frieden nicht gewollt, darum griff ich zum Schwert. ‘Wij appelen zwemmen ook’, plagt van Hasselt te zeggen. Gij bemerkt, mijne opgewondenheid is voorbij. Heije, Moll en tutti quanti doen hun best de bescheiden op te sporen waaruit eene geschiedenis der oude Nederlandsche Musici zal te schrijven zijn. Ik wensch hen van harte gelukkig te slagen, maar het boek over die oude heeren, welke zoo ver waren in de leer van het Contrapunt, belooft geen prettige lectuur! Het was bij twaalven toen wij te huis kwamen, les plaisirs prolongés zijn om den wille der koffiekamers nog altijd aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de orde en toch is Sophie heden ochtend te negen ure naar de Nieuwe Kerk getogen. En om wien, denkt Ge? Heugt het U nog, hoe wij op een prettigen dag van Soestdijk terugkeerend, in schaduw van den Dom een breeden dikken rug zagen, den rug van een eerwaarde die over den Catechismus had gepreekt. Om niemand anders dan om dien welgedanen, om Nic. Beets - die hier bij Hasebroek zou hebben gelogeerd, maar bij Oyens, G.H. de Marez Oyens, een Conservatief, een Orthodox, zijn intrek nam. De arm van Hasebroek wordt langzaam beter. Beets heeft Donderdag in de Jongelings-Vereeniging en Vrijdagavond te Zaandam gelezen, morgen woont hij de zitting der Akademie bij, ce que c'est que d'utiliser son temps. Bloost Gij niet bij de vergelijking, of is het klimaat een schild tegen tout retour salutaire sur nous-mêmes? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 December voortgezet.Het laatste blaadje even inziende, want het geheel is te flaauw, om het nogmaals door te loopen, bemerk ik, dat ik Nicolaas Beets het onregt aandeed, zijn tekst niet te vermelden, den ouden Dominé het verdriet er hem naar te laten gissen. Het was een oud maar waar woord, een woord Hiob's: ‘Heeft niet de mensch een strijd op aarde?’ Och ja hij, al is men de gevierde humorist, poëet, academist en wat niet al? dien ik gister morgen ontmoette en braaf heb geplaagd over zijne verklaring in zijn lofrede op van Lennep, dat Eduard van Gelre zijn mooiste vers was. ‘Het is niet waar en Gij zelf meent het niet.’ Hij schold mij onverbeterlijk. Ik voeg bij deze letteren het oordeel van E. Mohr over Mr. Jakob in het Magasin für die Litteratur des Auslandes in Berlijn verschenen. Die klassische Vollendung der verzen daargelaten, is er menig betrachtenswaardig woord in. Uwe laatste nommers Java-Bode zijn mij eerst Maandag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geworden. Kost het materieele U veel tijd of gevoeldet Gij onder den storm weinig lust? Het Inlandsch onderwijs is een goed artikel, maar het getuigt niet van inspiratie. En het feuilleton? Een opstel uit het Dagblad van den Conciliant!! Bali neemt eene eervolle plaats in, maar zoolang als Ida Madeh Rahi ons ontsnappen blijft, gelooft men hier aan geen duurzame rust. Hoe wenschte ik, dat wij drie maanden verder waren en wij goede berigten van U hadden. Ik zou U dan gaarne van tijd tot tijd eenige losse vellen uit pas verschenen boeken zenden, om Uw feuilletons meer actualiteit te geven. Of wanhoopt Gij in dit opzigt aan Uw publiek en is het tout comme chez nous? Sedert Uw broeder Pieter ons verlaten heeft, is door het Handelsblad, naar ik hoor, de vermelding der publieke vermakelijkheden (van beoordeeling is geen sprake) opgedragen aan zekeren heer H., vroeger predikant, alzoo modern! De man heeft in stijl nog veel te leeren want Zondagavond vertelde hij ons tout rudement, dat de heer Loiset een volbloed hengst met het gelukkigst gevolg voorstelt en kent dien man eenige eigenschappen toe, waarop slechts het dier aanspraak zal maken. Welk een taak heeft H. in onzen tijd op zich genomen - het publiek aarzelt aan wien den krans toe te kennen, aan den wezenlijken aap Cocumbo uit het Cirque of den aap Domi (de heer Stein) waarop Judels de menigte onthaalt, als de Negerwraak wordt vertoond! O vooruitgang der beschaving - Wiselius wendde zich van het tooneel, toen Tekeli of het beleg van Mongatz beurt ging houden met Hondentrouw of de moord in het Bosch van Bondy - en Goethe gaf de theaterdirectie op, toen een viervoetig dier de