waarmee van de Fransche en Engelsche parlementaire welsprekendheid wordt gewaagd.
bl. 11 louter eenige namen.
bl. 13 alleraardigst, Disraëli en de Clown. Zoude ter afwisseling, tot genoegen van den lezer, tegenover de beide, ik beken het onvermijdelijk lange, aanhalingen een tweetal groepen uit het een en het ander parlement genomen, het opstel geen goed doen? Ge kunt ze schetsen, eer de proef U gewordt. Zij vallen dan nog in te lasschen. Voor de Franschen behoeft Ge geen fonds, Gij draagt dat in U om, voor de Engelschen voeg ik hier een paar boekskens bij, die de heugenis zullen aanvullen.
Verzuim ook niet, er is nog tijd toe, Van Limburg Brouwers pogingen, vrijheid van schrijven te verwerven tot voor de officieren toe, te waarderen. Het behoort evenzeer in het cader van de Gids als het riposteren van Van Nierop.
Zijt Gij over Uw begin volkomen tevreden, Vissering en vooral Fruin in consideratie genomen? Ik zou het minder zijn, maar ik wantrouw bij die dingen de subjectiviteit van mijn oordeel. Welke aanvang mij gelukkiger zou hebben geschenen? Een protest tegen een uitspraak van Goethe, een protest dat ik op Uwe wijze zou hebben ingediend, glad erkennende dat in de stelling onschatbaar veel waars lag, en haar toch glad bestrijdende.
Al hoor ik er alleen later Uw oordeel over, ga ik de plaats afschrijven.
Wij zijn in 1827, er zijn in de Chambre des Députés eenige de pers belemmerende veranderingen door het Ministerie voorgeslagen. Goethe beweert:
‘Das einschränkende Gesetz wird nur wohlthätig wirken, zumal da die Einschränkungen nichts Wesentliches betreffen, sondern nur gegen Persönlichkeiten gehen. Eine Opposition die keine Grenzen hat, wird platt. (Het onderschrapte zou mijn Motto zijn, het is kerniger, schlagender dan het gemoedelijke uit Winschoten.) ‘Die Einschränkung aber nöthigt sie