LVII
Amsterdam, 19 Januarij 1865.
Lieve Vriend!
Het plan zondag eens zamen te praten lacht mij zeer toe, en ik stem van harte voor het amendement van Mevrouw Huet, als HEd. geen vrede heeft met den volgenden voorslag.
Het twaalfuurtje wordt noch te Haarlem noch te Amsterdam genuttigd, maar ergens in de buurt van Haarlem, waarheen wij zamen rijden. Het blijft van het weder afhangen of Sophie en ik om 8.30 of om 11.20 van hier gaan. De wandelrid wordt daarnaar door U bepaald. Wij hebben allen behoefte aan versche lucht en versche ideën, en het is ook voor allen het best dat wij per trein van 3.39 terugkeeren.
Uw antwoord, liever nog Mevrouws meening over dit amendement van een amendement zal mij lief zijn.
Bravo! voor Uw antwoord naar Rotterdam. Is Tiele de schrijver van dien fraaijen brief? Pierson had moeten begrijpen dat men flink in de bres springt, als men de behulpzame hand wil bieden, - dergelijke waarschuwingen zijn geen blijk van vriendschap, zij verlammen veeleer.
U deden zij het niet, U blaakt reeds weêr nieuwe strijdlust, lieve Vriend! laat de bui nog een beetje overwaaijen, Uw liefste bondgenoot is de tijd, die het gerel en gezeur vervelend maakt, die de keerzijde van de penning doet zien.
Een opstel naar aanleiding van Sainte Beuve's des LecturesGa naar voetnoot1 heeft al mijne sympathie, maar zonder wêeromstuit op het Journal de Bruxelles. Laat 's Hage er nog eerst buiten....
Ook krijgt Ge welligt een bezoek van Schneevoogt, dien het gebeurde ter harte gaat. Bedaardheid, lieve Vriend! hoe zwaar die U valle, inschikkelijkheid en edelmoedigheid als