hoofdrol op den schouwburg van Weimar vervulde. Thans zijn de apen bij ons aan de orde, ou reste le progrès? - Er schijnt een beter tijd voor de Gids | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te zullen aanbreken - al is het in de aflevering voor December nog nacht. Oostersch Atheïsme, van Van Limburg Brouwer, is te genieten, schoon de liefhebbers weinige zullen zijn. - Dubbelzinnige Politiek, van Buijs, wordt door den Nieuwen Rotterdammer geëxploiteerd, maar schijnt mij taai. Huysmans, de vriend van Veth en 't rechtlijnig teekenen, is nog altijd aan 't zeuren. Wie dat lezen kan verslindt zeker Westrheene's In Engeland. Mijn nommers voor 1868 bleven grootendeels onopgesneden, en toch is er verwachting. Toen wij uit de Redactie traden, wenschte ik de homogeenblijvers veel genoegen en veel geluk. Het schijnt dat zij niet zoo homogeen zijn gebleven. Het leed maar korten tijd, toen was het stoppelvuur des ijvers, van de Gids een geleerd tijdschrift te maken, uitgedoofd, - men werkte weinig, men werkte niet, men vulde. En J.C. Zimmerman droeg zorg, dat er aan vulsel nooit gebrek was - hij legde de ontvangen stukken terzijde - als er behoefte was had hij maar van den stapel te nemen - gecirculeerd hadden de bijdragen niet, maar verjaard waren ze - aînesse geeft zoo goed regt op plaatsing als mérite. Het debiet bleef toenemen, maar ik was niet de eenige die met de Redactie den draak stak. Eindelijk schijnt dit te hebben gewerkt! Zondag is op de ochtendvergadering besloten: Quack tot Secretaris te benoemen, de verantwoordelijkheid op zich nemende, het tijdschrift actualiteit te geven. Muller, die mij deze bijzonderheden mededeelde, zegt, dat, ware dit voorstel niet aangenomen, Buijs en hij zouden zijn afgetreden - voor den tijd heeft men zijn schamelheid niet ingezien. Als mij tijd overblijft, sluit ik bij deze een vertaling in der jongste Staatkundige Beschouwingen uit de Rivista Contemporanea. Het woord over den Paus trof mij door zijn waarheid. De redeneering over het Volmaakte Parlement frappeerde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij door hare naïveteit. Hoe weinig juist beoordeelen wij in den regel toestanden in welke zulke droomen (pia vota) nog den lezers belang inboezemen, nog het publiek worden opgedischt in het eerste tijdschrift van Turijn. Don't you wish you may get it? zou een Engelschman met zijn practischen zin er van zeggen. Intusschen leer ik er uit de naïveteiten van Buijs zachter te beoordeelen! Als nu de geheele passage eens achter moest blijven, zoudt Gij de volmaaktste zamenspraak zonder zin ter wereld ontvangen. Maar daarvoor ben ik minder bang, dan dat Gij een gedwongen vertaling in moeijelijk schrift zult ontvangen. Schrijf het mij ronduit als ik Uwe oogen te veel verg - mij is het gezellig verkeer naar den geest een genoegen, maar het moet U geen last worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de beurs den 16den gesloten.Aan de beurs liep het gerucht, dat Fock zoude aftreden en door Thorbecke of Geertsema worden vervangen, dat Van Lilaar de plaats zou ruimen voor Van Meerbeke, die kort geleden voor den Hoogen Raad is gepromoveerd. Fock zou dan Gouverneur van Overijssel worden en Lilaar lid van den Hoogen Raad. Booze tongen zeggen, dat Koorders voor 14 dagen in Dullert zijn meester in brutaliteit heeft gevonden, en daardoor gesuperdiaboliseerd, uit ergernis bloed opgaf. Eergister sprak hij in de Kamer eenige weinige woorden over het Pavilloen te Haarlem en boette het met eene herhaling van dat treurige verschijnsel. Onwillekeurig heeft de lieve Gideon onder de laatste voorvallen geleden, maar dat valt te herstellen, zoodra wij berigten ontvangen, dat Gij den storm daar te boven komt! Wij wenschen het zoo hartelijk! Uw laatste brief laat niets bij den mijnen te wenschen over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gij spiegelt ons Uwen toestand af, zooals die is. Dat Gij U niet opgewekt gevoelt, uitvoeriger te schrijven, valt te begrijpen. Als Gij eerst weêr met den waren lust werkt, zal dit van zelf wel komen. Op het bange jaar volge een blijder! Van harte alles goeds! Vele groeten van Sophie.
