illusies had gemaakt die ik vrees niet vervuld te hebben. Wat mijn eerste plan was geweest geheel in beeld of althans in gesprekken te brengen - moest nu maar zoo haastig en zoo min omslagtig mogelijk verteld worden, maar zoo laconiek als Gij het begeerd hadt, kon ik niet zijn. Toen ik Ximenes zou schrijven was ik volkomen vrij, alleen eene situatie te kiezen - en éen man op te voeren. Maar hier ben ik door omstandigheden gebonden, die maar niet zoo zijn weg te cijferen - en waarvoor ik ‘après tout’ nog hart genoeg heb om ze uit te werken en eenig regt te doen. Gij kunt het mij niet ten kwade duiden, al zou Uw kritiesche blik er gevaar in zien - maar 't is eene vrijheid die Gij zeker voor Uzelven zoudt eischen als Gij in mijne plaats waart en er over dacht zooals ik. Sprekende overmeestert Gij mij altijd door Uwe levendigheid en scherp vernuft, maar nu ik schrijf kan ik het zeggen zooals ik het meen: de bijomstandigheden (en ik vind dat heel natuurlijk! het doet mij leed genoeg) - hebben mijn werk voor U bedorven, dat vroeger Uwe goedkeuring, Uwe belangstelling mogt wegdragen - en waaraan Gij - ik erken het dankbaar - met voorliefde Uw tijd en moeite hebt gewijd - daar was in die medewerking wat mij vleide en vertrouwen gaf - maar daar was ook in wat mij belemmerde en bezwaarde - ik heb het U meer dan eens te kennen gegeven, en al ben ik niet verwaand noch stompzinnig genoeg om de kritiek te verachten, noch geen voordeel te willen doen met hare opmerkingen, telkens te midden van 't bewerken - hare eischen te hooren en daarna mijne voorstellingen te moeten regelen, dàt valt mij te moeijelijk en waar ik er naar trachtte, miste ik dikwerf de inspiratie. Gij hebt het maar al te goed aan mijn werk kunnen zien en nu zou ik even graag als Gij zelf zeggen, zooals het Engelsche volk soms tot de acteurs in de bloedige drama's:
Commit the murder, and down with the curtain!