LXXXVIII
Amsterdam, 18 December 1865.
Lieve Vriend!
Bravo, bravissimo!
V.'s portefeuille is rijk aan schetsen, theologische en litterarische - maar hoe voortreffelijk ze zijn, er viel geen geld meê te slaan.
‘Beproef het met de Journalistiek.’
En de Enschedès - men zou ze haast liefkrijgen, - weten te waarderen wat der schare ontsnapt
1876 - is lang vooruit, maar waar is 1856? Ik weet het, er zijn herinneringen over, too sad, zei Scott, to be ever remembered without tears - maar de vista die onafzienbaar scheen, hoe kromp zij zamen, hoe deinsde ze weg!
Ons huis is open, zoodra de schrijver der ‘verwenschte’ Ada gereed zal zijn om Mevr. Huet en Gideon te brengen. Wij zien ten dien einde het ledikantje met genoegen te gemoet, en ook de boekenkisten, als er ‘Molière’ en ‘Taine’ meê in zijn.
Leopold scheen ter goeder ure voor ons Ministerie gestorven, maar naauwelijks begraven, beginnen de geruchten van aanvulling en aftreding opnieuw. Een Leydsch Professor zou het Ministerie van Financiën zijn aangeboden, maar hebben geweigerd. Was het Vissering, die het te goed heeft? of Buijs, die zich niet wil laten verslijten? ingeval Thorbecke eens inderdaad aftrad, hetzij in Februarij uit vrije keuze, of in Julij voor een school-agitatie?
Ik ben den hutspot moê, - zouden wij 1o Junij weêr ‘Donkere Dagen voor Kersmis’ krijgen?
Wie is toch ‘Keerom!’ die in den laatsten Spectator niet onaardig met Mevr. B.T. en Mr. J.v.L. heeft gesold? Die