Als altijd De Uwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CXLII
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sta de wereld stil. ‘Neen’, verzekert hij ons in het Handelsblad, ‘als er iets bijzonders ware voorgevallen, zou ik een apart blaadje hebben gegeven.’ Het is nog erger dan le beau billet qu'avait La Châtre, dat werd ten minste gemeend, toen Vinoy het schreef. Waren Nijhoff of Campbell, dien ik er aantrof, over S.J. bedroefd? Geen zier, als de man vrienden had, moeten die in eene andere dan de Spectators-wereld wonen. Nijhoff beloofde mij spoedig zijn gevoelen te zeggen over eene proef, die ik medebragt. Bakhuizens tweede deel zal waarschijnlijk in afleveringen het licht zien. Ik wenschte, altijd voor hetzelfde doel, Jonckbloet te spreken, maar wij vingen bot - hij was voor die mooije drie dagen van huis. De Bosbooms waren aan de beurt, dufjes, amice! dufjes! Mevrouw was den vorigen avond voor het eerst, na lang om de netelroos te huis te hebben gezeten, ter kerk geweest, en boette die stoutigheid met hoofdpijn. Gunning had mooi gepreekt, maar de weeskinderen hadden zoo lang nagezongen. ‘Engelenzang, Mevrouw! niets natuurlijker!’ ‘Doch waarom wilde men er mij dan niet uitlaten?’ Och, dat onze genieën wat minder pretenties hadden, bij een volk, dat zoo weinig pretentie op genieën maakt. Ik beproefde het met Bosboom, ik drong bij hem aan eens te Londen, te Berlijn, te Weenen te exposeeren. ‘Waarom zou hij zoo dwaas zijn?’ - ‘Dewijl ik in fransche, duitsche en engelsche kunstjournalen tot verzadigens toe lees, dat er geen hollandsche kunst meer is, en ik toch, pessimist als ik ben, door de weinigen die het kunnen, dat vonnis zag logenstraffen!’ ‘Wat geven wij om dat oordeel?’ Dufjes, amice! dufjes - ik stond op. ‘Koetsier! rijd ons het Monument eens om!’ Bosboom geloofde mij toqué, maar ik had waarlijk behoefte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eens te zien, of men gevorderd was met die kolossale dwaasheid en ergernis, terwijl er niets komt van het paleis der Staten Generaal, restauratie der Trèveskamer enz. Wij reden er om in een plasregen - de houten stellaadje was al hooger dan de hoogste huizen uit de buurt. Niet alles is bar van Dan tot Berseba - van Limburg Brouwer met zijne Oostersche opstellen was interessant, was frisch - en Heemskerk, met wien we bij Paulez aten, geestig als vroeger. Hij gelooft zoo min aan het aftreden van Fock als aan de vervanging van Lilaar. Volgens hem waardeer ik De Waal te weinig. De man moet het voor en tegen van alle Javakwestiën bestudeerd hebben. Moge de bedaarde den steen der wijzen hebben gevonden. Maandag kwam Uw brief: - waarom zou ik niet veel in dien ten goede houden; anders ziende dan Gij, moeten U mijn jongsten weer leed hebben gedaan. ‘Ik keur alles af, ik gevoel sympathie voor niets, ik doe aan niets mede!’ En het is Huet, die mij dat schrijft. Maar het is Huet die zich zelven een orde, een Militaire Willemsorde toekent!!!! Hoe verlangend zie ik met de volgende mail het berigt tegemoet, dat de storm is overgedreven, dat Gij rustig aan Uwe Courant voortwerkt. Eenige maanden kalmte en Gij zult Keuchenius meer regt doen en zelfs jegens v.d. Hoeven billijk leeren zijn. Uw stijl zal dan ook het gepeperde verliezen, dat de Europesche Kronijk van 7 Nov. onderscheidt, of is dit onwillekeurig het gevolg van het klimaat? Dan vreeze ik er voor, de Indische pers ooit de bezadigde, ooit de bedaarde te zullen zien. ‘Van de roemzucht, van die van Charlotte Birch Pfeiffer b.v., tot de dronkenschap maar een stap!’Ga naar voetnoot1 Intusschen heeft Uwe gedachte, dat de democratie over den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
