De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendXXVII
| |
[pagina 53]
| |
‘Dat heeft hij zeker aan alle buitenlandsche genootschappen cadeau gedaan!’ Se non è vero è ben trovato, Calumnia! U meer van zijne Gedichten te bezorgen, ik wanhoop er aan, tenzij Ge mij de titels opgeeft, want PamelaGa naar voetnoot1 is naar Baden-Baden. Hierbij wat ik zelf nog bleek te bezitten, een paar overdrukjes van verhalen en jaargangen van den Almanak die mij ontbreken, en eenige losse deelen van den Spectator. Het is een genoegen de laatste door te snuffelen om de sympathie voor de Gids van die dagen! Ce que c'est que d'avoir du courage! Zimmerman is met vrouw en kroost in dezen groenen November van ochtend in al dat weêr naar Cleef vertrokken. Wij zullen een zoo doorluchtig voorbeeld volgen, en Zondag, wat storm het waaie, naar Bloemendaal gaan, wij hebben het aardige kluisken, wij hebben de gulle vrienden voor! Maar laat ons voor het eten niets bepalen, als de hemel met ons mogt zijn, zou ik het aardig vinden, dat wij zamen te Zandvoort gingen eten, en Veth huiswaartskeerend met zijn bevordering gelukwenschten. ‘Maar’, zou Sophie zeggen, ‘Mevr. Huet houdt niets van die onzekere plannen, er moet vooraf gezorgd, besteld worden.’ En om dat voor te komen, zeg haar over dit briefje geen jota! En Uw plan van uitgave der Poëzie? Als Uwe vriendschap U niet verblindde, als mijn ijdelheid het zou willen wagen - het ging immers niet met een Uitgever, die allerliefst is als ik hem opzoek, maar overigens nooit aankomt en nooit van zich hooren laat? Vele groeten aan Mevrouw. Arme Gideon met dat weêr!
Van harte de Uwe. |
|