De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 128]
| |
LXXIII
| |
[pagina 129]
| |
En met boekhandelaars onderhandelen, - merci, j'en ai eu assez. Gaarne zou ik mijn woord voor zondag geven, maar Fischer is op komende weg, en dan dien ik naar Oosterbeek te gaan, of ten minste te vernemen wat plan hij heeft. Mag ik dus vrijdag antwoord zenden? Van Pamela niets gehoord, de Standaard heeft gelijk, de oude Gids is nu Leydsch geworden. Ik heb den Levensbode gekocht en lees dagelijks, hoe geestig ik voor mijn vroegere bekrompenheid werd gekastijd. Slechts heeft Van Vloten één ding vergeten; het is niet dat mijn mederedacteurs - ook toen v.d. Brink verdween - reeds dadelijk meê stem hadden - het is dat hem iets onhebbelijks eigen is, waarmeê ik maar geen vrede krijgen kan. Het is iets afstootends, dat in onze naturen ligt. ‘Wij moeten maar in onze rol blijven.’ Hartelijke groeten aan Mevrouw van Sophie.
de Uwe. |
|