demi-monde den staf breektGa naar voetnoot1, al mijne sympathie, al is ze bijwijlen in hare gezondheid ook op hare beurt zeer onbeschaamd. ‘Stof tot Zelfverwijt!’Ga naar voetnoot2 Mais ne soyez donc pas comme Fontenelle! Doe open de hand, als Gij in haar het middel hebt om Java ‘meer productief’ te maken, om nieuwe bronnen van welvaart te doen vloeijen. Onverdeelde toejuiching voor Uw artikel over het Inlandsch onderwijs enz. Pedagogie en poreusheid - voilà pourquoi votre fille est muette.Ga naar voetnoot3 Zie, Batavia moge naar Delft en naar Amersfoort zweemen, te Petten als te Putten zou men naar de Courant grijpen, waarin zulke dwaasheid ten toon wordt gesteld. Gij hebt in Uw Algemeen Overzicht 18 Nov. met Keuchenius een loopje genomen, maar mij dunkt, ik zie hem weigeren om mee te gaan, ik hoor hem: dankje! zeggen. Tirer la couverture à soiGa naar voetnoot4 lieve Vriend! doen wij dat niet allen? Uw eigen oordeel, niet alleen over Lion, de Bye, Keuchenius, maar over het stelsel dat zij voorstaan, wat is het anders dan tirer la couverture à soi? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C'est que la bedaardheid van den bedaarden Minister a bien son prix. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voortgezet den 30sten.De vierde aflevering van Los en Vast is verschenen. Van Gorkom neemt in dezen Jorissen à faire over zijne Afscheidsrede. Men zou het naauwelijks gelooven, als men bedenkt, dat zijn tegenwoordige mederedacteur H. de Veer toch ook den kansel vaarwel toeriep. Het is waar, die is stilletjes heen gegaan, zonder de modernen te moeijen. Een mooi woord, vindt Ge niet? Jorissen geeft vrij wat prijs, maar daarin schuilt van Gorkoms eigenlijke ergernis niet. ‘Ware hij met stille trom vertrokken, 't zou geloof ik voor hem zelven en voor onze zaak beter zijn geweest.’ Maar te durven zeggen: ‘Bij al de liefde voor mijne moderne beginselen won geenszins de liefde voor het ambt eens predikants, als zoodanig. Ik mag wel zeggen dat er zeer eigenaardige gaven, een zeer bijzondere roeping voor dat ambt behoort.’ Arme van Gorkom! die zich op eersten Kerstdag in de Westerkerk schor gepreekt heeft, ten bewijze dat hij moderne, al geloofde hij niets van het wonderdadige der geboorte, zeer wel feest konde vieren. Waarom Haan en Scheffer hunne medewerking hebben gestaakt, weet ik niet - misschien dewijl De Veer deels door zijn Bogerman, deels door zijn Hollandsche Mijnheer en Mevrouw en Bébé meer in den smaak des publieks is gevallen. Au risque van al weer moeijelijk te zijn, kan ik met die mannen toch niet sympathiseeren. Het boekske van Pierson, De liberale partij op staatkundig gebied, wordt vervolgens gewogen - en te ligt bevonden. ‘Ja,’ heet het, ‘het is geheel onjuist wat Gij zegt, dat “de staatsscholen moderne sectescholen zijn.”’ En nu het bewijs door die schrijvers geleverd: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Als de moderne opvatting in den zin der Wet van 1857 eene sekte vormt, dan houdt zij op de uitdrukking te zijn van “een kristendom verheven boven geloofsverdeeldheid”. Als sekte moet de moderne richting een dogmatisch beginsel hebben of ik weet niet welke de kenmerken van een sekte zijn’. Ne nous payons pas de mots, Messieurs! waarom komen wij er niet rond voor uit, dat Art. 194 naar onze meening het Ministerie den pligt oplegt, te zorgen, dat de school in Nederland op de wetenschappelijke hoogte blijve van die onzer naburen, als ze deze niet vooruitstreven kan. Geloof en gemoedsbezwaar zijn op dat punt volkomen onbruikbaar. Voor dat beginsel, toegepast op het gebied van beide, kennis en kunst, zou ik het meer eer vinden te vallen, dan plooijende en draaijende en huichelende aan de groene tafel te blijven zitten. Een derde artikel Iets over Natuurstudiën, naar aanleiding van het bekende boekske van Dr. H. Masius, is wel geen nieuw maar een waar en in menig opzigt behartigenswaardig woord. Voor het vierde stukje, Oudejaarsavond, Beelden en Schaduwen, een soort van Lublink Weddik redivivus, ontbreekt mij de zin. Aan den eersten regel heb ik genoeg: ‘De heilige Sylvester klotst door de straten.’ Zou de man, die dat schreef, drinken? Zoo ja, de jenever, no generous wine, is er schuld aan. Morgen eerst is de eigenlijke verzendingsdag der mail, doch in dit stormachtig weder valt op geen geregelden loop der posten te rekenen. Ook geloof ik niet, dat ik morgen meer nieuws zal hebben te berigten dan heden. En evengoed nu als dan kan ik U heden in gedachten de hand drukken, en hartelijk ons beiden aangenamer jaar en opgeruimder briefwissel dan in het vervlogen toewenschen. Zoo zij het! De Uwe. |
|