‘Ik heb beneden al wel.’
En die arme Sophie, in plaats van voor hare belangstelling beloond te worden, blijkt zij gestraft, immers zoo lang verkoudheid nog geen zegen is! Toch twijfel ik bij wijlen, of de oorzaak niet elders schuilt. Wij zitten namelijk tegenover elkander allergezelligst te niezen, kunnen elkaâr bij tusschenpoozen moeijelijk aanzien, het wordt ongeveer zooals Beets zingt:
Een traan en lachjes gaan en komen
Als kenden zij elkander niet!
Maar zij hebben er op mijn woord niets van, dat zij alle vromen zouden verrukken!
Welk eene week!
Maar zoo zeker als van Dan tot Berseba nooit alles dor is, zoo goed waren er oasissen - is dat het juiste meervoud? zoo goed waren er groene plekken in die woestijn. Als de klok acht sloeg, neen, verscheiden minuten voor zij acht slaan zou, werd het boven stil, daar viel de moker voor het laatst, en geschoffel verving het gedreun, het daverde voorbij, een dreun van de huisdeur, of de muren zouden instorten, en er was rust!
Het vreemdste van den ganschen dag kwam op het lest, de stilte ging aan het recenseren, van acht tot half tien, dan komt het Handelsblad, maar dat recenseert niemand. Van acht tot half tien waren beurtelings Multatuli en Heine aan de beurt - Multatuli, omdat ik den brief van Mevr. Douwes Dekker nog beantwoorden moet, - Heine, dewijl ik mij na zulk een dag uitspannen wilde. Helaas! die Ideën tegen de Reisebilder - hoe legden zij het af! Zelfs bij de eenzijdige beschouwing van Thorbecke, zelfs bij dien overdreven uitval contra Van der Palm, zag ik de kamer om mij heen, de lamp voor mij, ergst van al de wijzerstift op de pendule traag voortglijden.... met Heine was ik in Lucca, zoo in de badplaats als in de stad.