De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 90]
| |
kan opgaan! Maar Gij weet wel beter, en houdt het mij dus ten goede dat ik U geen dank zegde voor de vertrouwelijke mededeeling. ‘Algemeen Directeur’, geloof ik, is iets anders en vrij wat meer dan ‘Chef de Bureau’, - Algemeen Directeur geen benijdenswaardig baantje aan een blad dat dagelijks verschijnt, en zich met beide politiek en litteratuur bemoeit! Schoon het moeijelijk is zich zoozeer in den toestand ook van den liefsten vriend te verplaatsen dat men het lot van dezen geheel juist beoordeelt, op het gevaar af in mijne beschouwing een beetje eigen meening te mengen, - ik wensch U de betrekking niet toe - dan onder één voorwaarde! En die zal het bestuur, bij den besten wil, waarschijnlijk niet kunnen vervullen, want zij is geen andere, dan dat het U een inkomen toekenne groot genoeg om na vijf jaren arbeid, tien jaren adem te scheppen! Er zijn weinig bezigheden die zoo veel en zoo vroeg verslijten als dag aan dag voor een grondig of geestig artikel te moeten zorgen, de algemeene redactie op den koop toe. Gare à vous! Ik hoop U heden eene revisie van het Eerste Blad der Verrassing van Hoei te zenden. Gedachtig aan Uw wenk dat de Gids van dit jaar er goed uit moet zien, dubbel te behartigen bij het herleven der Letteroefeningen, met een medearbeider die uit Parijs over Tennyson schrijft, heb ik geschrapt en gewijzigd - oordeel zelf met welk gevolg! Hoe jammer dat onze vriendin niet van den beginne af op de gedachte van het gesprek der officieren is gekomen, het geheel zou dan meer gang hebben gehad. Maar daartoe is het te laat! en bovendien zij vraagt mij vriendelijk, ‘om der omstandigheden wil’ op het begin nu verder geene aanmerkingen te maken, dan die in proef kunnen geschiên. Ik voorkwam haar wensch, door deze wijzigingen maar zelf te beproeven. Als Gij | |
[pagina 91]
| |
er nu Uwen blik over wilt laten gaan, en hier en daar een toetsjen aanbrengen, een redeke schrappen, een lichtje sparen of hoogen, dan zal ik haar met een briefje de slotrevisie zenden. Wees dus zoo goed mij deze proef geamendeerd terug te zenden, of morgen meê te brengen. Een dergelijk genot wacht U ook van Eenheid des Levens. Daarin volstond echter het snoeimes; de aardigheden, die niet aardig waren, uit te wisschen, maakte het stuk veel aardiger. Quack schijnt door het boek van Joly, Dialogues aux Enfers niet uitgelokt, hij is Broeder en Zuster begonnen. Van den verloofde is nog geen teeken van leven. Tot morgen - of anders tot Zondag. Vele groeten van Sophie, - mijn respect aan Mevrouw.
Van harte de Uwe. P.S. Gideon komt immers Zondag ook mee? |
|