XLII
13 November 1864.
Comment je devins auteur dramatique, van Dumas, heeft een aardige voorrede, waarin hij beschrijft, hoe hij de pen van den Generaal Foy ontwijdde.
Iets dergelijks pleeg ik, - U niet tehuis vindende, Lieve Vriend! - op reis naar den man ‘die zoo met verf knoeit’, zegt Gideon.Ga naar voetnoot1
Maar is dus teleurstelling ons deel en dat van Uw pen, ik laat eene schadeloosstelling achter in het handschrift van Mevrouw Bosboom. Wilt Gij het lezen? Mij schijnt het toe dat de Inleiding kan gemist worden, - sauf eenige bijzonderheden van Héraugière, later in te lasschen. De toestand zal er bij winnen als de lezer niet reeds vooruit weet, dat de verrassing van Hoei geen vrucht droeg enz.
Een paar brieven van Mevrouw Bosboom zullen U een aangenamen avond bezorgen.
En nu nog eenige eenige vragen:
Woont Th. Jorissen tegenwoordig in Haarlem?
Wie is de flinke Dominé die al onze vrome prullaria zal recenseren?
En hebt Ge Kuenen gepolst over de Zendelingenzaak?
18 dezer 's avonds, vrijdag, houdt de Debating Club feest met dames:
300ste Vergadering, met Dames.
Onderwerp: de Invloed der Vrouwen.
Komen Mijnheer en Mevrouw Huet dan over? Alberdingk, die spreker of liever verdediger der stelling zijn. zal, zoude U gaarne zien.
Van harte de Uwe.
(De pen is bedorven.)