‘Welk een naam, Generaal! Rakkers?’
‘Met Uwer Majesteit's welnemen: Frakkers, Alexander Balthazar Frakkers!’
‘Hoe jammer,’ zei de Koningin, ‘hoe jammer, als hij anders heette. Nahm' ist Rauch und Schall, aber Frakkers! Generaal! ik beveel hem U aan, als er iemand moet voorgedragen worden...’
‘Frakkers!’ zei de Generaal, toen de Koningin was weggestoomd en de officieren den wijn dronken, die hare Majesteit was aangeboden, doch waaraan zij de vorstelijke lippen niet had gezet. ‘Frakkers, je moogt van geluk spreken. Je wordt plaats-majoor!...’
‘En aan wien heb ik dat te danken, Generaal!’
‘Ik dacht, Frakkers! dat je hart...’
‘Mijn hart, Generaal, zit op de regte plaats.’
‘Ik dacht, Frakkers, dat het niet enkel op de regte plaats zat, dat het ook ter regter ure sprak!... Die gezegende Vorstin... die daar wegstoomt, wie weet? misschien naijverig denkende...’
De wijn was goed, want de Generaal werd gemoedelijk, en er moet veel wijn zijn geweest, want dat gemoed werd niet week door een enkele flesch!
Zooverre Sophie, voor mij, ik getuig gaarne dat de man, trots zijn leelijken naam en zijn zeven zusters, smaak heeft voor bloemen! ‘En dat valt maar van weinig plaats-majoors te zeggen,’ beweert Sophie, die ze kent!
Zal Gideon galant genoeg zijn dat reuzinnetje haar plaats in de calèche te gunnen? De robe vliegt op alsof zij door het Bois de Boulogne reed!
Na vele groeten van Sophie aan U beiden
Van harte de Uwe.