De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 121]
| |
LXIX
| |
[pagina 122]
| |
Welk een vers in De Gids van Junij 1865!! En om dat te beleven heb ik vijf-en-twintig jaar aan De Gids gewerkt! ‘Erg, heel erg!’ zouden de Bosboompjes zeggen - wat dunkt U van Hoey IX? Ik heb er aan gedaan wat ik kon, tot schrik van SpinGa naar voetnoot1 en angst van Pamela, maar tijd om de goede grepen te doen uitkomen, om deze en gene groep te laten schilderen, dien had ik niet. In haast de overige tijdschriften voor Junij heden ochtend doorbladerende, mogt ik getuigen: ‘'t Is mooi genoeg!’ De Pinksterdagen zullen ons, denk ik, te huis zien blijven. Ik heb het een en ander bij te werken, waarvoor ze mij zullen gelegen komen. De nieuwe wandeling op Duin en Daal zult Ge ons wel eens een volgenden Zondag wijzen? Welk een tal van boeken heb ik ten gevolge van ons uitstapje gereed gelegd om te lezen en te herlezen! Hoe gelukkig maakt mij in dat opzigt het uitstel van Hoey. Het beraamde uitstapje naar Luik zal Mevr. Bosboom in staat stellen haar verdere schets de locale kleur te geven, die haar opstel tot nog toe mist. Maar welk een idee dat togtje om het schoonmaken uit te stellen! Dat zijn de ware reizigers niet! Geniet Ge sedert Uwe terugkomst de artikelen van John Lemoine in de Débats niet dubbel? Ik geloof dat hij goed ziet, den Italianen het talent toekennende de s'arranger entre eux! Veel liefs aan Gideon, vele groeten van Sophie.
Van harte Uw beider. |